• No results found

Nieuw en heruitgegeven werk van Fred Germonprez

In document West-Vlaanderen. Jaargang 13 · dbnl (pagina 152-161)

Dossier Bakeland

De twee grote componenten die men in Germonprez' eerste romans kon terugvinden, met name de sociale en de volks-historische, komen in zijn pas verschenen ‘Dossier Bakeland’*

ook weer volop tot uiting. Van het patroon dat we in zijn historisch werk hebben herkend is de auteur intussen reeds afgeweken in een boek als ‘Hanen en Kraaiepoten’ (1962); toch vonden we in dit werk nog de schaduw terug van zijn welhaast klassiek geworden type-personages (de douaneïnspecteur Ledure bvb.). Zijn nieuwe roman ‘Dossier Bakeland’ is voor hem helemaal een innovatie. De sociale lijn trekt hij verder, de historische neemt hij weer op. Zijn liefde voor het kleine volk, dat in zijn poging om hevig te leven brutaal gaat doen, zal hij, gelukkig, wel nooit verloochenen en de eigenaardigheden van zijn stijl, zowel kwaliteiten als gebreken, gaan niet verloren.

Het nieuwe in ‘Dossier Bakeland’ zit in de structuur; die is anders dan... anders en dat heeft vèrstrekkende gevolgen.

De nieuwe roman is samengesteld uit drie ik-verhalen (plus een zeer korte coda die m.i. best had kunnen wegvallen: een eindpunt moet niet dikker zijn dan een andere punt!). In chronologische volgorde komen de drie vrouwen aan het woord die in Bakelands leven een rol hebben gespeeld: Anna Maria De Jaegere, de moeder die het onwettig kind heeft verstoten, Anna Katherina Busschaert, de geliefde die hem verliet omdat zij hem niet van het kwaad kon weerhouden en Francisca Ameye, die hem volgde tot onder de valbijl, dankbaar omdat hij haar spijt haar wanstaltigheid tot minnares had verkozen. Men zou er zich kunnen over verwonderen dat deze drie vrouwen zich zo knap weten uit te drukken, allen in de rappe, radde stijl, met al zijn goede en soms minder goede kanten, die Fred Germonprez zelf eigen is. Maar dat hoeft men eigenlijk niet te doen. Want de fictie dat het de vrouwen zijn die, elk op haar beurt, over hun lot en daarmede over dat van Bakeland vertellen, zou men best zo kunnen interpreteren: de vrouwen hebben de auteur volmacht gegeven; hij spreekt in hun naam en zij hoeven niet meer te doen dan... met een kruisje te ondertekenen. Toch lijkt naar het einde van het boek het relaas van Cisca over de terechtstelling -haar eigen terechtstelling, in het raam van de fictie wel wat onwaarschijnlijk.

Intussen is deze fictie niet alleen de grondslag van de ruwbouw van het werk; ze heeft ook een goed effect in twee schijnbaar tegengestelde richtingen.

Vooreerst laat ze de auteur toe Bakeland langs omwegen te benaderen. Bakeland wordt niet door hem maar door de vrouwen getekend en die zien hem alle drie in functie van hun eigen leven. De bendeleider wordt helemaal niet minitieus gevolgd in zijn doen en laten (God zij dank!) en hij wordt absoluut niet de hoofdfiguur van het boek. Naast de drie vrouwen die elk, psychologisch juist gezien overigens, de hoofdpersoon worden van hun eigen verhaal, is er eigenlijk maar één grote hoofdfiguur: dat is het onmondige kleine volk waarvan Bakeland een uitgestoten kind is. Uit liefde werd Bakeland niet geboren, wel uit een vergissing; één grote aarzeling en vergissing - hij deserteert overal - is zijn leven;

89

en hij wordt met zijn bendegenoten de guillotine opgestuurd door mensen die de vergissing begaan recht te willen spreken over degenen die ze nooit recht hebben laten wedervaren.

Een tweede goed effect van de basisfictie is dat Germonprez in de drie verhalende vrouwen, drie verschillende karakters tekent en uitdiept. Wel stammen de drie uit hetzelfde sociaal milieu: ze zijn spinsters, als kind reeds tewerkgesteld, vroegrijp door de brutaliteit van het leven om hen heen, maar met in hun hart een kern van gaafheid en het verlangen naar de echte liefde. Maar deze gelijkenis ten spijt zijn ze voldoende gedifferentieerd en dat is een grote verdienste van ‘Dossier Bakeland’.

Germonprez is een emotieve natuur. Je kan het merken aan het feit dat hij door het sociaal onrecht vooral gekwetst wordt in wat de vrouwen wordt aangedaan. Je merkt het ook aan zijn schrijftrant, in het algemeen en overal natuurlijk, maar hier in ‘Dossier Bakeland’ meer bepaald waar hij de fictie van het verhaal der vrouwen doorbreekt en, onbewust wel, zelf het woord opneemt voor het uitspreken van zijn verontwaardiging om sociale misstanden. Dat de loop van het verhaal in het tweede deel wordt onderbroken voor een historische uitweiding over de brigands, heeft natuurlijk een andere oorzaak.

Ik meen zonder aarzelen te mogen zeggen dat vooral het knappe eerste deel van ‘Dossier Bakeland’ mij getroffen heeft.

Omnibus van de zee

De romanomnibussen zijn in de mode. Het zal wel niemand ontgaan zijn dat ook de S.V. De Arbeiderspers er in de laatste jaren verscheidene gepubliceerd heeft in haar Reinaertreeks. In één daarvan werden drie romans van Fred Germonprez

samengebundeld onder de verzameltitel ‘Omnibus van de zee’1

; het zijn ‘Iseland, Iseland...’, ‘De Moerduivels’ en ‘Kaper Jan Bart’. Nu kan ik het echt niet helpen dat ik niet van romanomnibussen hou. Zij doen mij altijd denken aan de reclame-verkoop in de grote warenhuizen: drie voor twee. Ze zijn meestal zo lijvig dat je ze niet makkelijk in de hand kan houden en dat je ze al evenmin kan openslaan zonder de rug te breken. Een omnibus wordt echter niet gemaakt voor de boekenliefhebbers maar voor een leesgierig (!) publiek. En het zou ook niet netjes staan Fred

Germonprez' werk het slachtoffer te laten worden van een heel particuliere weerzin voor de omnibusformule. Dit werk dan, meer bepaald de in de ‘Omnibus van de zee’ gebundelde romans, heeft de proeve van de kritiek doorstaan en sedert jaren de weg naar het lezerspubliek gevonden. Maar de lectuur-in-serie heeft ons geleid tot onderlinge vergelijking en overweging van de aard van de hier gepresenteerde werken.

De ‘Omnibus van de zee’ leert ons Germonprez kennen als de man die weet dat zowat iedereen, indien niet openlijk dan toch verstolen, nog houdt van sommige varianten op het mantel-en-degenstuk waarin dappere mannen een sterke taal spreken en, misschien eventjes op het verkeerde spoor geraakt, als het pas geeft tenslotte toch huwen met edelhartige vrouwen, wier liefde louterend werkt. De auteur weet ook dat voor een gezond gemoed, zelfs al zit het onder een ruwe schors, de gezonde moraal nog van tel is naar dewelke het goed beloond wordt en het kwaad bestraft,

maar dat tevens niemand zo naïef is of hij beseft dat men, met de beste bedoelingen bezield, verkeerd kan handelen of ook tragisch ten onder gaan.

Liefde voor stam en land, voor het volk van de kuststreek en van de zee, en strijdvaardig medevoelen en diep begrip voor de klasse van de sociaal misdeelden, scheppen de sfeer en de achtergrond waarvóór het leven van historische figuren of van mensen uit de Westhoek in historische situaties, kleurig wordt weergegeven.

Wie ‘Iseland, Iseland...’, ‘De Moerduivels’ en ‘Kaper Jan Bart’ na elkaar leest, krijgt de indruk dat de auteur, telkens als hij aan het schrijven gaat, appèl houdt. En telkens ook presenteren zich trouw de personages!

Eerst is er de massa van de sociale verworpelingen: het zijn de

smokkelaars-Yslandvaarders of de Moerduivels of de Duinkerkse kapers.

Voortkomend uit deze massa en levend voor en door het volk, is er vervolgens de held; hij heet Kilo, Michiel of Jan Bart. In hem bloeien alle goede gaven welke in de lagere volksklasse sluimeren open, ook al moet hij in de oudste twee romans dulden dat een

Eindnoten:

* Fred Germonprez, ‘Dossier Bakeland’, Boekengilde De Clauwaert, Leuven, z.j. (1964?). 1 F r e d G e r m o n p r e z , Omnibus van de zee (Iseland, Iseland..., De Moerduivels, Kaper

Jan Bart), Reinaert-uitgaven, Brussel s.d. (S.V. De Arbeiderspers, Brussel, 1962).

op korte golf [vervolg]

In de Korrekelder (13, 23 en 27 febr., 5 en 12 maart) wordt momenteel de

nederlandstalige première en meteen de eerste opvoering in België gebracht van ‘De Burgemeester’ van Gert Hofmann. De regie is in handen van R e m i v a n D u y n en het decor is van F e r n a n d B o u d e n s .

J u l i e n Va n R e m o o r t e r e werd, voor zijn jeugdboek ‘Ger en de wilde paarden’, bekroond met de Prijs van de Vlaamse Provinciën 1962-1963. In maart verschijnt bij het Davidsfonds andermaal een jeugdboek van zijn hand: ‘De Familie

Doodgewoon’. Hij verleende ook zijn medewerking aan de felbesproken

‘Luceat’-uitzendingen dd. 11 januari en 22 februari over ‘De Boodschap van het Leven’.

Zijn luisterspel ‘Het Benzineblik’ werd op 12 februari uitgezonden door de omroep West-Vlaanderen. Op 31 maart a.s., te 18 h 50, brengt dezelfde omroep zijn

radioverhaal ‘De Sprong’, dat in de jongste wedstrijd voor radioverhalen voor uitzending werd aanbevolen.

Het Westvlaams Orkest, geleid door D i r k Va r e n d o n c k , trad in januari op te Aarschot. Op 5 februari voerde het, in samenwerking met de Nederlandse Kameropera van Antwerpen, ‘Het geheim huwelijk’ van Cimarosa op. Later volgen nog concerten te Eeklo, Spa en Antwerpen, en in maart uitvoeringen van de Mattheuspassie te

Brugge en de Johannespassie te Kortrijk, resp. met de koren Cantores en Singhet ende weset Vro.

In de K.V.O. werd de opvoering van ‘Anne-Marie’ met grote geestdrift ontvangen. Het is een opera van R e n a a t Ve r e m a n s , op teksten van Felix Timmermans. Bij de pauze werd namens de vereniging van de Operavrienden aan de componist hulde gebracht naar aanleiding van zijn naderende zeventigste verjaardag; het gouden Lyrica-juweel werd hem overhandigd. Aan deze hulde voegt ook ons blad en ons verbond zijn eerbiedige gelukwensen, in hem tevens de eerste ondervoorzitter en redactieleider van de sectie muziek van het C.V.K.V. dankbaar gedenkend.

Op woensdag 12 februari hield conferencier J o z e f Ve r h e l l e zijn jaarlijkse zeer druk bijgewoonde voordracht in de grote conferentiezaal van het Oostendse Kursaal. Ditmaal handelde hij over ‘God in het chanson’.

Van J a c k Ve r s t a p p e n verscheen een ‘Kleine Gids voor de kust’, een werkje dat fel geapprecieerd zal worden door toeristen, die wat meer over onze badplaatsen willen vernemen. Verkrijgbaar in de boekhandel (10 F).

90

kunstecho's

Amsterdam Buma-prijsvraag

Het Bureau voor Muziek-Auteursrecht Buma, gevestigd te Amsterdam, besloot een prijsvraag uit te schrijven, waaraan alle juristen, zowel Nederlanders als buitenlanders, kunnen deelnemen. Gevraagd wordt een wetenschappelijke juridische verhandeling over een zelf te kiezen auteursrechtelijk onderwerp, dat geacht kan worden van actuele practische en/of theoretische betekenis te zijn voor de bescherming van werken van letterkundige of muzikale aard, krachtens geldend auteursrecht.

Prijs: f 5.000. Vóór 30 juni 1965 inzenden, in 5-voud en in machineschrift, bij het secretariaat van de jury, p.a. Buma, Herengracht, 458, Amsterdam-C., alwaar het volledige reglement te verkrijgen is.

Antwerpen

Wedstrijd voor kortverhalen

De n.v. Thomsen's Havenbedrijf Antwerpen zal in de tweede helft van 1964 overgaan tot de inhuldiging van haar nieuwe instellingen. Bij deze gelegenheid worden er prijskampen uitgeschreven onder de Belgische schrijvers, schilders en beeldhouwers. Voor de eerste wedstrijd wordt een beroep gedaan op de auteurs. Gevraagd wordt een kortverhaal, waarvan het thema de haven van Antwerpen als kader moet hebben. De verhalen mogen gaan over handelingen en feiten, gepleegd door mensen die er wonen en/of werken. De aangehaalde feiten mogen echter de datum van 1 januari 1900 niet voorafgaan.

Lengte: max. 20 en min. 16 bladzijden, elk van 25 lijnen en met 65 aanslagen. Oorspronkelijke verhalen, die nog niet in druk verschenen. Inzenden: zo vroeg mogelijk, en uiterlijk tegen 30 april 1964, in 3 exemplaren en voorzien van schuilnaam of motto, machineschrift, aan voormeld Havenbedrijf, Indiënstraat 21, Antwerpen. De auteur moet zijn identiteit en adres bekendmaken onder afzonderlijke en verzegelde omslag, op dewelke hij zijn schuilnaam of motto vermeldt, alsmede ‘Prijskamp voor korte verhalen’; deze verzegelde omslag, ingesloten in een tweede, moet gezonden worden aan deurwaarder R. Van Bouwel, Markgravelei, 114, Antwerpen. Zodra de jury de 3 weerhouden verhalen zal mededelen (uiterlijk op 31 mei 1964) zullen de winnende schuilnamen in de pers verschijnen, ten einde de bekroonde schrijvers uit te nodigen het openen der omslagen bij te wonen. Prijzen: 25.000, 15.000 en 10.000 F.

Jury: Liberia Carlier, Willy De Schutter, Paul Hardy en Bert Van Kerkhoven. Alle inlichtingen: dhr. P. Mahlman, ten zetel van de inrichtende vennootschap.

[Nieuw en heruitgegeven werk van Fred Germonprez, vervolg]

paar afsplitsingen van zijn karakter mede in de zon staan (Karel in ‘Iseland’, Coeberger en Boudewijn in ‘Moerduivels’).

En daar verschijnt het lichte meisje ten tonele. Ze had even goed een heilige kunnen worden. Nu de held de ware liefde van deze Madeleen, Marjanne of Anna versmaadt, wordt ze eerst recht een lichtekooi. En ze tracht zich, met medeplichtigheid van een verliefde verrader - een douane-brigadier, dijkgraver Putifar, kapitein Dekeyzer - op de legendarische sterke held te wreken, door hem in handen te spelen van de vijand (J.B.) of van de geslepen ambtenaar (Is. en Moerd.) die ook nooit op het appèl ontbreekt, al is hij een eerste maal douane-inspecteur, een tweede maal baljuw, de derde maal intendant van koning Lodewijk XIV en in deze laatste hoedanigheid in tweevoud voorhanden. Maar in het Hass-Liebe complex dat de temperamentvolle gevallen vrouw naar de held van het verhaal toedrijft, weegt tenslotte de liefde het zwaarst door. Het meisje zal de man niet ten verderve leiden; ze wordt weer een eerbare vrouw, of, in J.B. althans, de redster des volks.

De hoofdfiguur heeft het intussen te druk met de opbouw, op de stormigste plaatsen van het stormige leven, van de mythe rond zijn persoon (Is.) of van zijn carrière (Moerd.) of, als hij Jan Bart heet, van deze beide samen. Jawel, deze Jan Bart wordt enorm bevoordeeld! Reeds in ‘Iseland, Iseland...’ was zijn naam gevallen (p. 100); het kon niet anders of hij moest, jaren na ‘Iseland’, zijn beurt krijgen! Maar nu hij dan echt aan de beurt is wordt hem ook nog de frele edele en zachte vrouw toebedeeld - en wel tweemaal na elkaar - met wie in de andere romans alleen de afsplitsingen van de hoofdpersoon gelukkig mogen zijn. Maar de hevig levende personages van Germonprez' romans hebben een moderator nodig. Hij dient zich aan onder de gedaante van de priester die het ruwe volk liefheeft en zijn eigen ruige taal spreekt en die ook de held eens durft aanpakken. Zeker komt hij er in ‘Kaper Jan Bart’ weinig aan te pas maar toch komt hij ook daar in de persoon van Niklaas Bart om de hoek kijken.

Nu worden nog telkens nevenfiguren opgeroepen zoals de vrouw, wier man op zee omgekomen is, de geldwolf voor wie ideaal en naastenliefde lege begrippen zijn, de gewetenloze geldmagnaat die de verrader (meestal) bezoldigt, het onervaren maar heldhaftige kind of de even heldhaftige dorpsdwaas...

In de loop van bovenstaande opsomming der dramatis personae - zijn zij niet veeleer types dan karakters? - die de romans uit de ‘Omnibus van de zee’ bevolken, hebben we ook reeds enig licht geworpen op de structuur van de werken. Dieper kunnen we daarop nu niet ingaan. Alleen nog dit: bij het begin van zijn romans moet Germonprez, als steken bij een breiwerk karakters opzetten, naar het einde toe moet hij, onvermijdelijk, ‘minderen’. En daarbij laat hij nogal eens een steek vallen. Waar die heengaat weet niemand, maar kwijt is hij hem! Dit komt ongetwijfeld op de debetzijde van Germonprez' rekening, dit en een zekere mate van slordigheid in taal en stijl. Toegegeven dat deze slordigheid wel te wijten zal zijn aan de enorme vaart die er in de romans zit!... Maar voor de gemiddelde lezer heeft Fred Germonprez een opvoedingstaak op zich genomen; en die wordt door dit gebrek aan verzorging in haar waarde bedreigd.

Mij lijkt uit de drie romans uit de ‘Omnibus van de zee’, ‘Iseland, Iseland...’, de meest frisse; ‘Kaper Jan Bart’ is zeker de best geconstrueerde en de stevigst rond één hoofdfiguur geconcentreerde. En het is een waar genot te kunnen vaststellen dat Fred Germonprez te veel temperament bezit en genoeg in eigen tijd leeft om het in zijn historisch werk niet bij degelijk verantwoorde maar vlakke historische evocaties te laten.

Huib Thomassen

91

St.-Rembert uit Torhout behaalde de tweede plaats in het Tornooi van het Koninklijk Landjuweel

ontmoetingen

In document West-Vlaanderen. Jaargang 13 · dbnl (pagina 152-161)