• No results found

nIeuWe gezInsvormen: dIlemma’s en Wensen

In document Kind en ouders in de 21ste eeuw (pagina 90-101)

03 maatschappelijKe OntwiKKelingen

3.3 nIeuWe gezInsvormen: dIlemma’s en Wensen

In par. 3.2 is getracht een overzicht te geven van de verschillende gezins-vormen binnen de Nederlandse samenleving en de veranderingen die daarin hebben plaatsgevonden. Deze gegevens zijn, met enige slagen om de arm, nog vrij precies vast te stellen. Dat ligt anders bij de vraag met welke problemen en dilemma’s de personen die in deze gezinsvormen opvoeden en opgroeien, in de praktijk worden geconfronteerd en de wensen die zij hebben.

De Staatscommissie heeft zich ook van dit laatste een beeld willen vormen. Hiertoe heeft zij vanaf het begin van haar werkzaamheden voortdurend verschillende groeps- en individuele gesprekken georga-niseerd met ervaringsdeskundigen, belangengroeperingen, juristen, ge-dragswetenschappers, kinderrechtenorganisaties en hulpverleners. Om ervaringsdeskundigen te spreken is een open uitnodiging uitgezonden aan eenieder die ervaringen wilde delen met de Staatscommissie. Op vrijdag 20 maart 2015 heeft de Staatscommissie daarop in verschillende samenstellingen gesproken met in totaal 42 personen. Dat betrof zo-wel wensouders als draagmoeders, adoptiekinderen, donorkinderen en bevrijdingskinderen, maar ook verschillende personen die zich beroeps-matig met gezinnen en gezinsvorming bezighouden. Daarnaast heeft de Staatscommissie vanaf haar instelling een e-mailadres gebruikt waarop eenieder een bijdrage kon leveren. Ook dat leverde nuttige en zeer ver-schillende inbrengen op, van korte hartenkreten tot uitgebreide betogen.

Een lijst van geraadpleegde deskundigen en organisaties is opgenomen in Bijlage III. De namen van ervaringsdeskundigen die de Staatscom-missie mondeling of per e-mail hebben benaderd, worden daarbij uit privacyoverwegingen niet genoemd.

In het onderstaande wordt een kort overzicht gegeven van een aantal belangrijke thema’s in de inbreng die de Staatscommissie heeft ontvan-gen. Daarbij wordt telkens de grootste gemene deler weergegeven. Van meer specifieke opmerkingen, bijvoorbeeld over specifieke juridische problemen en mogelijke oplossingen daarbij, is gebruik gemaakt bij het opstellen van de hoofdstukken over het geldend recht en de visie van de Staatscommissie. Deze specifieke problemen komen in het onderstaande overzicht niet terug.

89

MaatschappelIjKe ontwIKKelIngen

Belang van het kind

Vrijwel alle personen die de Staatscommissie heeft gesproken, stellen het belang van het kind voorop. Dit betekent niet dat iedereen hetzelf-de onhetzelf-der het belang van het kind verstaat. Sommigen benadrukken dat kinderen recht hebben op ouders, maar (wens)ouders geen recht op kin-deren. Meermaals werd daarbij met betrekking tot verschillende ontwik-kelingen en medische behandelingen gesteld dat niet alles wat kan ook zou moeten kunnen. Daarbij wordt dan telkens tevens verwezen naar het belang van het kind. Anderen stellen dat de positie van kinderen gelijk zou moeten zijn, ongeacht in welke gezinssituatie het kind wordt gebo-ren. Door kinderen en ervaringsdeskundigen, door gedragswetenschap-pers en door de raad voor de kinderbescherming wordt het belang van het kind ingevuld met de volgende elementen: stabiliteit, een vertrouwde plek, continuïteit van relaties binnen een beperkt netwerk, dagelijkse beschikbaarheid, respect en sensitiviteit. Anderen leggen de nadruk op bekendheid van de afstammingsgegevens. Ook wordt van verschillen-de kanten gewezen op verschillen-de waardigheid van het kind met betrekking tot betaald draagmoederschap en het gebruik van donorgameten. Kinderen mogen niet worden gereduceerd tot geld, mogen geen handelswaar wor-den. Een enkeling stelde dat niemand geld zou mogen verdienen aan het ontstaan van een kind.

Vanuit rechtswetenschappelijke hoek is gesteld dat het wenselijk zou zijn om, wanneer wordt nagedacht over de grondslagen van het afstam-mingsrecht en de betekenis van juridische afstamming en gezag, de be-grippen afstamming en gezag te beschouwen als containerbebe-grippen. De verschillende gevolgen die aan afstamming en gezag worden verbonden, zouden daarbij los van elkaar moeten worden beschouwd. Of een gevolg in een bepaalde situatie zou moeten zijn verbonden aan afstamming of gezag, kan daarbij afhankelijk worden gemaakt van een invulling van het belang van het kind daarbij.

Afstamming

De beschikbaarheid van afstammingsinformatie wordt door vrijwel iedereen van fundamenteel belang geacht voor het kind. Dit geeft het kind de mogelijkheid om zijn wortels te kennen en plaatst het kind in een lijn. Voor sommigen betekent dit ook automatisch dat kinderen bij de genetische ouders zouden moeten opgroeien en dat alleen genetische ouders de juridische ouders van het kind zouden moeten kunnen worden

90 staatsCommissie Herijking oudersCHap • kind en ouders in de 21ste eeuw

(zie Hoofdstuk 6, Juridisch ouderschap). Door gedragswetenschappers wordt het belang van opgroeien bij de genetische ouders voor het welbe-vinden van het kind en de band tussen kind en ouders gerelativeerd. Wel wordt onderkend dat de genetische afstamming voor sommige mensen van groot belang is voor de identiteitsontwikkeling.

Door vrijwel iedereen werd gedeeld dat afstammingsinformatie onaf-hankelijk van de ouders voor het kind toegankelijk zou moeten zijn. De Staatscommissie heeft verscheidene verhalen gehoord van personen die pas op latere leeftijd ontdekten niet genetisch van een of beide ouders af te stammen. Dit wordt door sommigen als zeer traumatisch ervaren.

Maar ook als al vanaf vroege leeftijd bekend is dat er een donor is, kan dit voor kinderen een langdurige zoektocht naar de eigen afstamming betekenen. De behoefte aan kennis van de afstamming blijkt van per-soon tot perper-soon erg te verschillen en kan gedurende de levensloop veranderen. Vanwege de mogelijk veranderende behoefte gedurende het leven is benadrukt dat het van belang is dat gegevens altijd te achterha-len zijn.

Het gaat bij de beschikbaarheid van afstammingsinformatie om meer dan alleen de afstamming, ook om de bredere ontstaansgeschiedenis.

Hoe ben ik ontstaan, wie waren daarbij betrokken?

Sommigen wijzen hierbij naar de geboorteakte als bron van informa-tie. Anderen stellen dat deze informatie niet per se in de geboorteakte hoeft te worden opgenomen, mits de informatie over onder meer de genetische afstamming maar ergens laagdrempelig toegankelijk is. Er wordt gewaarschuwd dat informatie over genetische afstamming op de geboorteakte in het buitenland onbedoelde gevolgen kan hebben: de genetische ouder kan als ouder worden gezien, terwijl enkel is bedoeld informatie te geven over de genetische afstamming.

Leeftijdsgrenzen

Vanuit verschillende hoeken zijn opmerkingen gemaakt over leeftijds-grenzen die worden gehanteerd in het recht en in de toegang tot medi-sche behandelingen.

Vanuit de juridische praktijk is gemeld dat bij het horen van kinderen in een juridische procedure momenteel te zeer wordt vastgehouden aan de wettelijke leeftijdsgrens van 12 jaar.25

Kinderen zouden vaker al op jongere leeftijd kunnen en moeten worden gehoord in procedures, zo werd door sommigen gesteld. Wettelijk gezien

25 Artikel 809 Rv.

91

MaatschappelIjKe ontwIKKelIngen

is er al ruimte om ook deze kinderen te horen, maar dan zou hiervan wel meer dan nu het geval is gebruik moeten worden gemaakt.

Ervaringsdeskundigen merkten op dat de wettelijke leeftijdsgrens van 16 jaar voor het achterhalen van de donorgegevens26 te hoog is. Sommige kinderen hebben al eerder behoefte om te weten van wie zij genetisch afstammen. Als het kind hiervoor rijp genoeg is, zou dit mogelijk moeten zijn.

Maar ook de leeftijdsgrenzen voor IVF-behandelingen zijn door sommi-gen onder de aandacht gebracht. Nu mensen ouder worden, zouden zij ook tot een latere leeftijd medische assistentie moeten kunnen krijgen bij de voortplanting, zo is het idee. Het standpunt van de NVOG over geassisteerde voortplanting met gedoneerde gameten sluit ook hierop aan.27

Het recht een gezin te stichten

Vanuit verschillende belangengroeperingen is benadrukt dat iedereen een gelijk recht heeft om een gezin te stichten. Zowel de ongelijke toe-gang tot medische hulp als de ongelijke toetoe-gang tot juridisch ouderschap wordt als bron van onrecht gezien. De maatschappij is al veranderd, maar de toegang tot medische hulp en het afstammingsrecht zijn nog onvol-doende mee veranderd, zo wordt gesteld. Daarbij wordt benadrukt dat moderne leefvormen met drie of vier ouders in de praktijk al voorkomen, net als draagmoederschap.

De vraag is niet of de overheid deze zaken toelaat, maar of men in deze situaties bescherming biedt. Zonder die bescherming bestaat er veel onzekerheid en rechtsongelijkheid voor de juridisch niet-erkende ouders en hun kinderen, zoals onzekerheid rond de positie van de verzorger/

niet-juridische ouder bij de school van de kinderen, ongelijkheid bij me-dische beslissingen, onzekerheid bij echtscheiding en overlijden en met betrekking tot alimentatieverplichtingen, ongemakken bij reizen naar het buitenland, ongelijkheid bij zorgverlof en in het erfrecht en belastingen.

Overigens worden deze problemen minder gemeld voor niet-intentionele meeroudergezinnen (stiefgezinnen) dan voor intentionele meerouderge-zinnen.

Daarnaast ervaren de juridisch niet-erkende ouders in een meerouder-gezin een gebrek aan erkenning. Een regeling voor deze meerouder-gezinnen zou een

26 Artikel 3 Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting.

27 NVOG 2016.

92 staatsCommissie Herijking oudersCHap • kind en ouders in de 21ste eeuw

teken van maatschappelijke acceptatie zijn. Sommige stiefouders melden ook de behoefte aan – juridische – erkenning.

Meerouderschap en meeroudergezag

Meerdere belangengroeperingen hebben zich uitgesproken voor meer-ouderschap en meeroudergezag; zie hierboven ‘Het recht een gezin te stichten’.

Ervaringsdeskundigen melden tevens dat ouder worden met meer dan twee mensen een ingrijpende beslissing is, waarmee veel positieve erva-ringen bestaan, maar waarover ook zorgvuldig moet worden nagedacht.

Wederzijdse verwachtingen van wensouders moeten vooraf duidelijk zijn en goed worden vastgelegd, want anders kunnen gemakkelijk problemen ontstaan.

Vanuit gedragswetenschappelijke hoek wordt in het algemeen gesteld dat kinderen zich kunnen hechten aan meer dan twee personen. Een ab-soluut maximum van het aantal mogelijke ouders is vanuit dat perspec-tief maar moeilijk te geven. Wel is stabiliteit in de verzorgingsrelaties van groot belang voor het welzijn van het kind. Voor drie-oudergezinnen, doorgaans met één ouderpaar en één alleengaande ouder, wordt als specifiek risico genoemd dat er een ‘twee tegen één’-situatie kan ont-staan.

Vanuit de juridische praktijk en organisaties op het terrein van kinder-rechten bestaat weinig bezwaar tegen meerouderschap. Dit wordt gezien als een mogelijkheid om te komen tot een erkenning van de rol van ver-schillende personen en een gelijkstelling voor het erfrecht en voor on-derhoudsverplichtingen. Wie juridisch ouder zijn, zou wel moeten blijven worden bepaald vanuit het belang van de stabiliteit van de opvoedings-situatie en meer in het algemeen het belang van het kind. Benadrukt is dat bij meerouderschap de beschikbaarheid van afstammingsinformatie een extra aandachtspunt is. Er is gewezen op de onderhoudsverplich-tingen van kinderen voor ouders. Een kind met meer dan twee ouders zou de verplichting hebben deze allen te onderhouden, wat een oneven-redig beroep op deze kinderen zou doen en zou leiden tot ongelijkheid ten opzichte van kinderen uit twee-oudergezinnen. Als meerouderschap wordt overwogen, zou deze verplichting niet ongewijzigd kunnen blijven bestaan, zo is gesteld.

Over meeroudergezag bestaan meer twijfels. Vanuit de juridische praktijk

93

MaatschappelIjKe ontwIKKelIngen

én de gedragswetenschappelijke hoek wordt gewezen op de bestaande problemen bij echtscheidingen. Vrij breed wordt gevreesd dat meerou-dergezag een groter conflictpotentieel heeft. Sommigen stellen daarbij dat ook het vermogen om elkaar bij te sturen en ruzies op te vangen toeneemt bij meeroudergezag. Als alternatief voor meeroudergezag noemen verschillende personen de mogelijkheid van beperkt deelgezag voor ‘meeouders’ het onderzoeken waard. Ook wordt het vereenvoudigd terugbrengen van het aantal gezagsdragers in geval van conflicten als mogelijkheid genoemd.

Wie heeft er gezag?

Verschillende personen uit de juridische praktijk melden dat de huidige gezagsregeling zeer ingewikkeld is. Het gezagsregister biedt daarbij geen uitkomst: dit is slechts beperkt toegankelijk en al het gezag dat automa-tisch (van rechtswege) ontstaat, wordt daarin niet genoteerd. Rechterlij-ke beslissingen worden hierin wél geregistreerd, maar bij verschillende personen bestaat de indruk dat de daadwerkelijke registratie in de praktijk te wensen overlaat. Het belang van een toegankelijk en volledig gezagsregister neemt toe met het ingewikkelder worden van gezinsvor-men en gezagsrelaties.

Binnen de rechtswetenschap en de juridische praktijk bestaat on-enigheid over het antwoord op de vraag of het erkennen van een kind automatisch tot gevolg zou moeten hebben dat gezag ontstaat (zie ook Hoofdstuk 7, Gezag). Door sommigen wordt gesteld dat het ongehuwd samenleven meer en meer het uitgangspunt wordt en dat de gezagsre-geling daarop zou moeten aansluiten in de toekenning van automatisch gezag. Anderen stellen dat, indien erkenning automatisch leidt tot gezag, het gevolg kan zijn dat er minder kinderen worden erkend. Dit wordt niet in het belang van het kind geacht.

Ook wordt vanuit de rechtspraktijk en rechtswetenschap opgemerkt dat de regeling van voortgezet gezamenlijk gezag na echtscheiding niet in het belang van het kind is. Het zou eenvoudiger moeten worden om ge-zag op maat mogelijk te maken. Voor gezamenlijk gege-zag na echtscheiding zou overeenstemming tussen beide ouders een voorwaarde moeten zijn, zo wordt gemeld. Vanuit de hulpverlening en de gedragswetenschappen is bij de Staatscommissie bepleit dat het mogelijk moet worden gemaakt dat een of twee personen binnen het familienetwerk een speciale rol

94 staatsCommissie Herijking oudersCHap • kind en ouders in de 21ste eeuw

krijgen, vergelijkbaar met voorheen meer voorkomende peetouders. Die persoon zou dan het belang van het kind kunnen bewaken als er pro-blemen ontstaan binnen het gezin. Over het antwoord op de vraag of deze persoon ook (deel)gezag zou moeten hebben, wordt verschillend gedacht.

Draagmoederschap

Over draagmoederschap zijn de meningen verdeeld. Kinderrechtenorga-nisaties zijn van oordeel dat commercieel draagmoederschap verboden zou moeten zijn. Draagmoederschap roept ethische vragen op vanuit het belang van het kind en vanuit de positie van de draagmoeder. Sommigen bepleiten dat hierbij een principieel standpunt moet worden ingenomen en dat een pragmatische benadering onwenselijk is.

Vanuit rechtswetenschappelijke hoek en vanuit belangengroeperingen van wensouders wordt gesteld dat draagmoederschap, ook tegen beta-ling, een maatschappelijke realiteit is. Betalingen aan een draagmoeder zouden toelaatbaar moeten zijn, mits deze binnen redelijke grenzen blijven en oneigenlijke druk op de draagmoeder wordt voorkomen.

Vanuit de hulpverlening wordt onvrede geuit over de – als te negatief ervaren – beeldvorming rond draagmoederschap. Draagmoederschap gebeurt in veel gevallen waarmee zij bekend is, heel weloverwogen.

Draagmoederschap maakt ouderschap mogelijk voor groepen die anders geen ouder kunnen zijn, hetgeen positief wordt geduid.

Vanuit gedragswetenschappelijke hoek zijn de meningen verdeeld.

Gesteld wordt dat bij draagmoederschap de kinderwens vooropstaat in plaats van het belang van het kind. Maar ook wordt gesteld dat vanuit pedagogisch perspectief geen aanleiding bestaat om draagmoederschap als afstammingsrelatie te erkennen. De persoon van de draagmoeder zou niet bepalend zijn voor de identiteit van het kind. Over de betekenis van een genetische band tussen draagmoeder en kind en tussen wensouders en kind wordt door betrokkenen verschillend geoordeeld. Benadrukt wordt dat openheid en de mogelijkheid om de afstamming te kennen belangrijk zijn, maar dat een genetische band niet van belang lijkt te zijn voor het welzijn van het kind of voor de band tussen de opvoeder/ver-zorger en het kind.

Wensouders melden dat het erg moeilijk is om binnen Nederland een draagmoeder te vinden. Het niet beschikbaar zijn in Nederland van

95

MaatschappelIjKe ontwIKKelIngen

IVF-draagmoederschap voor mannenparen wordt als onrechtvaardig er-varen. Ook de screening van de wensouders bij draagmoederschap wordt door belangengroeperingen en wensouders als onrechtvaardig ervaren.

Maar er zijn ook wensouders die screening geruststellend vinden. Hier-door bestaat immers meer zekerheid over de oprechtheid van wederzijd-se intenties voor draagmoeder en wensouders.

Meermaals wordt gesteld dat het de voorkeur zou hebben dat draag-moederschap binnen Nederland beter toegankelijk wordt om interna-tionaal draagmoederschap te voorkomen. Van verschillende kanten is erop gewezen dat bij internationaal draagmoederschap een aantal kinderrechten in de knel dreigt te komen door dreigende staatloosheid, identiteitsproblemen en kinderhandel. Tevens is gewezen op de positie van de draagmoeder, die erg verschilt per land en per kliniek. In som-mige gevallen zou er sprake zijn van uitbuiting en mensenhandel. Een aandachtspunt is daarbij het grensoverschrijdend karakter van draag-moederschap: het fenomeen verplaatst zich steeds naar landen waar de ruimste mogelijkheden bestaan. Het zou de voorkeur hebben om internationaal draagmoederschap te reguleren met waarborgen voor het belang van het kind en de draagmoeder en met een centrale autoriteit in ieder land, aldus deze personen uit kinderrechtenorganisaties en de rechtswetenschap.

Adoptie

Adoptie wordt door een groot deel van de wensouders die de Staats-commissie heeft gesproken, niet gezien als een mogelijk alternatief voor draagmoederschap. Daarbij speelt voor sommigen een rol dat bij adoptie geen genetische band bestaat tussen het kind en de wensouders. Maar ook het feit dat de mogelijkheden voor adoptie beperkt zijn en dat het bij adoptie veelal oudere kinderen betreft, kan daarbij een rol spelen.

Veel ervaringsdeskundigen hebben de Staatscommissie benaderd met informatie over adoptie. Daarbij is het belang van afstammingsinformatie voor geadopteerden benadrukt. Het belang van de traceerbaarheid van een adoptie zou volgens sommigen moeten gaan boven het belang van de adoptie, ook als dit betekent dat er minder kan worden geadopteerd.

Dit is niet alleen ter bescherming van het kind, maar ook van de geboor-temoeder.

Hoewel niet alle geadopteerden op zoek gaan naar hun biologische

ou-96 staatsCommissie Herijking oudersCHap • kind en ouders in de 21ste eeuw

ders, moet de informatie wel beschikbaar zijn. Vanuit ervaringsdeskun-digen en rechtswetenschappers is gesteld dat de behoefte aan kennis over de oorspronkelijke familie en de omstandigheden van de adoptie gedurende de levensloop verandert. Daarom is het van belang dat de opslagtermijn van adoptiedossiers van 30 jaar wordt verlengd.

samenvattend en betekenis:

Demografische en medische ontwikkelingen op het gebied van gezinsvorming leveren in de praktijk een grote hoeveelheid vragen en dilemma’s op.

Veel personen en organisaties benadrukken het belang van het kind als lei-dend beginsel voor het formuleren van een antwoord op deze vragen. Over veel voorwaarden voor een veilige opvoeding en verzorging bestaat overeen-stemming. Over de precieze betekenis die aan het belang van het kind moet worden gegeven, bestaat echter geen brede overeenstemming. Verschillen van inzicht bestaan met name over de betekenis die moet worden gehecht aan de genetische afstammingsband en de wijze waarop afstammingsinformatie beschikbaar moet zijn.

Over de mogelijkheid van meerouderschap waren de meeste personen en organisaties neutraal tot positief. Meer aarzeling bestond over de mogelijkheid van meeroudergezag. Vaak werd de verwachting uitgesproken dat het conflict-potentieel bij meeroudergezag (te) hoog zou zijn.

Ook over draagmoederschap bestaat weinig overeenstemming. Tegelijkertijd wordt door vrijwel iedereen gedeeld dat het gebruik van donorgameten en draagmoederschap maatschappelijke verschijnselen zijn waarmee de wetgever rekening dient te houden.

97

MaatschappelIjKe ontwIKKelIngen

04

04 medische OntwiKKelingen en

In document Kind en ouders in de 21ste eeuw (pagina 90-101)