• No results found

Een nieuw evenwicht tussen de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de leefomgeving

Verstedelijkingsdruk vraagt om visie Rijksoverheid

1.3 Naar een nieuwe balans tussen gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde

1.3.8 Een nieuw evenwicht tussen de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de leefomgeving

Scherpe keuzes

In het rijksbeleid neemt in het licht van de hiervoor beschreven spanningen het besef van urgentie toe. Een voorbeeld op sectoraal terrein is te vinden in de visie op de landbouw van het ministerie van LNV (2018: 5, 15). Daarin valt te lezen dat, hoe mooi de resultaten ook zijn, de manier waarop Nederland nu voedsel produceert ‘steeds verder uit balans’ raakt: ‘Het gaat verder dan wat de aarde kan geven. (…) De aarde kan de last van de huidige productiemethoden (…) niet langer dragen.’ De conclusie luidt dat dit ‘niet houdbaar’ is. De Nationale Omgevings- visie (BZK 2020a: 5, 10, 12) is een voorbeeld op intersectoraal, ruimtelijk terrein. Het Rijk erkent daarin dat het door de combinatie van grote opgaven en schaarse ruimte kan ‘knellen’ in Nederland. De oplopende druk op de fysieke leefomgeving én de verwevenheid met de sociale leefomgeving vraagt volgens het Rijk om ‘scherpe en fundamentele keuzes’.

Hierna duiden we de ‘fundamentele keuzes’ waarvoor in de NOVI aandacht wordt gevraagd. Daarvoor maken we als gezegd gebruik van de klassieke driedeling in aspecten van het begrip ‘omgevingskwaliteit’, een begrip dat zowel in de Omgevingswet als in de NOVI (BZK 2020a) centraal staat. We duiden daarmee de fundamentele keuzes als een behoefte aan een herijking van het verband tussen ‘gebruikswaarde’, ‘toekomstwaarde’ en ‘belevingswaarde’.

Gebruikswaarde, belevingswaarde, toekomstwaarde

Naar aanleiding van Vitruvius’ boek over de bouwkunde in de Romeinse tijd (La Architectura) wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van gebouwen en ruimte. De gebruikswaarde heeft betrekking op functiona- liteit, de belevingswaarde op ervaring, en de toekomstwaarde op duurzaamheid. De hiervoor besproken voorbeelden laten zien dat de ruimtelijke ingrepen in Nederland lange tijd vooral in het teken van de gebruikswaarde stonden. Zo is in de agrarische gebieden tot op de dag van vandaag productiviteitsverhoging van de landbouw het uitgangspunt. In de vorige eeuw ging schaalvergroting van de landbouw samen met ruilverkaveling en een verdergaande rationali- sering van het landschap. De aandacht vanaf de jaren zeventig voor milieu- en klimaatproble- men refereert daarentegen vooral aan de toekomstwaarde, die fysieke grenzen stelt aan de maximalisatie van de (economische) gebruikswaarde op de korte termijn. Ook in de steden is de laatste tijd de aandacht voor de toekomstwaarde toegenomen, vooral voor de ecologische dimensie ervan. De energietransitie en de nodige vergroening van steden (bijvoorbeeld voor gezondheid, opvang van overvloedige regenval en verkoeling) stellen nieuwe eisen. Het toegenomen onbehagen over de aantasting van het landschap verwijst naar de belevingswaarde. De onvrede geldt niet alleen voor het moderne agrarische landschap, maar ook voor de grote distributieloodsen en datacenters die in de afgelopen decennia het zicht op weidse landschappen hebben verstoord en voor de doorsnijding van landschappen

door grootschalige infrastructuur (inclusief het geluid en het licht dat daarbij hoort).12

Opvallend is dat het hedendaagse onbehagen niet alleen wordt gevoed door de maximalisatie van de gebruikswaarde, maar ook door de toegenomen aandacht voor de toekomstwaarde. Grote windmolens of zonneparken, geplaatst vanwege de energietransitie, worden vaak gezien als een aantasting van het landschap. Overigens gaat het bij de belevingswaarde om méér dan alleen schoonheid. Als we de galerijflats uit de jaren zestig en zeventig vergelijken met bijvoorbeeld de besloten hofjes die in de afgelopen jaren zijn gebouwd, wordt duidelijk dat de belevingswaarde ook refereert aan een gevoel van onder andere geborgenheid en herkenbaarheid. In het perspectief van mensen op hun dagelijkse omgeving speelt de sociaal-psychologische ervaring van ruimte een belangrijke rol.

Naar een nieuwe balans

Een herijking van de relatie tussen gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde is nodig om de fysieke en sociale grenzen in de leefomgeving van Nederland te kunnen bepalen. Soms lijkt een grens relatief ‘hard’, zoals bij de bodemdaling, maar vaker lijkt er eerder sprake te zijn van een grensgebied dan van een duidelijke grens, zoals bij klimaat- verandering. Ronduit riskant zijn zogeheten kantelpunten in systemen, waardoor bijvoorbeeld een ecosysteem onherstelbaar kan worden verstoord. Het voor de korte termijn oprekken van een grens kan toekomstig gebruik in de weg staan; de toekomst- waarde stelt grenzen aan de gebruikswaarde. Soms zijn de fysieke grenzen eerder bereikt dan de sociale, soms is het omgekeerd. Naast gebruikswaarde is belevingswaarde een belangrijke drijvende kracht in de ruimtelijke ontwikkeling. De opleving van de belangstel- ling voor erfgoed in de afgelopen jaren is wat dit betreft geen toeval. Zaken als regionale identiteit en lokale historie winnen aan gewicht. Overigens niet alleen onder de noemer van beleving; denk aan de vele oude industriële gebouwen die getransformeerd tot aantrekkelijke stedelijke plekken een onvermoede toekomstwaarde (en dus hernieuwde gebruikswaarde) bleken te hebben.

De NOVI heeft in het verlengde van de Omgevingswet een dubbele doelstelling: ontwikke- ling én bescherming. Het Rijk geeft daarbij aan dat beschermen en ontwikkelen niet altijd en overal samengaan en soms zelfs onverenigbaar zijn. Daarom is prioritering van belangen nodig, en dat vraagt om politieke keuzes die maatschappelijk worden gedragen. Om aan dit afwegingsproces richting te geven, worden in de NOVI drie afwegingsprincipes gebruikt: (1) combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies; (2) de kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; (3) afwentelen wordt voorkomen (BZK 2020a: 72-73). Met deze principes wordt een basis gelegd voor een nieuw evenwicht tussen de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het gaat er dus om deze principes ook daadwerkelijk toe te passen in de verdere uitwerkingen van de NOVI, regio- en gebiedsspecifiek. Dat kan door in programma’s en agenda’s en vervolgens in goed ruimtelijk ontwerp per regio of gebied een concrete invulling te geven aan doelmatige (nieuwe) functiecombinaties, aan

12 Overigens is het goed om hierbij te vermelden dat in de beleving van het landschap evenals in die van historische binnensteden de belevingswaarde overlapt met de (economische) gebruikswaarde. In consumptie en toerisme ontmoeten deze elkaar.

een (her)inrichting van de ruimte die kan rekenen op maatschappelijke waardering en aan de ecologische duurzaamheid.

Een toekomstbestendig leefomgevingsbeleid omvat heldere langetermijndoelen en -kaders voor duurzaamheid en maatschappelijke betrokkenheid. Wat de maatschappelijke betrokken- heid betreft, wordt in de Omgevingswet een belangrijke rol toegedicht aan participatie. Hiermee wordt iets anders bedoeld dan de klassieke inspraak bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het actief betrekken van burgers bij het verbeteren van de leefomgeving is meer nodig; denk aan de mogelijkheid om lokaal of regionaal een eigen invulling te geven aan ruimtelijke ingrepen. Bovendien kunnen overheidsinspanningen voor een betere participatie alleen vruchten afwerpen als de inspanningen op het ene dossier niet teniet worden gedaan door het vervallen in oude gewoonten op het andere dossier. De effecten van maatregelen die in de wereld van het beleid vaak in gescheiden trajecten worden voorbereid, komen immers in de dagelijkse leefomgeving van burgers samen. Daarom vraagt het betrekken van burgers in de totstandkoming van beleid om een kabinetsbreed commitment.

1.4 Naar een integrale en concrete strategie voor