• No results found

Hoofdstuk 3. Nansanga Farming Block 3.1 En toen zei de Chief ‘nee’.

3.6 Nansanga en Kabundi: een combinatie met mogelijkheden?

De komst van Nansanga heeft, zoals hierboven al beschreven, voor veel verandering gezorgd in het rurale, afgelegen gebied van Kabundi. Vijf jaar geleden is de weg van Serenje naar de Core Venture gebouwd en vanaf toen is Kabundi steeds meer een geldeconomie geworden in plaats van een ruilhandel. De mogelijkheid om straks voor de Core Venture of de andere Nansanga-boeren te gaan werken, wordt gezien als een kans op een beter bestaan. ‘Kabundi is een ruraal gebied waar werk schaars is dus ik heb dit nodig om iets met mijn leven te kunnen doen’ vertelt Paméla (23) die op tienjarige leeftijd is gestopt met school en nu de eindjes aan elkaar knoopt om voor zijn vier kinderen te zorgen. Mary heeft een dubbel gevoel bij

Nansanga. ‘Door het project zijn al veel dingen ten goede veranderd voor mij en mijn gezin, maar ik ben nog steeds bang voor het feit dat we nu landlocked zijn. Werkmogelijkheden zijn meer dan welkom natuurlijk, maar er moet genoeg tijd en energie overblijven om ook mijn eigen land te verbouwen’. Davies hoop alleen maar dat commercial farming inderdaad de uitkomst blijkt te zijn om duurzaam met grond om te gaan, want anders ziet hij de toekomst

somber in. Deze dubbele gevoelens worden door bijna alle mensen die meedoen aan het landbouwproject gedeeld.

Nansanga is een uniek pilotproject, maar draagt volgens Chembo nog wel wat kinderziektes en dilemma’s met zich mee. Zo zijn alle kleine wegen tussen de kleinere

farmblocks wel vrijgemaakt van bomen, maar niet afgemaakt met gravel. Dit zorgt ervoor dat er nu na twee regenseizoenen alweer flinke struiken zijn gegroeid en dat deze wegen moeilijk bereikbaar zijn. Het onderhoud van deze wegen is de verantwoordelijkheid van de Nansanga- boeren zelf, maar volgens de Daco ook van de lokale bevolking in bijvoorbeeld Kabundi. Deze laatste groep maakt mij echter duidelijk dat zij geen actie ondernemen wanneer ze er niet voor worden betaald. Toen ik deze bevinding terugkoppelde aan de Daco en aan Moyo, kwam hier geen oplossing voor en werd het probleem doodgezwegen door op een ander onderwerp over te stappen.

Een ander dilemma gaat over de drie dammen die zijn gecreëerd en die voor de nodige onrust hebben gezorgd bij de lokale bevolking. In West-Kabundi moest namelijk een gebied worden ontruimd om plaats te maken voor deze dam en moest één huishouden een stuk land opgeven. Als compensatie krijgen zij het eerste recht om te vissen in het meer dat is ontstaan. In Kabundi en omgeving is vissen onmogelijk dus dit biedt perspectief voor een nieuwe markt. Ook is er een irrigatieplan gemaakt doordat er vanuit de dam irrigatiekanaaltjes zijn gebouwd die naar andere dorpen lopen. Wat opvallend is, is dat deze kanaaltjes slechts één keer zijn gebruikt. Het probleem is echter dat degene die deze luxe hebben, niet weten hoe ze het moeten gebruiken. Er moet namelijk eerst gereedschap bij de village headman worden gehaald om de watertoevoer te openen en vervolgens moet er bij het dorp een stop uit de muur worden gehaald voordat het water het land op kan stromen.

Figuur 20. Het irrigatiekanaal Figuur 21. De Sasa dam.

‘Ik heb alles gedaan wat ze me hebben verteld. Tijdens het hete seizoen hebben we allemaal de watertoevoer geopend om ons land van water te voorzien, maar vervolgens kregen de

 

sojabonen vlakbij het irrigatiekanaal teveel water waardoor ze dood gingen. De sojabonen aan het einde kregen daarentegen helemaal geen water. We snappen dus niet waarom de

overheidswerkers allemaal zeggen dat we zo blij moeten zijn met deze irrigatiekanalen’ vertelt één van de dorpelingen die aan het irrigatiekanaal woont. Er is duidelijk meer informatie nodig voor deze mensen. Ze zullen de irrigatiekanalen immers nooit gaan gebruiken en/of onderhouden zolang ze er het voordeel niet van inzien.

Nansanga en Kabundi vormen een combinatie die mogelijkheden biedt aan de Zambianen door onder andere de werkgelegenheid en de infrastructuur die als gevolg van Nansanga onstaan. Om het beste resultaat te bereiken zal naar mijn mening echter de communicatie tussen alle betrokken partijen tot stand moeten worden gebracht. Tijdens een ouderdag op een basisschool in Kabundi werd duidelijk dat communicatie al een probleem was tijdens de aanleg van Nansanga. Tijdens deze ouderdag had ik de mogelijkheid om een grote groep mensen tegelijk naar hun mening te vragen en een discussie op gang te brengen. Opvallend is de manier waarop Nansanga begonnen is. ‘Opeens zagen we mensen het land afbakenen! We hadden geen idee wie deze mensen waren en wat ze deden met ons land’, zegt een man die in de buurt woont van één van de dammen. ‘We zijn boos geworden en naar onze village headman gegaan voor een verklaring. Na een paar dagen had de overheid

bijeenkomsten georganiseerd om hun plannen uit te leggen’, vertaalt de directeur nadat een zwangere vrouw opstond om haar verhaal te doen. De groep ouders vertellen me over de uitleg die zij hebben gekregen over Nansanga met de outgrowers schemes, waar zij aan mogen deelnemen en geld mee kunnen verdienen. Daarnaast vertellen ze over de

werkgelegenheid die als gevolg van het project ontstaat en over het voordeel van de grote weg die er inmiddels is. Hun ongenoegen over de manier waarop het project gestart werd, blijft echter een probleem dat -ook- voor extra argwaan zorgt. Ze geven aan dat ze moeite hebben met het overzien van de consequenties doordat hun zorgen door de overheid steeds goed worden praat met meer beloftes. Hun grootste zorg is het feit dat ze landlocked zijn. Door de overheid wordt dit weggewoven met het argument dat de nieuwe landbouwtechniek ervoor zorgt dat ze hun grond duurzamer kunnen gebruiken. ‘Ik weet dat je Nawa hebt ontmoet en hij is één van die mensen die niets wil veranderen. Niemand weet wat er in de toekomst met hem en anderen die niet willen deelnemen zal gebeuren’, zegt Asa. Asa woont in een dorp waar ik altijd langskom als ik naar Kabundi centrum loop. Ik weet dat Mary veel moeite heeft gedaan om haar te overtuigen om zich ook bij een conservation groepje aan te sluiten. Nu ze ook deelneemt aan het project is ze ervan overtuigd dat dit de enige manier is om te overleven nu ze landlocked zijn. Hierdoor ziet ze de toekomst somber in voor de mensen die niet willen

deelnemen. Nadat de negatieve kanten van Nansanga zijn besproken, staat er een oude man op. Hij denkt dat hij 90 jaar oud is en is daardoor de oudste Zambiaan die ik ooit ontmoet heb. Hij vertelt dat we, ondanks de angst en argwaan die rondom Nansanga zijn ontstaan blij moeten zijn dat het project hier is gekomen. ‘De meesten kunnen blijven wonen waar ze wonen, er is een weg gekomen, er zal werkgelegenheid ontstaan en we gaan duurzamer met onze grond om’ zegt hij. Hij wijst de mensen op de kleine winkels die er nu zijn en maakt hij een grap over dat hij wilde dat hij nog jong was, want dan zou hij net zoals boer Chaunda zijn. Dan kon hij zijn oude dag op een sofa en matras doorbrengen in plaats van op een houten krukje en een matje. ‘De tijd is gekomen om actief te worden en niet langer voor onze hutten te blijven zitten!’ zegt hij in gebrekkig Engels. De groep knikt instemmend en de stemming verandert van negatief naar positief waarbij goed voelbaar is dat mensen de toekomst ook juist positiever zien door Nansanga. Ze hopen op werkgelegenheid en daarnaast hopen ze ook hun eigen grond te kunnen blijven verbouwen. Zo maken ze dubbele winst en heeft dadelijk iedereen een fiets of een matras. ‘Binnen een aantal jaar kun je Kabundi vanuit de lucht zien, omdat onze golfplaten daken dan schitteren in de zon’ zegt iemand trots. De rest van de aanwezigen gaat staan, klapt, knikt beamend en joelt.

3.7 Conclusie

Nansanga Farming Block is zoals gezegd een transnationale lanstransactie van de Zambiaanse overheid. Voor Zambia zijn landinvesteringen als Nansanga van groot belang om meer

economische variëteit te creëren en de afhankelijkheid van de koperindustrie te verminderen. Daarnaast zijn landinvesteringen van belang voor het creëren van voedselzekerheid, de vergroting van exportinkomsten, het toegankelijker maken van onderontwikkelde rurale gebieden, het verminderen van armoede en het tegengaan van urbanisatie.

Nansanga bestaat uit een Core Venture, drie commerciële boerderijen en 310 kleine en medium grote percelen die weer zijn onderverdeeld in diverse categorieën. De Core Venture is de grootste investeerder en wordt gezien als de leider van Nansanga. In Nansanga wordt de Core Venture in gebruik genomen door Bonafarm Group. Bonafarm Group dient aan een aantal randvoorwaarden te voldoen zoals het grondgebied operabel te maken en hun landbouwactiviteiten toegankelijk maken voor de andere Nansanga-boeren. Het grootste doel van Nansanga is dat alle Nansanga-boeren en uiteindelijk ook de boeren uit de dorpen hun oogst aan Bonafarm Group kunnen verkopen, zodat zelfs de kleinste boer kan mee profiteren.

In het landgrab debat zijn werkgelegenheid, technologische innovatie en

 

2010a). Nansanga heeft in Kabundi area inmiddels gezorgd voor een verbetering van de wegen. Daarnaast wordt momenteel getracht de bankvoorzieningen in Serenje, elektriciteit en –communicatie- infrastructuur van en naar Nansanga te verbeteren. Als deze voorzieningen er zijn wordt Serenje district aantrekkelijker voor landbouwbedrijven. De werkgelegenheid die Nansanga tot nu toe met zich meebracht heeft ertoe geleid dat er geld in omloop is gekomen. In de gebieden rondom Nansanga was tot de komst van Nansanga slechts sprake van

ruilhandel. Door de standvastigheid van Chief Muchinda is Nansanga een uniek pilotproject geworden dat voordelen voor de plaatselijke bevolking met zich mee lijkt te brengen op verschillende terreinen. Er is echter ook sprake van een aantal kinderziekten. Zo zijn de zijwegen wel vrijgemaakt van bomen maar niet direct afgewerkt met gravel. Inmiddels, twee regenseizoenen verder, zijn er alweer behoorlijke struiken gegroeid waardoor de wegen moeilijk bereikbaar en begaanbaar zijn. Het onderhoud van deze wegen is de

verantwoordelijkheid van de Nansanga-boeren, maar ook van de plaatselijke bevolking. Deze laatste groep lijkt niet genegen te zijn hierin enige actie te ondernemen zolang hiervoor niet wordt betaald. Wanneer dergelijke problemen worden aangekaart bij de overheid, worden deze doodgezwegen en wordt overgestapt op een ander onderwerp. Hetzelfde geldt voor de inmiddels aangelegde dammen en irrigatiekanalen. De komst alleen al heeft voor behoorlijk wat onrust gezorgd onder de lokale bevolking, aangezien een gebied moest worden

vrijgemaakt voor deze dammen waardoor een huishouden een stuk land moest opgeven. De irrigatiekanalen zijn slechts één keer door de lokale boeren gebruikt, aangezien zij geen idee hebben hoe ze deze moeten gebruiken. Er lijkt een groot gebrek aan communicatie te zijn, waardoor momenteel door de lokale bevolking niet optimaal van de mogelijke voordelen wordt geprofiteerd. Dit gebrek aan communicatie was kennelijk ook al een probleem bij de aanleg van Nansanga. Niemand was op de hoogte van de plannen toen er opeens stukken land werden afgebakend. Als gevolg van deze start is de argwaan vanaf begin af aan in het

achterhoofd van de lokale bevolking aanwezig.

Echter kan de win-win situatie die nu lijkt te ontstaan uiteindelijk weer verdwijnen. Zoals in Mkushi ook duidelijk werd, wordt machinaal werk steeds belangrijker en zullen machines uiteindelijk ongeschoolde arbeid en daardoor een aantal werknemers gedeeltelijk gaan vervangen.