• No results found

Hoofdstuk 2. Land is leven!? Landbezit in Zambia

2.3 Het nieuwe boeren

Het country report van The Oakland Institute gaat over Zambiaanse landinvesteringen en bespreekt onder andere de problemen rondom de lage productie in de landbouwindustrie. Volgens Mousseau en Mittal (2011:16), de schrijvers van dit rapport, zijn de lage

landbouwproductie in Zambia veroorzaakt door een viertal grote factoren: beperkte toegang tot technologie en informatie, beperkte toegang tot verkooppunten, gebrek aan infrastructuur en beperkte toegang tot inputs. Al deze factoren komen terug in het landbouwproject dat door de overheid in onder andere Kabundi is opgezet om (zelfvoorzienende) boeren te introduceren in conservation farming. Deze nieuwe manier van landbouw moet ervoor zorgen dat de grond intensiever kan worden gebruikt waardoor de productie omhoog gaat. Conservation farming is eigenlijk een nieuwe intensieve en duurzamere landbouwtechniek als gevolg van

kennisoverdracht door de overheid, waarbij de overheid en een afzetmarkt creëert voor de boventallige productie. ‘De landbouw moet meer markgericht worden in plaats van alleen maar zelfvoorzienend’ aldus de Daco.

Met de komst van Nansanga zijn de omliggende dorpen landlocked. De beschikbare grond is schaarser geworden waardoor het niet meer mogelijk is om land uit te breiden of zomaar op een nieuwe plek te gaan wonen. ‘Het is nu noodzakelijk geworden om intensiever

 

om te gaan met grond aangezien er uiteindelijk steeds meer mensen op eenzelfde stuk grond gaan wonen. Hierdoor is het niet meer haalbaar om de huidige landbouwtechniek die

chitemene wordt genoemd uit te voeren’, legt Anderson Mwebe, adviseur van het ministerie

van Landbouw uit. Chitemene is het Bemba woord voor slash and burn. Er wordt een stuk grond vrijgemaakt en met de hierbij omgehakte bomen in brand gezet, zodat het vruchtbare grond wordt. Een gebied van ongeveer één lima wordt ontgonnen voor bijvoorbeeld het verbouwen van mais. Een stuk verder wordt een gebied van ongeveer dezelfde grootte ontgonnen voor bijvoorbeeld het verbouwen van pompoenen. Nadat de oogst heeft plaatsgevonden is de grond niet meer vruchtbaar genoeg en wordt het hele proces elders herhaald. Het chitemenesysteem kost teveel grond, grond die er straks niet meer is. De

overheid speelt in op dit probleem en heeft, nadat alle plannen van Nansanga definitief waren goedgekeurd, het conservation farmingproject opgezet.

Bij het conservation farmingproject wordt gebruik gemaakt van het crop rotationsysteem. Bij dit systeem wordt één hectare grond in vier gelijke stukken grond verdeeld. Op elk stuk grond wordt een bepaald product verbouwd. Nadat de oogst heeft plaatsgevonden worden de producten van veld A verbouwd op veld B, de producten van veld B op veld C etc. Op deze wijze vindt intensiever gebruik van de grond plaats.

Figuur 4. Crop rotation:

In de rurale gebieden wonen zogenaamde camp officers die de verantwoordelijkheid krijgen de plaatselijke bevolking te leren over intensieve landbouwtechnieken. De camp officer wordt aangesteld door de overheid en heeft een studieachtergrond in de landbouw. Hij woont voor een aantal jaren in een ruraal gebied en draagt zijn kennis in intensieve landbouw over aan de dorpelingen. De camp officer in Kabundi geeft cursussen op zijn eigen grond, ook

A Mais B Braak D Bonen C Pompoenen

wel de showground genoemd. Tijdens de cursussen leert de plaatselijke bevolking onder andere om mais te verbouwen in rijen, in plaats van het rondstrooien van zaad. De dorpelingen zijn verantwoordelijk voor het gedeelte van de showground dat zij hebben gezaaid, zodat ze leren wat er allemaal bij komt kijken. Hierbij valt te denken aan het maken van strakke rijen, het wieden van onkruid en het bemesten van de grond. De volgende stap is dat de dorpelingen de nieuwe techniek op hun eigen grond uitvoeren, om vervolgens met de mensen uit hun cursusgroep naar elkaars velden te gaan kijken. Om de nieuwe

landbouwtechniek aantrekkelijker te maken, worden zaden en kunstmest de eerste keer gratis uitgedeeld aan degene die de ‘cursus’ volgen. Elke cursist creëert vervolgens een eigen conservation-groepje van vier á zes boeren die nog niet met de nieuwe landbouwtechniek bekend zijn. Op deze wijze wordt de techniek doorgegeven. Tijdens één van de maandelijkse

fielddays, waarbij alle conservation-cursisten met hun cursusgroep langs de showgrounds

lopen om de voortgang te bespreken, wordt duidelijk dat dit groepjessysteem werkt. Bij de fielddays zijn ongeveer 80 mensen aanwezig.

Op de showground van de camp officer worden ook experimenten gedaan waarbij nieuwe ideeën zonder risico kunnen worden uitgeprobeerd. Eén van deze experimenten is bijvoorbeeld het gebruik van geitenpoep als mest. Opvallend is namelijk dat het gebruik van kunstmest actief wordt gestimuleerd vanuit de overheid. De aanschaf van kunstmest kost geld en de dorpelingen vrezen dat de grond door het gebruik ervan extreem wordt uitgeput en veel langer de tijd nodig heeft om weer vruchtbaar te worden. Aangezien in de meeste dorpen geiten worden gehouden wordt er door de camp officer geëxperimenteerd met het gebruik van geitenpoep als mest. Door middel van de experimenten is bijvoorbeeld ook ondervonden dat het veld met mais na de oogst moet worden leeggelaten, zodat de maisplant na het oogsten van de kolven kan wegrotten op de grond waardoor de grond weer vruchtbaar wordt.

In Kabundi maken de inwoners sinds de start van dit landbouwproject onderscheid tussen conservation farming en subsistence farming. Een onderdeel van het conservation farmingproject is dat de overheid een verkoopkanaal creëert voor de boventallige producten die als gevolg van de nieuwe landbouwtechniek worden geproduceerd. Nu er met

conservation farming geld kan worden verdiend, wordt conservation farming ook wel commercial farming genoemd. Degenen die aan conservation farming doen, maken onderscheid in het gebruik van hun grond. Er wordt een stuk grond aangewezen dat

uitsluitend is bedoeld voor voedselgewassen voor eigen gebruik, het stuk grond dat is bedoeld voor subsistence farming. Daarnaast wordt een stuk grond aangewezen dat wordt gebruikt voor conservation farming. Hierop worden de producten voor de markt verbouwd. Op het stuk

 

grond dat is bedoeld voor conservation farming worden de zaden en kunstmest gebruikt die tijdens de cursus zijn gekregen of zijn gekocht van de opbrengst van de vorige oogst. Op het stuk grond dat is bedoeld voor subsistence farming wordt alleen kunstmest gebruikt als er toevallig iets over is dat niet nodig is op het gedeelte waarop conservation farming wordt toegepast. De oogst van het conservation stuk is niet voor eigen gebruik en wordt verkocht.

Figuur 5 Figuur 6 Figuur 7

Figuur 5 en 6 zijn afbeeldingen van stukken grond waarop chitemene techniek wordt toegepast, waarbij links pompoenen groeien en in het midden casava. Figuur 7 is een afbeelding van conservation farming, waarbij sojabonen, mais en bonen groeien.

Met conservation farming valt geld te verdienen doordat producten kunnen worden verkocht aan de overheid, tegen vooraf aangegeven prijzen. Daarnaast is het ook mogelijk om de producten zelf op de vrije markt te verkopen. Echter, door de kosten (vervoers- en

marktplaatskosten), de vrije marktconcurrentie en het risico dat niet alles wordt verkocht, vinden de cursisten het gemakkelijker om hun producten aan de overheid te verkopen. Het is daarnaast de bedoeling dat via Nansanga een nieuwe afzetmarkt ontstaan doordat de Core Venture, verplicht is om de kleine Nansanga-boeren en de dorpelingen te betrekken in hun plannen. Dit houdt in dat wanneer de Core Venture sojabonen verbouwt zij de dorpelingen en kleine boeren leert hoe dit verbouwd kan worden en - mits de kwaliteit naar behoren is – de dorpelingen en kleine boeren in de gelegenheid stelt hun oogst te verkopen aan de Core Venture.

Als gevolg van conservation farming en de komst van Nansanga is er een kans om structureel geld te verdienen. Hierdoor zien jongeren het als een kans om een ‘echte’ boer te worden. Zij definiëren zichzelf nu (nog) niet als boer, omdat de oogst slechts voor eigen gebruik is. Pas wanneer daadwerkelijk op structurele basis geld wordt verdiend met de verkoop van de oogst zien zij zichzelf als boer. Nansanga wordt als springplank gezien, waar

kan worden afgekeken bij de ‘echte’ boeren om vervolgens hetzelfde op eigen grond te doen. Het plan is vaak om eerst geld te verdienen en dit geld vervolgens te investeren in hun eigen landbouwactiviteiten. 'You can only call yourself a real farmer if you're doing as good as farmer Chaunda is doing. Boer Chaunda is dé grote conservation farmer van Oost Kabundi’, zeggen Nico, Lemmie en Davies altijd en wordt ook beaamd door zowel andere jongeren als ouderen.

Boer Chaunda lijkt wel een begrip in dit gebied. De dorpen in Oost-Kabundi die aan conservation farming doen, gebruiken hem als voorbeeld om aan te geven wat ze willen bereiken met hun deelname. Het is frappant en ik weet niet of me dit een aantal weken geleden zou zijn opgevallen, maar ik zie nu direct wanneer ik op het grondgebied van deze boer kom. De paden zijn opeens breed en netjes bijgehouden. Er helt geen gras overheen, want het gras naast de paadjes is kort gewied. Ook de grootte van de gecultiveerde stukken is opvallend. Op het erf sta ik verbaasd te kijken naar hoe goed deze man het voor elkaar heeft. Hij heeft een huis met ramen, een golfplatendak en de bakstenen zien er erg professioneel uit. Ook heeft hij mooie planten en bloemen rondom zijn huis staan. Als je dit vergelijkt met de gemiddelde woning hier in Kabundi, is het verschil direct duidelijk. ‘Wanneer iemand ramen in zijn huis heeft, zijn land netjes op orde houdt en bloemen en planten heeft, kun je zien dat iemand het heel goed doet’, legt Mary uit. Op de onderstaande foto’s wordt het eerder

beschreven verschil in huizen duidelijk. Op de linkerfoto is het huis van boer Chaunda te zien met golfplatendak, ramen, bloemen, planten en een mooi bijgehouden erf. Op de middelste foto is te zien hoe het gemiddelde huis in Oost-Kabundi eruit ziet en op de rechterfoto staat het huis van Nawa. Nawa wordt gezien door de mensen van Oost-Kabundi als een van de armste mensen in het gebied. Later wordt er nog teruggekomen op deze man.

Figuur 8. Huis boer Chaunda Figuur 9. Gemiddeld huis in Figuur 10. Nawa’s huis Oost-Kabundi

 

Boer Chaunda was één van de eersten in Kabundi die als commerciële boer aan de slag

ging. Hij heeft veel hulp gehad vanuit de Boma waar zijn neef de eigenaar is van Komako29.

Doordat Chaunda zich in dit netwerk begeeft, beschikte hij vanaf begin af aan over een verkoopadres. Hij is begonnen met sojabonen waar ze bij Komako ontbijtdrankpoeder van maken die vervolgens kan worden aangelengd met water of melk. 'Vroeger woonde ik in een hut zoals de meesten in dit gebied. Ik heb elke verdiende Kwacha geïnvesteerd in zaden, kunstmest en mankracht. Soms betaalde ik mijn personeel met eten of regelde ik dat ik ze later mocht betalen. Het was hard werken en afzien. Ik dronk geen druppel en bezuinigde overal waar ik kon. En nu sta ik hier!' verteld Chaunda heel trots. Met behulp van Komako heeft Chaunda geleerd over de voordelen van het crop rotation-systeem ten opzichte van

Chitemene-systeem. Door toepassing van het crop rotation-systeem raakt de grond minder

snel uitgeput en kon boer Chaunda stukken land veel langer gebruiken en vruchtbaar houden. Bij het crop rotation-systeem wordt wel gebruik gemaakt van kunstmest.

Na elke oogst kon Chaunda zijn gecultiveerde stukken uitbreiden en zo is zijn bedrijf de afgelopen vijf jaar stukje bij beetje gegroeid. ‘Na de volgende oogst heb ik zelfs genoeg geld gespaard om een truck te kopen. Dan kan ik nog meer activiteiten ondernemen. Mijn plan is om de mensen hier werk te geven met bijvoorbeeld het maken van houten planken of houtskool. Dat kan ik dan vervoeren naar Kabwe of Lusaka en voor veel geld verkopen. Een grote zak houtskool kost in Kabundi K10.000 (€1,50), in de Boma K20.000 (€3,00) , maar in de steden kan ik er zelfs K45.000 (€6,75) voor krijgen’, aldus boer Chaunda. Ik sta perplex, want zo'n ondernemersdrift heb ik nog niet eerder gezien hier. Er zijn genoeg goede ideeën,

maar vaak verdwijnt de opbrengst van de oogst of piece work30 bij de shop waar ze Jiri Jiri31

of traditioneel bier verkopen en komt er van de goede ideeën weinig terecht.

Chaunda is de grootste commerciële boer in Oost-Kabundi en eigenlijk een eenling. Er

zijn veertien commerciële boeren in Oost-Kabundi, maar geen één is zo succesvol als Chaunda. Dit heeft naar mijn idee twee redenen, namelijk dat Chaunda heeft durven

investeren met geld, arbeid en tijd en doordat hij al een aantal jaar eerder is begonnen dan de

      

29

Komako is een fabriek die oorspronkelijk is opgericht om stropers een andere manier van levensonderhoud te bieden. Ze krijgen les in conservation farming waana ze hun eigen oogst in de fabriek verwerken tot een product dat vervolgens aan bijvoorbeeld supermarkten kan worden verkocht. Door het succes is Komako nu ook betrokken bij het landbouwproject van de overheid om de oogst te verwerken tot producten. Hierdoor hoopt de directeur van Komako dat er meer structurele werkgelegenheid zal ontstaan.

30

Piece work is een benaming voor dagbaantjes.

31

Jiri Jiri is drank met een alcoholpercentage van 40% of 60% dat in kleine zakje wordt verkocht voor K1000 (€0,15). Alcoholverslaving is een groot probleem en daarom gaan er geruchten dat de overheid Jiri Jiri wil verbannen uit Zambia, omdat het zo goedkoop is en erg sterk.

rest. Chaunda bevond zich in het juiste netwerk waardoor hij al bekend was met de nieuwe mogelijkheden nog voordat de landbouwmogelijkheden in Kabundi werden ontplooit.

In Oost-Kabundi bevinden zich ook twee succesvolle tabaksboeren, die net als Chaunda een groot voorbeeld zijn voor de gemeenschap. Deze twee boeren behoren ook tot de rijkere dorpen met huizen met een golfplatendak, meerdere fietsen en een aggregaat. Samen met Chaunda zorgen zij voor werkgelegenheid wanneer er geoogst moet worden. Het verbouwen van tabak is zeer arbeidsintensief en gaat ten koste van de bebossing. De

tabaksbladeren worden gedroogd in speciale huisjes die gedurende vier dagen 24 uur per dag verwarmd moeten worden. Wanneer je op grondgebied van tabaksboeren komt, merk je dat dan ook direct aan het feit dat er op veel gedeeltes geen grote bomen meer te vinden zijn. Om verdere ontbossing te voorkomen is afgesproken dat er niet meer tabaksboeren bij mogen komen. Davies en Kalambo hebben in het verleden beiden ook geprobeerd om tabak te verbouwen, maar zijn afgehaakt doordat het te zwaar werk was. Zij zijn niet de enige de dit geprobeerd hebben. In Oost-Kabundi heb ik nog vijf dorpen gezien waar getracht is tabak te verbouwen.

Niet iedereen is even enthousiast over conservation farming. Nico wil me een dorp laten zien waarvan hij van te voren alleen zegt ‘This is how bad it can be’. In het dorp ontmoet ik Nawa (40) vader van acht kinderen. Hij woont zijn hele leven al in Kabundi Area. In zijn tijd kon je alleen maar tot groep zeven naar school gaan, de middelbare school was helemaal geen optie. Hij nodigt ons uit om te komen zitten onder de mangoboom waar ik een goed zicht heb op zijn slaaphut en kookhut. Van alle armoedige dingen die ik ondertussen heb gezien, is hij één van de meest schrijnende gevallen. Het dak van de slaaphut is voor de helft ingezakt waardoor nog maar in één gedeelte van de hut kan worden geslapen. Als het regent hebben ze een groot probleem. De kookhut bestaat alleen uit een constructie van een dak dat echter ook half is ingestort en er zijn geen bakstenen gemaakt om de constructie enigszins af te sluiten voor de wind en kou. Van de acht kinderen die hij heeft, is er niet één die verder heeft kunnen gaan dan groep zeven. ‘I don’t understand why they should go to school and waste money that we don’t have’, zegt Nawa. Nico vraagt of Nawa nog nagedacht heeft om deel te nemen aan het conservation-groepje van zijn moeder. ‘Auwe Auwe’ zegt hij hoofdschuddend. Hij snapt niet waarom mensen dit willen gaan doen als je met minder werk ook prima kunt overleven. Ondertussen vraagt hij wel aan Nico of hij wat maïsmeel mag lenen, want ze komen te kort dit seizoen. Over drie weken kan er waarschijnlijk geoogst worden en dan hebben ze weer voldoende voedsel. Nico probeert uit te leggen dat hij door zich aan te sluiten bij dit groepje

 

juist minder risico loopt op een tekort aan voedsel en daarnaast nog wat geld kan verdienen. Nee, het is duidelijk dat deze man hier geen zin in heeft. Hij geeft aan dat hij geen actieve rol wil spelen in de gemeenschap en dat hij geen vertrouwen heeft in het nieuwe boeren. Ondanks de grotere oogst in andere dorpen, wil Nawa er niets mee te maken hebben. Nico en ik

verlaten het dorp. ‘This man only wants to sit in front of his house and doesn’t want to participate in our community’ zegt Nico. Hij vindt dat deze man zijn kansen op een beter leven vergooit en daarmee ook de toekomst van zijn kinderen negatief beïnvloedt. ‘In een gebied als Kabundi krijg je niet vaak kansen op een beter leven. Maar als ze je dan toch worden aangeboden dan moet je ze met beide handen aanpakken vind ik! Doordat mijn moeder nieuwe dingen aanpakt en veranderingen doorvoert, hebben wij nu bijna allemaal een matras om op te slapen en bezitten we twee fietsen. Als mijn moeder net als Nawa voor haar hut was blijven zitten, waren we nu net zo arm als hij, aldus Nico.

2.4 Conclusie

Gezien het feit dat Zambia geen geïndustrialiseerde economie is, geen stabiele

voedselzekerheid heeft en er niet voldoende officiële banen zijn, zijn veel Zambianen afhankelijk van zelfvoorzienende landbouw. Een aantal jaar geleden werd het boerenberoep slechts uitgeoefend door de rurale bevolking. Dit beeld is echter veranderd door een gebrek aan werkgelegenheid en het schaarser worden van grond. Daarnaast zijn er weinig tot geen door de overheid gereguleerde pensioenvoorzieningen en worden de banden met het geboortedorp vaak slechter. Degenen die geld bezitten proberen als gevolg hiervan te investeren in grond, zodat geld kan worden verdiend met de verkoop van op deze grond verbouwde producten en men een zekerheid heeft voor later. Landbezit wordt in Zambia momenteel van grote waarde geschat. Bij het verkrijgen van grond is het van belang te weten dat Zambia twee categorieën land kent: staatsland en traditionele land. Staatsland behoort toe aan de overheid, traditioneel land behoort toe aan de chiefdoms. Het is de rol van de chief om de verwerving en het gebruik van land te reguleren. Op grond van de wet heeft de president