• No results found

Hoofdstuk 4. Kansen of keuzes? Jongeren in Kabund

4.1 Kansen of keuzes?

Het is zondagochtend en samen met mijn gastfamilie loop ik naar de kerk. Mary gekleed in een zwarte rok, rode blouse en een witte doek die haar haren bedekt. Ze is één van de leading

ladies van de vrouwenclub van de United Church of Zambia (UCZ). In clubverband

ondernemen de dames allerlei activiteiten. Zo bekommeren zij zich over de kinderen die één of beide ouders hebben verloren, stimuleren zij moeders om hun kinderen naar school te blijven sturen en bezoeken zij andere UCZ-gemeenschappen om van elkaar te kunnen leren. Deze week staat in het teken van de jeugd en vandaag mogen de jongeren van het koor de mis organiseren. Mijn twee ‘broers’ Kalambo en Nico lopen voor ons en zijn vandaag wat

nerveus, want zij hebben beiden een belangrijke rol. Ondanks het feit dat ze elke week

liederen zingen, trommelen en dansen in de kerk, vinden ze vandaag een hele belangrijke dag. ‘Een dag om naar God te bidden en hem te vragen om ook aan ons te denken, vooral tijdens Jongeren Dag’ vertelt Nico. Het is erg druk in de kerk waar ik voornamelijk vrouwen met kinderen zie en slechts enkele mannen. Ik schat dat er ongeveer 40 mensen aanwezig zijn waarvan ik tien mensen herken uit Oost-Kabundi. Tijdens deze dienst valt één bepaalde jongen mij erg op. Hij preekt alsof hij nooit anders heeft gedaan en krijgt tijdens zijn preken de gemeenschap actief. Instemmend wordt er geknikt, geroepen en geklapt. Handen gaan de lucht in en ogen worden gesloten. Ondanks het feit dat, of wellicht juist doordat het heel hard begint te onweren, regenen en waaien en het rieten dak van de kerk niet waterdicht blijkt te zijn, stijgen we naar een hoger niveau. Er wordt nog een lied gestart door het koor en mensen staan op om te klappen, zingen en dansen. Degene die blijven zitten, moedigen de dansende menigte aan. De jongeren van het koor worden gezegend door de dansende mensen, geld wordt gekust en vervolgens in een pot gedaan. Kleine kinderen gaan van de een naar de ander om vervolgens niets begrijpend en huilend van alle commotie weer aan hun moeder terug te worden gegeven. Hierna bedaart de jongen de menigte om weer om verder te kunnen gaan met zijn preek, waarna vervolgens het ritueel van dansen, zingen en klappen weer wordt herhaald. Het genot straalt van de jongen af.

Na afloop van de mis wordt er voor de kerk druk nagepraat en zie ik mijn kans om die prekende jongen aan te spreken. Zijn naam is Lemmie. Hij blijkt 24 jaar te zijn en is een actief kerkganger die tijdens ‘normale’ zondagen de kinderen tijdens de mis apart neemt voor een speciale kindermis. We spreken af dat ik hem de volgende middag bezoek in zijn dorp.

 

Lemmie is de oudste van zeven kinderen en woont bij zijn ouders in het dorp. Samen met een van zijn broertjes deelt hij een slaaphut die hij zelf heeft gebouwd. De hut is gemaakt van bakstenen die hij zelf heeft gemaakt en heeft laten bakken in de zon. Op de houten constructie voor het dak ligt riet. ‘Later als ik meer geld verdien, koop ik een golfplaten dak’ vertelt hij wanneer hij me naar het dak ziet kijken dat deels is afgedekt met plastic om lekken tegen te gaan. Ik mag ook even naar binnen gluren en zie twee rieten matjes op de grond met ieder een dikke deken erop. Boven de matjes hangt een klamboe dichtgeknoopt. Zonder dat ik ernaar vraag vertelt hij dat hij sinds de klamboe minder vaak malaria heeft opgelopen. Ook

benadrukt hij dat wanneer hij een waterdicht dak heeft, graag een echt matras wil gaan kopen. Zijn broertjes en zusje blijven nieuwsgierig staan kijken naar ons. Wanneer ik mijn gezicht naar hen toedraai, rennen ze giechelend weg. ‘Sorry, ze zijn niet gewend aan mzungu’s’, zegt hij verontschuldigend. Wanneer we langs de kookhut lopen, ontmoet ik zijn ouders. Zijn vader heeft een stijf been en kan zijn rechterarm slechts beperkt gebruiken. Hij heeft een verkeersongeluk gehad een aantal jaren terug. Lemmie was toen vijftien en sindsdien is hij binnen het gezin verantwoordelijk voor een groot deel van de voedselvoorziening. Wat me opvalt is dat er een groot leeftijdsverschil is tussen hem en zijn jongste broertjes en zusjes. Twee kunnen er namelijk nog niet eens lopen. Om er zeker van te zijn vraag ik aan zijn vader of dit al zijn kinderen zijn. ‘Ee mukwai!’ beaamt hij vol trots in het Bemba. Het zijn allemaal zijn kinderen. Na een paar weken intensief met Lemmie op te hebben getrokken, vertelt hij me op een dag dat hij het er niet mee eens is dat zijn ouders nog zoveel kinderen hebben gekregen ondanks de lichamelijke toestand van zijn vader. ‘Toen ik nog alleen met mijn broertje en zusje was, hadden we het goed. Ik had de goede hoop om school af te kunnen maken en verder te kunnen studeren om leraar of agent te worden’. Lemmie is op zijn

veertiende naar de middelbare school Serenje Boys high school in Serenje gegaan. Officieel is het een kostschool voor jongens van de rijkere middenklasse, maar jaarlijks worden ook een bepaald aantal minderbedeelden aangenomen. Lemmie was er hier één van. Hij had slechts het eerste jaar afgerond toen hij werd teruggehaald door zijn ouders. Zijn vader had een ongeluk gehad en het geld was op. Lemmie is de oudste thuis en moest dus de zorg van het gezin op zich nemen. Hij laat zijn cijferlijsten zien waaruit blijkt dat hij een bovengemiddeld student was. Wat zonde denk ik en voel een pijn in mijn buik opkomen. Zo’n gedreven jongen, zoveel passie, doorzettingsvermogen en aanleg. Lemmie is degene die me wellicht de belangrijkste les leerde over het leven in Zambia. Hij kijkt met zijn grote ogen naar me en wijst naar de mensen die we voorbij zien lopen. ‘Pascale snap je het nu, nu je zoveel verhalen over mij en anderen jongeren kent en the village life zelf ervaart, snap je het dan nu? It’s not

about choices, but it’s all about chances’. Ik werd met mijn neus op de feiten gedrukt, want deze zin is op zoveel gebieden van toepassing hier. Het verhaal van Lemmie is geen

uitzondering op de regel. Misschien is zijn levensverhaal juist typerend voor de jongeren hier. Alleen al wanneer het gaat om de mogelijkheid om onderwijs te volgen wordt zijn zin

duidelijk. Het is namelijk vaak geen keuze om wel of niet naar school te gaan, maar juist een kans.

4.2 Onderwijs

Het is waarschijnlijk rond vijf uur in de ochtend en de haan begint te kraaien. Tijd om op te staan! In de schemering maakt Chilufya het vuur in de kookhut weer aan en Kaundu veegt het erf schoon. Het opgevangen regenwater wordt opgewarmd boven het vuur, zodat de jongens zich kunnen wassen en de afwas van de vorige avond kunnen doen. School start officieel om kwart over zeven, maar omdat de meesten geen klok hebben worden de lessen gestart

wanneer de docent vindt dat er genoeg kinderen aanwezig zijn. Tussen half zeven en half acht zie je overal vandaan kinderen richting school gaan, groot en klein, sommige in uniform, sommige met schoenen aan en een enkeling op de fiets. Er worden dagelijks vele kilometers afgelegd door deze kinderen, want in dit afgelegen gebied zijn niet veel scholen. De oudere kinderen nemen de jongere mee naar school. Het Nederlandse plaatje waarbij de ouders hun kinderen naar school brengen en ze nog even een kus of een aai over hun bol geven, heb ik in Kabundi nooit gezien. Ook het meegeven van lunchpakketjes is iets wat zelden voorkomt. De kinderen eten de producten die op dat moment rijp zijn en vaak in elk dorp te plukken zijn. Mango’s, avocado’s, bananen en gekookte of geroosterde maiskolven is het enige wat ze eten totdat ze na schooltijd weer thuis zijn en nshima kunnen eten.

Muchinda Basic School is de basisschool in Kabundi Area en biedt onderwijs van groep één tot en met groep negen. Dit is uitzonderlijk, want in rurale gebieden als Kabundi gaat de basisschool normaal gesproken maar tot groep zeven, aangezien onderwijs tot en met groep zeven gratis toegankelijk is. In groep acht en negen betaal je examengeld en ben je verplicht om een uniform te dragen. Vaak is hiervoor geen geld waardoor een enorme daling te zien is in het aantal leerlingen in de groepen acht en negen ten opzicht van het aantal kinderen in groep zeven. Op onderstaande afbeelding wordt duidelijk hoe groot die daling is. In groep één tot en met vijf ligt het gemiddeld aantal leerlingen rond 95. In groep acht en negen komt het aantal niet boven de 30.

 

Figuur 22. Aantal scholieren Muchinda Basic School

De financiën zijn echter niet de enige reden voor de vroege schoolverlaters. Vaak worden oudere kinderen uit school gehouden om meer te kunnen helpen op het land. Soms worden ze door hun ouders niet gestimuleerd om naar school te gaan. Volgens Mweene, de

schooldirecteur van Muchinda en Mary en hangt dit vaak samen met het opleidingsniveau van de moeder van de kinderen. Als de moeder haar school nooit heeft afgemaakt, worden de kinderen vaak minder of niet gestimuleerd om naar school te gaan. ‘Ik begrijp niet waarom onderwijs noodzakelijk is. Het is alleen van belang om te weten hoe je je land moet

cultiveren, hoe je moet koken en hoe je voor je man moet zorgen’ vertelt de achttienjarige Mulenga die na groep vijf is gestopt met school, op haar twaalfde is getrouwd en nu drie kinderen heeft. Leraar Chisanga besteedt veel aandacht aan deze ouders, zodat ze hun

kinderen in ieder geval groep zeven laten afmaken. Het zet echter nog maar weinig zoden aan de dijk, zoals hij zelf zegt.

De reden waarom Muchinda Basic School wel een groep acht en negen heeft is, zoals op onderstaand figuur te zien, dat Kabundi redelijk centraal ligt ten opzichte van andere scholen. Hierdoor is het voor leerlingen van andere scholen qua afstand mogelijk om de basisschool af te ronden. Doordat er zo weinig kinderen doorstromen naar groep acht en negen wordt het door de overheid niet als rendabel gezien om deze groepen op elke school aan te bieden.

Figuur 23. Scholen in Muchinda Zone

Wanneer je groep negen hebt afgerond, moet je worden geselecteerd om de

mogelijkheid te krijgen om naar de middelbare school te gaan. Deze selectie vindt puur plaats op basis van de hoogte van de cijfers. Op onderstaande foto is te zien hoeveel leerlingen er de afgelopen drie jaar werden geselecteerd om naar de middelbare school te gaan. Zo waren in 2011 50 leerlingen geslaagd, maar werden er slechts 26 geselecteerd.

Figuur 24. Examenresultaten Muchinda Basic School

Naast de selectieprocedure die van belang is voor toelating, is het ook noodzakelijk het collegegeld te kunnen betalen. ‘Het is erg moeilijk om beurzen te krijgen waardoor er

gemiddeld slecht drie á vijf leerlingen de kans krijgen om naar de middelbare school te gaan’, aldus Mweene. ‘Naast de beurzen zijn er soms leerlingen met rijke familieleden die het collegegeld betalen’. Naast het collegegeld moet ook rekening worden gehouden met huurkosten, aangezien de leerlingen naar een Boma of stad moeten verhuizen om naar de middelbare school te kunnen gaan. ‘Als gevolg hiervan is het onmogelijk voor velen om door te studeren en haken sommigen al af vóór het eindexamen’ legt de directeur uit. De

middelbare school duurt drie jaar. De goedkoopste middelbare school in Serenje kost K450.000 (€ 67,50) per jaar. Daarnaast zijn de huurkosten gemiddeld K20.000 (€ 3) per maand. Vervolgens moeten er ook een schooluniform, sokken, schoenen en schriften (K1000/€ 0,15) worden aangeschaft. Boeken zijn niet nodig, aangezien alles van het bord wordt overgeschreven. Hier is bewust voor gekozen, omdat het anders onbetaalbaar wordt voor velen.

Naast alle kosten die gepaard gaan met het volgen van middelbaar onderwijs, komen er ook risico’s bij kijken. Gemiddeld zijn de leerlingen veertien jaar oud als ze starten met middelbaar onderwijs en zelfstandig gaan wonen om naar school te kunnen gaan. Vaak krijgen ze vanuit huis uit een zak houtskool en maïsmeel mee zodat nshima gemaakt kan worden. Verder is het afwachten of via via groente of wat extra geld om groente te kopen geregeld kan worden, want er is geen tijd of plek om ze zelf te verbouwen. De

omstandigheden zijn hierdoor erg zwaar. Uit interviews blijkt dat de rijkere jongeren die in de Boma of stad wonen zich hiervan bewust zijn en misbruik maken van de omstandigheden

 

waarin de leerlingen zich bevinden. Zo bieden ze de meisjes een truitje of rok aan in ruil voor seks, waardoor deze meisjes vaak zwanger raken en terug moeten keren naar hun dorp om vervolgens als alleenstaande moeder het kindje op te voeden. Naast zwangerschappen vormt ook alcoholgebruik een risico. Hierdoor gaan de schoolresultaten achteruit en worden ze soms van school gestuurd.

Na de middelbare school zijn er een aantal mogelijkheden om door te studeren. De universiteiten zijn echter erg duur en er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. De colleges zijn goedkoper en hebben meer beschikbare plaatsen. Studies als landbouwkunde, lerarenopleiding en verpleegkunde zijn populair omdat je dan voor de overheid kunt gaan werken. Uit al mijn interviews en gesprekken blijkt dat de overheid als beste werkgever wordt gezien, omdat werken voor de overheid veel zekerheid met zich meebrengt en je vaak recht hebt op een huis van de overheid. De directeur van Ibolelo High School in Serenje vertelde me echter dat hij maar een handjevol rurale jongeren kent die na middelbare school nog zijn gaan doorstuderen. ‘Vaak is er geen geld, moeten ze voor hun ouders gaan zorgen of kunnen ze een baantje regelen ergens’, aldus de directeur.

4.3 Werk

‘Bwino, we take that one!’, zegt Kalambo opgetogen. Nico en ik kijken wat angstig omhoog

naar de grote boom die Kalambo aanwijst. Nico en Kalambo hebben via een handelsman uit de Boma werk geregeld en moeten binnen twee maanden vijftig houten planken aanleveren. Vijftig houten planken…en dat zonder gebruik te maken van machines. Ze hebben enkel een grote zaag aangeschaft en een diepe kuil gegraven. ‘De werkplaats’ ligt vlak achter het huis van Kalambo, maar de plek waar we nu staan is zeker tien minuten lopen van het huis vandaan. Ik zie geen fiets, paard of ezel waarmee we deze boom gaan vervoeren richting de werkplaats. Kalambo wijst naar drie andere boomstronken en naar het pad dat inmiddels is gevormd. ‘Het plan is om deze boom om te zagen en dan naar de werkplaats te rollen met behulp van deze boomstronken. Daarna zagen we de boom in planken’, geeft Kalambo aan. Het klinkt zo gemakkelijk, maar na enkele uren hebben we pas twee bomen bij de werkplaats verzameld.

De handelsman uit de Boma die de jongens deze klus heeft gegeven, doet dat

voornamelijk omdat arbeidskracht veel goedkoper is in rurale gebieden. Hoogstwaarschijnlijk zal hij deze planken gebruiken om meubels van te maken of om door te verkopen in urbane gebieden zoals Kabwe en Lusaka. Het maken van deze planken is een zware klus. Allereerst moeten er bomen van een bepaalde dikte en hoogte worden omgezaagd om vervolgens de

planken over de hele lengte van de boom te zagen. Kalambo zou deze planken het liefst zelf doorverkopen, omdat er dan meer geld aan verdiend kan worden. Op dit moment is dat voor hem niet haalbaar omdat hij niet voldoende geld heeft om te investeren in bijvoorbeeld een auto waarmee de planken richting de Boma of grotere steden vervoerd moeten worden. Daarnaast is Kalambo’s dorp niet bereikbaar met een auto doordat het tussen moerassige gebieden ligt die niet onderling zijn verbonden door een goede brug.

Het werk wat Nico en Kalambo nu doen noemen ze ook wel piece works. In een ruraal gebied zoals Kabundi zijn vaak de leraren en de doctoren de enige met een vaste betaalde baan. De rest van de mensen leven van hun eigen landbouw producten en kunnen soms piece works doen. Piece works zijn dagbaantjes. Met die dagbaantjes verdien je gemiddeld K15.000 (€ 2,25) per dag. Deze banen worden onder meer verschaft door de overheid, handelsmannen of inwoners van Kabundi zelf. Dit laatste is het meest onwaarschijnlijk, maar komt

tegenwoordig wel steeds vaker voor. Zo heeft Mary laatst twee jongens ingehuurd om mee te helpen met het oogsten van de mais. Doordat er nu ook mais aan de overheid verkocht kan worden, is er meer hulp nodig op het land. Mary kwam handen te kort en vroeg twee vrienden van Nico om mee te helpen. ‘Doordat ik nu geld verdien door de maisverkoop, kan ik hulp inhuren. Het liefst doe ik dat natuurlijk niet, want dan is de winst groter. Maar ik zat verlegen om hulp en had eigenlijk meer gezaaid dan mijn gezin aankan. Ik wil niet dat mijn kinderen thuisblijven van school om mee te helpen op het land, vandaar mijn keuze om twee jongens in te huren’. Ook bij de twee tabaksboeren en de grote conservation farmer in Oost-Kabundi is vaker en structureler extra hulp nodig. Maar wat doen de jongeren als ze geen piece work hebben en niet meer naar school gaan?

4.4 Verveling

Wanneer de haan kraait is het meestal wel tijd om op te staan. De dag start met een aantal uur op het land werken. De belangrijkste activiteiten zijn onkruid wieden, nieuw land bosvrij maken, producten die niet groeien verwijderen en de groente plukken die voor het middag- en avondeten nodig is. Hierna wordt de watervoorraad aangevuld en handen en voeten worden gewassen. ‘Now we sit and stare’ zegt Nico die ik deze week op de voet volg. We hebben een gedeelte van de week hard gewerkt aan de houten planken, maar vandaag en de komende twee dagen nemen we daar even pauze van. Het is enorm zwaar werk en ook de

landbouwactiviteiten moeten bijgehouden worden.

We gaan onder de grote boom op een bankje zitten met uitzicht op de kookhut,

 

zoeken een plekje in de schaduw. We eten mango’s, want het duurt nog wel even voor we lunch krijgen en van het werken op het land hebben we best wel honger gekregen. Nico is een