• No results found

Verstedelijkingsdruk vraagt om visie Rijksoverheid

Uitgangspunt 4: Afwenteling beperken

4 Stad en regio

4.2 Opgaven 1 Het beleid

4.2.2 Het debat

Het actuele verstedelijkingsdebat wordt gedomineerd door discussies over de tegenstelling tussen bouwen ‘in het groen’ en verdichting in de stad. Dit debat is overigens niet nieuw, zie voor een overzicht bijvoorbeeld Van Duinen et al. (2016). Wel heeft dit een nieuwe urgentie gekregen door de breed gevoelde noodzaak het woningtekort (vorig jaar becijferd op 331.000 woningen en groeiende, BZK 2020a) in te lopen (zie bijvoorbeeld de Actieagenda

Wonen van de Aannemersfederatie Nederland et al. 2021). Hierdoor raakt de discussie over

verstedelijking verbonden met die over de problemen op de woningmarkt, zoals de betaalbaarheid en het bouwtempo. Als oorzaken van deze problemen worden daarbij (naast sectorale zaken als de verhuurdersheffing en de hypotheekrenteaftrek) vaak zaken genoemd die raken aan het ruimtelijk domein, zoals de omvang van de plancapaciteit, de duur van procedures of omgevingsrechtelijke restricties.

Het gaat bij woningbouwlocaties om grote zakelijke belangen van bouwers en ontwikke- laars: de grond die zij in bezit hebben ligt veelal buiten bestaand stedelijk gebied, terwijl

overheden nu juist sterk inzetten op binnenstedelijke transformatie (Van Schie et al. 2018). De discussie hierover gaat zelden in op de veelheid van woon- en andere milieus die zowel in de stad als daarbuiten mogelijk en nodig zijn. Ook wordt daarmee voorbijgegaan aan andere mogelijkheden om het woningtekort in te lopen, waaronder maatregelen om de bestaande woning- en gebouwenvoorraad beter te benutten of een deel van de woningvoor- raad te vervangen (zie ook de reflectie van Hamers 2020).

Bouwen in bestaand stedelijk gebied

• Een veelgenoemd argument voor binnenstedelijk verdichten is dat een grote en groeiende groep (onder meer onder eenpersoonshuishoudens) een voorkeur heeft om te wonen in de nabijheid van stedelijke voorzieningen (onder andere Gaaff 2020; Buitelaar 2018; Gadet 2020a; Gadet 2020b; Neprom 2016; Pen & Janssen 2020). Daarnaast wordt veel gewezen op de voordelen van verdichting voor de bereikbaarheid van banen en het bevorderen van agglomeratie-effecten (onder andere Gadet 2020a; Inspectie der Rijksfinanciën 2020; Gadet 2020b; Derksen 2016) en het versterken van het draagvlak voor voorzieningen (onder andere KAW 2020; Inspectie der Rijksfinanciën 2020; Van der Heijde 2018; PBL 2014). Ook helpt verdichting voor de bevordering van duurzame mobiliteit; wie dicht bij voorzieningen en werk woont, kan immers veel met de fiets of lopend bereiken (Pen 2020; Kuijpers & Janse 2020; PBL 2014). Ten slotte kunnen door binnenstedelijk bouwen de omringende landschap- pen beschermd worden voor bijvoorbeeld natuur, recreatie en water (onder andere Millikowski 2020; Denkwerk 2020; Inspectie der Rijksfinanciën 2020; Gaaff 2020; Kuijpers & Janse 2020; PBL 2019a; Weeda 2018).

• Daartegenover staat dat verdichting kan schuren met de groeiende behoefte aan groene openbare ruimte in de stad (ontspanning, beweging, gezondheid, koeling) (Kuijpers & Janse 2020; Sjoer 2019; Reinink 2018) en met de toenemende noodzaak van binnenstede- lijke groen-blauwe ruimte voor klimaatadaptatie (KAW 2020). Ook worden wel twijfels geopperd over de ruimtelijke kwaliteit bij hoge dichtheden (KAW 2020; Janssen & Van der Linden 2019) en is de stedelijke infrastructuur niet altijd berekend op een grote toename van het aantal inwoners (Sluis & Peek 2020; De Zeeuw 2020).

Woningbouw buiten bestaand stedelijk gebied

• Een veelgenoemd argument voor bouwen op nieuwe verstedelijkingslocaties buiten bestaand bebouwd gebied is dat dit aansluit bij de voorkeur van veel huishoudens voor ruime woningen in groene woonmilieus (onder andere gezinnen met kinderen) (De Zeeuw 2020; Feijtel 2020). Ook wordt gesteld dat dit goedkoper en sneller gerealiseerd kan worden (Neprom 2016; Denkwerk 2020; Van der Krabben; Sjoer 2019; Wagenaar 2018), al moet de duur van bouwen op uitleglocaties niet worden onderschat, en kan er ook binnenstedelijk rendabel worden ontwikkeld (Buitelaar 2018; Stec 2018; Stauttener & Robbe 2017).

Een nadeel van bouwen op nieuwe verstedelijkingslocaties buiten de stad vormen de relatief hoge investeringen die nodig zijn voor de infrastructuur (Buitelaar 2018; De Zeeuw 2020). De autoafhankelijkheid op dergelijke locaties (De Zeeuw 2020) kan ook verduurzaming van de

mobiliteit in de weg zitten en geeft een risico op ‘vervoersarmoede’, doordat deze locaties slecht bereikbaar zijn voor groepen die niet beschikken over een auto. Ten slotte moet er bij de keuze voor locaties buiten de stad gelet worden op de ligging; bouwen in laaggelegen gebieden is op termijn niet verstandig uit oogpunt van klimaatadaptatie (Pen & Janssen 2020).

Bouwen binnen én buiten bestaand bebouwd gebied

Hoewel de twee uitersten het debat domineren, lijkt voor velen helder dat zowel binnen- als buitenstedelijke ontwikkelingen noodzakelijk zijn om alle Nederlanders in de toekomst enigszins naar wens te laten wonen (zoals ook blijkt uit Van Duijnen et al. 2016).23 Niet alleen

omdat er binnenstedelijk waarschijnlijk onvoldoende ruimte te vinden zal zijn, of als die ruimte er wel is, omdat daarvoor andere keuzes worden gemaakt (zoals groen en water, werklocaties of voorzieningen), maar ook omdat er behoefte is aan verschillende woon- milieus en woningtypen, niet alleen aan (hoog)stedelijke milieus met gestapelde bouw, maar ook aan suburbane milieus met grondgebonden woningen.

Werklocaties

Het debat lijkt vooral over woonlocaties te gaan. Verstedelijking is echter meer dan alleen woningbouw. In de afgelopen decennia groeide het areaal aan werklocaties (met name bedrijventerreinen) sterker dan het woonterrein en vormden nieuwe werklocaties een substantieel aandeel in de groei van het stedelijk gebied (Koomen et al. 2021). Als de focus bij verdichten binnen het bestaand bebouwd gebied wordt gelegd op locaties voor wonen terwijl ontwikkelingen voor werken vooral buitenstedelijk worden gerealiseerd, ondermijnt het beleid zijn eigen inspanningen. De gewenste concentratie wordt dan alsnog niet bereikt, en de bereikbaarheid van werklocaties vanuit de woonlocaties wordt gemiddeld slechter. Daarmee is niet gezegd dat het type bedrijvigheid dat nu buiten de stad wordt gerealiseerd, ook geschikt zou zijn voor binnenstedelijke locaties, maar wel dat beleids- aandacht voor werklocaties (of het ontbreken daarvan) mogelijk grotere ruimtelijke gevolgen heeft dan een eenzijdige focus op verdichten van het wonen.