• No results found

heT belang van heT kInd In opvoedIngsrelaTIes

In document Kind en ouders in de 21ste eeuw (pagina 43-51)

belangen en rechten van het Kind

1.4 heT belang van heT kInd In opvoedIngsrelaTIes

De opdracht aan de Staatscommissie wijst op de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen die leiden tot nieuwe mogelijkhe-den voor gezinsvorming en veranderende gezinssamenstellingen. Deze ontwikkelingen leiden ook tot nieuwe vragen over de rol van ouders, de band tussen ouder en kind en de wijze waarop individuen zich ontplooi-en, aldus de opdracht. Hoe verschillende wijzen van gezinsvorming en gezinssamenstellingen de ontwikkeling van het kind beïnvloeden, is een van de bepalende vragen voor een materiële invulling van het belang van het kind. Deze vraag zal voor ouderschap in het algemeen, meerouder-schap, meeroudergezag, stiefoudermeerouder-schap, pleegouderschap en draag-moederschap daarom telkens uitgebreid aan de orde komen. Vooraf is het echter nodig om in algemene zin te komen tot een omschrijving van wat ‘goed ouderschap’ inhoudt vanuit pedagogisch perspectief. Dit kan daarmee immers een ijkpunt vormen voor de beoordeling van mogelijke opvoedings- of ouderschapsarrangementen, mede in het licht van de belangen en rechten van het kind.

Het probleem daarbij is dat de kern van het ouderschap in pedagogische zin lastig in enkele zinnen is te vatten. De Staatscommissie hanteert de

42 staatsCommissie Herijking oudersCHap • kind en ouders in de 21ste eeuw

volgende omschrijving: een ouder is een persoon met wie het kind een onvoorwaardelijke, stabiele, intense, intieme en niet in tijd afgegrens-de relatie heeft, waarin voor het kind wordt gezorgd en het kind wordt geholpen zich te ontwikkelen.

De Staatscommissie onderscheidt binnen goed ouderschap zeven ker-nen.60 Dit ouderschap, of opvoederschap, zou voor ieder kind beschik-baar moeten zijn, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt, en rekening houdend met de unieke kenmerken van het kind. In willekeurige volgorde:

• een onvoorwaardelijk persoonlijk commitment;

• continuïteit in de opvoedingsrelatie;

• verzorging en zorg voor lichamelijk welzijn;

• opvoeding tot zelfstandigheid en sociale en maatschappelijke partici-patie;

• het organiseren en monitoren van de opvoeding in het gezin, op school en in het publieke domein;

• zorg dragen voor de vorming van de afstammingsidentiteit van het kind;

• zorg dragen voor contact- en omgangsmogelijkheden met voor het kind belangrijke personen.

Een onvoorwaardelijk persoonlijk commitment

De noodzaak van deze intentie behoeft nauwelijks toelichting. Kinderen worden geboren met de natuurlijke neiging gehecht te raken aan een beschermende volwassene. Vrijwel alle ouders zullen na de geboorte van hun kind een hechte band met hun kind opbouwen, die van beide kanten als diepgaand wordt ervaren en een heel leven lang blijft bestaan, zelfs al is er geen contact meer. Hoe belangrijk dat commitment is, blijkt uit wat er gebeurt als het niet aanwezig is. Deze kern van goed ouderschap is juridisch nauwelijks te verankeren, maar zit als vooronderstelling

60 Mede gebaseerd op Kalverboer & Zijlstra 2006.

43

belangen en rechten van het KInd

besloten in de hierna te noemen bescherming tegen het doorbreken van opvoedingsrelaties.

Continuïteit in de opvoedingsrelatie

Van IJzendoorn noemt stabiliteit en continuïteit in de leefsituatie en stabiliteit in de hechtingsrelatie de belangrijkste voorwaarden voor een goede opvoeding.61 Het kind moet weten dat zijn ouders voor hem zorgen en blijven zorgen totdat het zelfstandig is.62 Het kind moet weten dat het bij zijn ouders blijft horen. Een hechte ouder-kindrelatie is een bescher-mende factor tegen stressvolle en potentieel traumatiserende ervarin-gen van kinderen. Onderzoek laat zien dat iedere breuk of grote veran-dering in de opvoeder-kindrelatie een risicofactor is. De effecten van echtscheidingen zijn negatiever als de relatie van het kind met (een van) beide ouders daardoor verslechtert.63 Het recht van het kind op bescher-ming van de continuïteit van de relatie met de ouders is als opdracht aan de overheid ook neergelegd in het eerdergenoemde artikel 9 IVRK en ligt besloten in de bescherming van het privé- en familieleven van het kind in artikel 16 IVRK en artikel 8 EVRM.

Verzorging en zorg voor lichamelijk welzijn

Dit betreft niet alleen voeding en verzorging, maar ook toezicht, behoe-den voor onveilige situaties in huis en buitenshuis en het gebruik maken van zorg en hulp als dat noodzakelijk is. Het recht op verzorging en lichamelijk welzijn van het kind blijkt ook uit de artikelen 3 lid 2, 5, 18 en 19 IVRK.

Opvoeding tot zelfstandigheid en sociale en maatschappelijke participatie

Het kind dient te worden begeleid en gestimuleerd in zijn persoonlijke ontwikkeling naar volwassenheid. Kinderen moeten leren zich aan de (maatschappelijke) regels te houden en zich te voegen in de samenleving waarin zij opgroeien. Tegelijkertijd moeten zij de mogelijkheid krijgen hun individuele talenten te ontplooien en leren hun eigen keuzes te ma-ken en de gevolgen daarvan te ervaren. Beide typen inhoudelijke peda-gogische doelen zijn noodzakelijk, maar niet voldoende, om kinderen op te voeden tot sociaal en maatschappelijk actief participerende personen

61 Van IJzendoorn 2008.

62 De noodzaak van een relationeel helder toekomstperspectief dat zekerheid geeft aan het kind, wordt ook wel ‘bestaanszekerheid’ genoemd; zie Singer 1998.

63 Hakvoort 2011.

44 staatsCommissie Herijking oudersCHap • kind en ouders in de 21ste eeuw

en burgers.64 Dat vraagt extra inzet van de ouders. De manier waarop is daarbij van groot belang: de zogenaamde autoritatieve opvoedstijl (veel emotionele warmte, veel uitleg, bij de leeftijd passende onder-handelingsruimte, maar tegelijk duidelijke en consequente structuur en begrenzing) wordt, ook gesteund door empirisch onderzoek, als ‘goed opvoeden’ gezien.65 In het opvoeden wordt aldus als het ware geoefend in sociale en maatschappelijke participatie. In de ouder-kindrelatie is geen plaats voor psychisch of fysiek geweld (aldus ook artikel 1:247 lid 2 tweede volzin BW).

Het belang van begeleiding en stimulering in de opvoeding van het kind en de daarbij behorende notie van zich ontwikkelende vermogens zijn verankerd op vele plaatsen in het IVRK. Gewezen kan worden op de ar-tikelen 5 en 18 IVRK, maar ook op de verplichting van de overheid om de vrije meningsuiting, gewetensvrijheid en toegang tot informatie van het kind te waarborgen (zie ook artikel 14 IVRK over vrijheid van godsdienst).

Het recht op bescherming tegen geestelijk of lichamelijk geweld is veran-kerd in artikel 19 IVRK.

Het organiseren en monitoren van de opvoeding in het gezin, op school en in het publieke domein

De drie klassieke opvoedmilieus zijn gezin, school (in brede zin) en het publieke domein (inclusief cyberspace). Een essentiële taak van ouders is de opvoeding voor het kind te organiseren en de kwaliteit en veiligheid ervan te bewaken: welke tv-programma’s bekijkt het kind, welke boeken leest het, welke games mag het spelen, hoe wordt met internet en soci-ale media omgegaan, met wie gaat het kind om, bij wie gaat het logeren, welke vorm van kinderopvang wordt gekozen, welke school, sport, welk muziekinstrument wordt gekozen, tot hoe laat mag het kind uitgaan, naar welke gelegenheden, welke medische behandeling of ingreep wordt ge-daan enzovoorts. Ook deze kern van goed ouderschap ligt besloten in de artikelen 5 en 18 IVRK in samenhang met verschillende andere bepalin-gen in het IVRK.

64 Dit proces kent daarmee assimilatoire, emancipatoire en participatoire dimensies, zie Hermanns 2007.

65 Anderen, zoals Van IJzendoorn, leggen de nadruk op sensitiviteit en responsiviteit: voortdurend zoeken naar passende antwoorden op de opvoedingsvragen die kinderen stellen; zie Van IJzen-doorn 2008.

45

belangen en rechten van het KInd

Zorg dragen voor de vorming van de afstammingsidentiteit van het kindKinderen hebben behoefte aan een narratieve identiteit, een coherent levensverhaal en inzicht in afstamming. Daarbij is zakelijke informatie over de genetische en biologische afstamming niet voldoende. Ook de redenen voor ‘afstand’, redenen voor het besluit tot medisch geassis-teerde zwangerschap en geboorte en motivatie tot adoptie horen bij dit levensverhaal. De Staatscommissie vat dit onder het brede begrip

‘ontstaansgeschiedenis’. Binnen dit levensverhaal bestaat geen ruimte voor geheimen en onwaarheden. Meestal kan ‘voorlichting’ over de ontstaansgeschiedenis plaatsvinden door antwoord te geven op vra-gen van het kind. Vanaf een jaar of zeven hebben de meeste kinderen wel een beeld van de menselijke voortplanting en als er geen vragen van het kind komen, is dit de leeftijd om als ouders het initiatief te ne-men. Bij adoptie, bij gametendonatie, bij medisch geassisteerde voort-planting, bij pleegzorg en bij nieuw samengestelde gezinnen hoort het bij de opvoeding dat kinderen over informatie kunnen beschikken over feitelijke en medische gegevens van genetische ouders, feitelijke gegevens van een eventuele draagmoeder, alsmede de overwegingen die hebben geleid tot belangrijke beslissingen omtrent het ontstaan of de afstand van het kind. Het kind heeft in sommige gevallen ook een juridisch belang bij deze informatie.66 Het recht op kennis over de eigen ontstaansgeschiedenis ligt besloten in artikel 7 IVRK.

In de ontwikkelingspsychologische en pedagogische literatuur bestaat overigens geen enkele aanwijzing dat een genetische en/of biologi-sche relatie tussen ouders en kinderen een noodzakelijke, laat staan voldoende voorwaarde is voor goed ouderschap.67

Zorg dragen voor contact- en omgangsmogelijkheden met voor het kind belangrijke personen

Doorgaans ontwikkelt het kind al in een vroeg stadium een band met zijn ouders of verzorgers. In het leven van kinderen kunnen zich rela-ties met andere personen ontwikkelen die voor het kind een belangrij-ke inhoud kunnen krijgen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een of meer personen betrokken zijn geweest bij de voortplanting van het

66 Van Raak-Kuiper 2007, p. 131-168.

67 Parke 2013, p. 113 e.v. en Golombok 2015, p. 199.

46 staatsCommissie Herijking oudersCHap • kind en ouders in de 21ste eeuw

kind en na de geboorte ook rechtstreeks betrokken zijn geweest bij de opvoeding en regelmatig contact of omgang met het kind hebben gehad.

Het kan gaan om zaaddonoren, eiceldonoren of draagmoeders. Het be-hoort tot de ouderlijke verantwoordelijkheid om het kind de gelegenheid te geven deze relaties te continueren. Deze verplichting heeft ten minste raakvlakken met het recht op bescherming van het privéleven van het kind, hetgeen ook dient te worden geëerbiedigd door de ouders.

samenvattend en betekenis:

De Staatscommissie onderscheidt binnen ouderschap zeven kernen. Deze ker-nen zouden voor ieder kind beschikbaar moeten zijn: 1) een onvoorwaardelijk persoonlijk commitment, 2) continuïteit in de opvoedingsrelatie, 3) verzorging en zorg voor lichamelijk welzijn, 4) opvoeding tot zelfstandigheid en sociale en maatschappelijke participatie, 5) het organiseren en monitoren van de opvoeding in het gezin, de school en het publieke domein, 6) zorg dragen voor de vorming van de afstammingsidentiteit en 7) zorg dragen voor contact- en omgangsmogelijkheden met voor het kind belangrijke personen. Naar het oor-deel van de Staatscommissie vormen deze zeven kernen een invulling van het belang van het kind.

Tevens kunnen de bovengenoemde zeven kernen fungeren als criteria voor de beoordeling van ouderschap. De invulling die per kern wordt gegeven, kan verschillen. Op welke wijze invulling moet worden gegeven aan iedere kern, is niet in het algemeen vast te stellen. Wel is duidelijk dat de invulling van deze kernen in totaliteit goed genoeg moet zijn. De zeven kernen vormen daarmee een handvat voor het bewaken van de ondergrens van voldoende ouderschap of opvoederschap. Waarborgen voor een adequate invulling van deze zeven kernen moeten in iedere regeling van afstamming en gezag aanwezig zijn.

47

belangen en rechten van het KInd

01

02

Voorbeeld

In document Kind en ouders in de 21ste eeuw (pagina 43-51)