• No results found

meerdere ouders en reserve-opvoeders?

In document Kind en ouders in de 21ste eeuw (pagina 150-157)

05 pedagOgische gezichtspunten

5.5 meerdere ouders en reserve-opvoeders?

Als een kind wordt geboren na medisch geassisteerde conceptie, willen de personen die bij de geboorte zijn betrokken als ‘leverancier’ van ge-netisch materiaal of hebben bijgedragen door het kind te dragen en ter wereld te brengen, soms wél en soms niet een rol spelen in de opvoeding van het kind. Zij kunnen vinden dat hun positie een legale status ten opzichte van het kind moet krijgen. Ook stiefouders, pleegouders die een pleegkind jarenlang opvoeden, of hun stief- of pleegkinderen kunnen

13 McLanahan & Sandefur 1997.

14 Brown 2010, Van der Valk e.a. 2005.

15 Bos & Van Gelderen 2010, p. 115, Van Rijn-van Gelderen, Bos & Gartrell 2015 en Manning, Fettro &

Lamidi 2014.

16 Hermanns 2007.

149

pedagogIsche gezIchtspunten

die behoefte hebben. De motivatie daarvoor wordt vaak gezocht in het belang van het kind. Het kind zou meer in harmonie met zijn afstam-ming en ontstaansgeschiedenis kunnen leven en het zou het leven van het kind verrijken als ook zij op de een of andere manier ‘ouder’ zouden kunnen zijn (of blijven). Het vangnet voor het kind zou ook groter zijn en het aantal oplossingen voor verzorgings- en opvoedingsproblemen zou toenemen bij meerdere ouders. Ook de omvang en de variatie in educa-tief en pedagogisch aanbod nemen toe als het aantal intensief betrok-ken volwassenen toeneemt.

Er zijn grofweg drie modellen te onderscheiden:

· het model van één of twee ouders die het relationele netwerk van het kind beheert/beheren en daarbij de belangen van het kind

dient/die-· een of twee ‘kernouders’ die onderdelen van het juridisch ouderschap nen;

en onderdelen van het gezag delen met anderen. Deze anderen wor-den erkend als ouder, maar krijgen niet alle bijbehorende rechten en verantwoordelijkheden;

· het model waarin volledig juridisch ouderschap en volledig gezag bij meer dan twee ouders berusten.

Het is een moeilijk te beantwoorden vraag hoe kinderen op de verschil-lende modellen zullen reageren. Er is geen onderzoek dat de effecten op gedrag en ontwikkeling van kinderen in de drie situaties vergelijkt (als zo’n onderzoek al zinnig is, gezien de grote variatie in situaties die zich voordoen en personen die daarbij zijn betrokken). In het algemeen kan men wel stellen dat kinderen in staat zijn om met meerdere per-sonen pedagogische relaties te onderhouden met voldoende inhoud en kwaliteit.17 De hechting met twee personen vormt geen natuurlijk maxi-mum, al zal er, zeker bij jonge kinderen, vaak een primaire hechtingsper-soon zijn.18 Met verschillende volwassenen kan het kind verschillende typen gehechtheid en verbondenheid ontwikkelen.19 De verschillende pedagogische relaties van het kind kunnen zich in de loop der jaren ontwikkelen en verschillende inhouden krijgen. In de gesprekken die de Staatscommissie heeft gevoerd, en uit de informatie die zij heeft ver-zameld, is zelden gebleken dat er behoefte bestaat aan een formele rol

17 Parke 2013, p. 131 e.v.

18 Van den Boom 1998, p. 109-128.

19 Idem en Westphall 2015.

150 staatsCommissie Herijking oudersCHap • kind en ouders in de 21ste eeuw

van meer dan vier personen. De grens van het aantal personen aan wie een kind zich kan hechten, is niet precies aan te geven. Maar een aantal van vier personen lijkt vanuit hechtingsperspectief over het algemeen voor een kind aanvaardbaar, zo blijkt uit gesprekken met verschillende deskundigen. Wel zal het maximumaantal verzorgers per kind kunnen verschillen, afhankelijk van zijn temperament, karakter en zorgbehoefte.

In een consensusrapport van 110 ervaren onderzoekers en clinici was een van de conclusies dat voor de meeste jonge kinderen het hebben van twee huishoudens als wisselende woonplek zowel positieve als negatieve effecten kan hebben, waarbij de positieve effecten in de meerderheid zijn.20 Ook is duidelijk dat in ‘patchwork families’ die zijn ontstaan na echtscheiding en nieuwe relatievorming van de ouders, met deze vier volwassenen vanuit pedagogisch perspectief een positieve relatie tussen kinderen en volwassenen mogelijk is.21

In opdracht van de Staatscommissie heeft de Stichting Alexander onderzocht hoe kinderen en jongeren tegen ouderschap aankijken.22 Uit dit onderzoek blijkt dat kinderen de situatie waarin zij van jongs af aan opgroeien (één of twee ouders, ouders van hetzelfde of verschil-lend geslacht, pleeggezinnen, adoptiegezinnen), als gegeven ervaren en de opvoeders in deze gezinnen zien als hun ouders (kinderen spreken doorgaans van vaders en moeders). Er lijkt geen intuïtieve of aangebo-ren voorkeur te zijn voor vader-moeder-gezinnen of genetisch verwante (kinderen zeggen: biologische) ouders. Dit is een indicatie dat kinderen ouderschap in eerste instantie als een relationeel concept zien: ouders zijn de mensen die voor langere tijd dagelijks voor je zorgen en je opvoe-den en met wie je een sterke band hebt.

De situatie waarin later in de ontwikkeling van het kind (met name na de prepuberteit) een verandering plaatsvindt door scheiding, nieuwe gezinsvorming of pleeggezinplaatsing, ondergraaft echter het vanzelf-sprekende van het gegeven ouderschap. Bestaande relaties veranderen of verdwijnen en nieuwe stabiele relaties moeten worden opgebouwd. Of dat lukt en het kind zijn verzorgers als mede-opvoeders of zelfs als ou-ders gaat zien, hangt wederom af van de kwaliteit van de relatie die kan ontstaan met de betrokken volwassenen. Duidelijk is dat dit goed kan

20 Warshak 2014.

21 Zie bijvoorbeeld Hakvoort 2011.

22 Stichting Alexander 2015.

151

pedagogIsche gezIchtspunten

aflopen, maar ook dat er grote problemen kunnen ontstaan in de relaties tussen kinderen en verschillende volwassenen. Naast hun ouders kennen veel kinderen in hun nabije familie personen die voor hen belangrijke opvoeders zijn, bijvoorbeeld ooms, tantes, grootvaders en grootmoeders.

Voor veel kinderen gaat het om een beperkt aantal opvoeders, een select aantal familieleden of anderen met wie zij een speciale band ervaren.

Dat een kind in staat zal zijn zich aan meer dan twee verzorgers te hech-ten, betekent nog niet dat het eenvoudig is om met meerdere personen tegelijk het ouderschap in te vullen. De betrokken volwassenen moeten samen bewerkstelligen dat de opvoeding van het kind de eerder ge-noemde zeven kenmerken heeft. Dat veronderstelt een grote harmonie bij betrokkenen en een consequente houding dat het belang van het kind voor alles gaat. Daarbij dient voortdurend rekening te worden gehouden met de behoeften, wensen en individuele kenmerken van ieder kind apart. Als er meer volwassenen als opvoeder zijn betrokken bij het kind, zal er in potentie meer onzekerheid zijn, minder overzichtelijkheid, min-der duidelijkheid over gezagsstructuren en leefregels en minmin-der zeker-heid over veilige gehechtzeker-heidsrelaties in de eerste levensjaren.

Een van de door de Staatscommissie veel gehoorde argumenten is dat bij meer dan twee gezagsdragers het aantal mogelijke conflicten over belangrijke beslissingen toeneemt, zoals conflicten over de keuze van de verblijfplaats van het kind, het contact tussen de verschillende volwas-senen met gezag, de schoolkeuze en de keuze voor hulpverlening en zorg. Bij twee ouders gaat het om eensgezindheid in de relatie tussen twee volwassenen (en twee ouder-kindrelaties),23 bij drie ouders om drie relaties tussen volwassenen en drie ouder-kindrelaties en bij vier ouders om zes relaties tussen volwassenen en vier ouder-kindrelaties (in totaal respectievelijk drie, zes en tien relaties). Complicerend kan ook zijn dat sommige ouders mogelijk met elkaar coalities zullen sluiten, bijvoor-beeld omdat zij samenwonen en de derde of vierde ouder apart woont.

Tegelijkertijd bestaat er geen onderzoek dat deze hypothese bevestigt.

Tegen deze hypothese is ook ingebracht dat naast het mogelijke aantal

23 Volgens sommige onderzoekers heeft de ‘wettelijke invoering van het gezamenlijk ouderlijk gezag na de scheiding in 1998 (in plaats van in de praktijk voogdij en toeziend voogdij) geleid tot meer ouderlijke conflicten en een lager welbevinden voor kinderen, moeders en vaders’, zie Spruijt 2011 en Spruijt 2013. Wellicht wordt deze toename (mede) veroorzaakt door de groei van de betrokken-heid van vaders op de opvoeding van kinderen. In ieder geval mag men verwachten dat bij een toename van het aantal ouders met gezag na een separatie van een of meer van deze ouders een evenredige toename van conflicten ontstaat.

152 staatsCommissie Herijking oudersCHap • kind en ouders in de 21ste eeuw

conflicten ook het conflictoplossend vermogen toeneemt als meerdere personen zijn betrokken bij de opvoeding, en dat het kind ook een bre-dere pedagogische input heeft en bij problemen op meerbre-dere personen kan terugvallen, die ieder hun bijzondere inbreng kunnen hebben.

Zoals eerder gesteld, is het op z’n minst onhandig als een kind voor bepaalde keuzes kan shoppen bij verschillende personen met gezag, van wie sommigen wellicht niet de gevolgen van bepaalde keuzes hoeven te dragen. Ook zonder wettelijke regelingen betreffende meerouderschap of meeroudergezag komen in de praktijk meeroudersituaties voor. Er bestaan ook verschillende voorbeelden van situaties waarin meerdere opvoeders en verzorgers een rol spelen in het leven van een kind, met een uitgebreide rol van grootouders, nanny’s of een bredere familie waarmee ook family life kan ontstaan. Om een van die voorbeelden uit te werken: veel grootouders nemen tegenwoordig een (soms aanzien-lijk) deel van de verzorging en opvoeding van hun kleinkinderen over.24 De socioloog Geurts promoveerde in 2012 op de rol van grootouders in de kinderopvang. Uit zijn onderzoek blijkt dat het percentage moeders25 dat op ouders kan rekenen voor kinderopvang, in dertien jaar bijna is verdubbeld. In 1992 had 23% van de volwassen dochters ouders die wel eens op de kleinkinderen passen. In 2006 was dat gestegen tot 41%.26 Bij twee fulltime buitenshuis werkende ouders komt het aantal uren dat deze grootouders samen met hun kleinkinderen zijn, vaak in de buurt van of overschrijdt het aantal uren dat de ouders met hun kinderen doorbrengen. Daarbij voeren de ouders doorgaans wel de regie, zij zijn bepalend voor het bestaan en de frequentie van het contact met de grootouders. Maar daarbij zijn de ouders ook niet geheel vrij: het is een uitvloeisel van de uitgangspunten voor goed ouderschap dat de ouders steeds het belang van het kind vooropstellen bij het organiseren van dit contact en de omgang en bindingen met de verzorgende opa en oma vervolgens niet ‘zomaar’ verbreken of aanzienlijk beperken.27

24 Grootouders worden hier als voorbeeld gebruikt, omdat deze in aanzienlijk meer kinderlevens een verzorgende en opvoedende rol spelen dan donoren, draagmoeders en andere betrokken bij de (medisch) geassisteerde voortplanting.

25 Het onderzoek van Geurts concentreerde zich, in verband met de beschikbaarheid van de beno-digde gegevens, op de betrokkenheid van grootouders bij de opvoeding van de kinderen van hun dochter(s). Dat neemt niet weg dat in deze gevallen zowel de moeder als de vader baat heeft bij de hulp van de grootouders.

26 Geurts 2012, p. 98, zie ook Plus Magazine 2013.

27 Westphall, Poortman & Van der Lippe 2015.

153

pedagogIsche gezIchtspunten

samenvattend en betekenis:

Personen die bij de geboorte zijn betrokken als ‘leverancier’ van genetisch ma-teriaal of hebben bijgedragen door het kind te dragen en ter wereld te brengen, kunnen de behoefte hebben om een rol te spelen in de opvoeding van het kind en/of een juridische positie te hebben ten opzichte van het kind. Ook stiefou-ders of pleegoustiefou-ders kunnen die behoefte hebben.

Kinderen zijn in staat om met meerdere personen pedagogische relaties te onderhouden met voldoende inhoud en kwaliteit. Kinderen groeien op in zeer verschillende leefvormen en hebben te maken met zeer verschillende wijzen waarop hun verzorging en opvoeding door volwassenen worden ingericht en vormgegeven. Er zal een hiërarchie zijn in de mate van verbondenheid of hech-ting tussen het kind en de betrokken volwassenen.

Het betrokken zijn en/of een juridische positie hebben van meerdere perso-nen bij de opvoeding van een kind veronderstelt een grote harmonie bij deze betrokkenen en een consequente houding dat het belang van het kind voor alles gaat.

Dit betekent voor het kind: Kinderen ervaren de situatie waarin zij opgroei-en, als een gegeven. De volwassenen die hen van jongs af aan verzorgen en opvoeden, zien zij doorgaans als hun ouders. Dit kan anders zijn als het een verzorger/opvoeder betreft die pas later zijn intrede doet in het leven van het kind, bijvoorbeeld een nieuwe partner van de ouder of een pleegouder. De band met een nieuwe persoon ontstaat minder vanzelfsprekend of er ontstaat geen band.

Dit betekent voor de volwassenen: De keuze van de leefvorm en de wijze waar-op de verzorging en waar-opvoeding worden verdeeld onder de volwassenen, maken geen verschil voor de band die de volwassenen met het kind kunnen opbou-wen. Wel zullen de betrokken volwassenen zich steeds bewust moeten zijn van de complicaties die een bepaald opvoedingsarrangement met zich brengt.

Bij de keuzes die in dat verband vooraf en gedurende de opvoeding worden gemaakt, zal steeds het belang van het kind, zoals ingevuld door de zeven kernpunten van goed ouderschap, voorop moeten staan.

06

In document Kind en ouders in de 21ste eeuw (pagina 150-157)