• No results found

goed genoeg oudersChap

In document Kind en ouders in de 21ste eeuw (pagina 145-148)

05 pedagOgische gezichtspunten

5.2 goed genoeg oudersChap

In Hoofdstuk 1, Belangen en rechten van het kind, is al gesteld dat de kern van het ouderschap in pedagogische zin lastig in enkele zinnen is te vatten. De Staatscommissie hanteert, zoals gesteld, de volgende omschrijving van een ouder in pedagogische zin: een persoon met wie het kind een onvoorwaardelijke, stabiele, intense, intieme en niet in tijd afgegrensde relatie heeft, waarin voor het kind wordt gezorgd en het wordt geholpen zich te ontwikkelen.

Goed ouderschap heeft zeven kernen. Dit ouderschap zou voor ieder kind beschikbaar moeten zijn:3

· een onvoorwaardelijk persoonlijk commitment;

· continuïteit in de relatie met het kind;

· verzorging en zorg voor lichamelijk welzijn;

· een pedagogische taak in engere zin;

· het organiseren en monitoren van het opvoedingsarrangement in het gezin, op school en in het publieke domein (de drie opvoedmilieus);

· zorg dragen voor de vorming van de afstammingsidentiteit van het kind;

· zorg dragen voor contact- en omgangsmogelijkheden met voor het kind belangrijke personen, onder wie de (andere) ouder(s).

Deze zeven kernen heeft de Staatscommissie als uitgangspunt genomen (zie Hoofdstuk 1, Belangen en rechten van het kind). Deze kunnen dienen voor de beoordeling van verschillende mogelijke opvoedingssituaties.

Daarbij kan en hoeft niet van iedere ouder te worden verwacht dat deze 100% aan alle zeven van de uitgangspunten voldoet. Binnen een gezin of een breder opvoedingsverband kunnen de verantwoordelijkheden bij verschillende personen zijn belegd. Zolang de desbetreffende persoon zijn verantwoordelijkheid kan nemen en neemt, hoeft dit geen probleem te zijn.

Het belang van het kind binnen de gezinsopvoeding is inhoudelijk lastig door de wetgever te definiëren. Het is aan de ouders om in vrijheid de normen en waarden over te dragen die zij van belang achten, zolang deze binnen de wet blijven. Wel mag de overheid de ondergrens bewaken van

3 Mede gebaseerd op Kalverboer & Zijlstra 2006.

144 staatsCommissie Herijking oudersCHap • kind en ouders in de 21ste eeuw

het ouderschap als opvoederschap op basis van de zeven bovengenoem-de punten.

In beginsel is het mogelijk om in het algemeen en op individueel niveau te beoordelen of het risico bestaat dat niet aan deze zeven kernen van ouderschap zal worden voldaan. Bij deze beoordeling dringt zich dan wel de vraag op langs welke maatstaf ouders worden gelegd. Daarbij speelt op de achtergrond zeker ook mee dat de meeste kinderen worden geboren zonder dat vooraf wordt beoordeeld of aan de zeven kernen van goed ouderschap zal worden voldaan. Alleen als er medische assistentie nodig is bij het tot stand brengen van de bevruchting of als een rechter is betrokken bij de toedeling van het ouderschap (adoptie), wordt mo-menteel getoetst of het ouderschap naar verwachting ook in het belang van het kind zal zijn.

De rechter hanteert bij adoptie de brede maatstaf ‘belang van het kind’.4 Voor medisch geassisteerde voortplanting is een ethisch debat gevoerd over de standaard die zou moeten worden aangelegd.5 De gezagheb-bende European Society of Human Reproduction and Embryology (ESHRE) heeft daarbij drie mogelijke standaarden onderscheiden: de ‘maximal welfare’-standaard. Volgens die standaard zou geen medisch geas-sisteerde voortplanting kunnen plaatsvinden als er indicaties bestaan dat het leven van het toekomstige kind niet optimaal zal zijn. Daar-tegenover staat de ‘minimal treshold’-standaard. Medische assistentie zou volgens deze standaard enkel onacceptabel zijn als de kwaliteit van leven van het toekomstige kind zo laag zal zijn dat het beter af zou zijn als het niet zou worden geboren. Een middenpositie wordt ingenomen door de ‘reasonable welfare’-standaard, waarbij assistentie aanvaard-baar wordt geacht als het toekomstige kind de mogelijkheden en kansen heeft om zich op een manier te ontwikkelen die in het algemeen leidt tot een waardevol leven.

De ESHRE wijst op de verantwoordelijkheid van de arts voor zowel zijn patiënt als het toekomstige kind dat hij helpt te ontstaan. Zij meent dat het er niet om gaat om vast te stellen of de ene leefvorm beter is dan de andere, maar om vast te stellen welke concrete situatie een hoog

4 Artikel 1:227 lid 3 BW, al wordt het begrip ‘belang van het kind’ bij adoptie mede ingevuld door de overige voorwaarden die zijn neergelegd in de artikelen 1:227 en 228 BW. Zie voor adoptie verder Hoofdstuk 6, Juridisch ouderschap.

5 ESHRE 2007.

145

pedagogIsche gezIchtspunten

risico op ernstige schade voor toekomstige kinderen oplevert.6 Als de inschatting is dat er een grote kans bestaat dat de kwaliteit van leven van een toekomstig kind onder een redelijk niveau van welzijn valt, zou assistentie achterwege moeten blijven. Deze ‘hoog risico op ernstige schade’-standaard is mogelijk ook bruikbaar voor de beoordeling van de kinderwens van personen in andere situaties dan die van medisch geas-sisteerde voortplanting, waarin een kind nog niet is verwekt. Deze stan-daard onderkent dat, zoals voor ouders geen verwachting kan bestaan op het ‘perfecte kind’, van ouders evenmin kan worden vereist dat zij de

‘perfecte ouders’ zullen zijn voordat een kinderwens kan worden gefacili-teerd. Maar tegelijkertijd wordt onderkend dat er een ondergrens bestaat van goed genoeg ouderschap, waarop ieder kind recht heeft.

De Staatscommissie gaat hierna in op specifieke vragen over ouderschap en opvoedingssituaties aan de hand van zowel de zeven kernen van goed ouderschap als de ‘hoog risico op ernstige schade’-standaard. Gezien de evidentie komt ‘past performance’ van ouders in persoonlijk functio-neren en opvoeden het meest in aanmerking voor risicotaxaties. Hier-voor bestaan gestructureerde beoordelingssystematieken die redelijk valide uitspraken mogelijk maken over gezinssituaties waarin risico’s op ernstige schade meer dan gebruikelijk aanwezig zijn.7

samenvattend en betekenis:

Het is aan de ouders om in vrijheid de normen en waarden aan hun kinderen over te dragen die zij van belang achten, zolang deze binnen de wet blijven.

Wel mag de overheid de ondergrens bewaken van het ouderschap als opvoe-derschap op basis van de zeven bovengenoemde uitgangspunten. Daarbij gaat het om evidente schendingen van een of meer van deze punten, dan wel om een onaanvaardbaar risico op fysieke en geestelijke beschadiging van het kind.

Aangezien de voorspelbaarheid van de menselijke ontwikkeling beperkt is, zeker als vooraf voorspellingen over de kwaliteit van verzorging en opvoeding moeten worden gedaan, moet hiermee terughoudend worden omgegaan.

6 ESHRE 2014, p. 1862.

7 Van der Put e.a. 2016.

146 staatsCommissie Herijking oudersCHap • kind en ouders in de 21ste eeuw

5.3 Is JurIdIsCh gezag een noodzakelIJke voorWaarde

In document Kind en ouders in de 21ste eeuw (pagina 145-148)