• No results found

Nepnieuws en de journalistiek

De hedendaagse journalistiek staat voor grote uitdagingen door de toenemende populariteit van nepnieuws. Zo hebben de beschuldigingen van politici aan het adres van de (gevestigde) media dat ze nepnieuws verspreiden een negatieve impact op de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de gehele sector. Meer specifiek: onderzoek uit de VS laat zien dat het aanvallen van de media met nepnieuws-beschuldigingen geen invloed heeft op burgers die Trump afkeuren, maar wel het geloof in de accuraatheid van en het vertrouwen in de media vermindert voor Trump-supporters (Guess, Nyhan, & Reifler, 2017). En dit is niet zonder gevaren. Verslaggevers Zonder Grenzen waarschuwen dat de toenemende vijandigheid jegens de media (onder andere aangewakkerd door politici die het nepnieuws-label hanteren als politiek instrument) een bedreiging vormt voor de democratie (RSF, 2018).

Daarbij komt dat de toenemende mate van polarisatie in het politieke debat in veel landen tot gevolg heeft gehad dat er een klimaat is ontstaan dat wordt gekenmerkt door weinig gedeelde waarheden en weinig respect voor andere wereldbeelden. Dit wordt ook wel post-feitelijk relativisme genoemd, een samenleving waarin feiten steeds meer van ondergeschikt belang raken aan meningen (Van Aelst et al., 2017). De waarheid is dan gestoeld op (ideologische) persoonlijke en groepsovertuigingen (oftewel: waarheid als wenselijkheid), in plaats van op verifieerbare uitspraken over de werkelijkheid (oftewel: waarheid als werkelijk- heid) (ROB, 2019). Journalisten en de mediaorganisaties waarvoor ze werken kunnen hierdoor makkelijker weggezet worden als verspreiders van nepnieuws zodra ze over politici berichten op een manier die hen niet aanstaat. Een bijkomend gevolg is zelfcensuur: na kritiek op hun journalistieke competentie of beoordelingsvermogen, zullen sommige journalisten minder over bepaalde onderwerpen of politici berichten uit angst voor nog meer kritiek (Egelhofer & Lecheler, 2019).

Maar de grootste uitdaging voor de journalistiek is waar- schijnlijk om nepnieuws (als genre) als zodanig te herkennen en de journalistieke berichtgeving accuraat te houden (Lecheler & Kruikemeier, 2016). Uit onderzoek blijkt dat 55 procent van de Nederlanders journalisten verantwoordelijk houdt voor het tegen- gaan van de verspreiding van nepnieuws (Flash Eurobarometer 464, 2018). Maar kunnen journalisten dit wel? Digitalisering en de enorm toegenomen snelheid van de nieuwscyclus maken dat journalisten een grote druk ervaren om politieke informatie zo snel mogelijk te produceren (Usher, 2014). Dit kan redelijkerwijs alleen maar bereikt worden door veelvuldig gebruik te maken van digitale bronnen. Om de kwaliteit van de nieuwsproductie hoog te houden, moeten journalisten dus in staat zijn om online bronnen op hun waarde te schatten en te beoordelen op hun accuraatheid. Echter, onderzoek laat zien dat journalisten hier grote moeite mee hebben. Zo blijkt bijvoorbeeld dat veel journalisten weinig begrip hebben van de digitale omgeving en dat ze elementaire kennis missen om te achterhalen wat een betrouwbare online

bron is (Schifferes et al., 2014; Duffy & Tan Rui Si, 2018). Zo zijn er journalisten die niet verder kijken dan de eerste pagina aan zoekresultaten op Google (Tylor, 2014), terwijl anderen verificatie in het geheel overslaan als ze online informatie zoeken (Lecheler, Kruikemeier & De Haan, 2019).

Uit een survey onder journalisten die in Brussel werken en over de Europese Unie berichten, bleek dat er onder journalisten grote zorgen bestaan over nepnieuws. Op de vraag wat het grootste probleem is waar de journalistiek op dit moment mee wordt geconfronteerd antwoordde meer dan 16 procent nepnieuws, terwijl 13 procent het dalende vertrouwen in de media noemde en 11 procent aangaf de erosie van feiten het meest zorgelijk te vinden. Daarnaast dacht 72 procent dat het waarschijnlijk tot zeer waarschijnlijk was dat burgers in Europa gedurende de verkiezings- campagne voor het Europees Parlement in 2019 aan nepnieuws werden blootgesteld. Echter, tegelijkertijd hadden journalisten ook een groot vertrouwen in hun eigen capaciteit om nepnieuws te identificeren en zich tegen beïnvloeding te wapenen: ongeveer 70 procent zei overtuigd tot zeer overtuigd te zijn van hun eigen vaardigheden als het gaat om het herkennen van nepnieuws in digitale bronnen (Lecheler, Gattermann & Aaldering, 2019). Deze (hoogstwaarschijnlijke) overschatting van hun eigen bekwaam- heid in het verifiëren van online informatie en het identificeren van nepnieuws heeft mogelijk tot gevolg dat er onder journalisten weinig behoefte is of noodzaak gevoeld wordt om zich te laten bijscholen over digitalisering en online verificatiemethoden.

Ook dragen journalisten onbedoeld op een andere manier bij aan de negatieve gevolgen van nepnieuws. Uit onderzoek in Oostenrijk blijkt dat 43 procent van de mediaberichtgeving waarin de term fake news voorkomt niet slaat op nepnieuws als genre of nepnieuws als label, maar op nepnieuws als modewoord. Dus, in bijna de helft van de gevallen waarin de term nepnieuws in de media verschijnt, slaat het niet op desinformatie in een jour- nalistieke stijl of op het politieke instrument om het vertrouwen in de media als institutie te ondermijnen, maar wordt het gebruikt om aan te geven dat iets onjuist of onwelgevallig is. Ook blijkt dat

in bijna de helft van de gevallen waarin nepnieuws in de media als modewoord wordt gebruikt, de journalist degene is die de term gebruikt op een oneigenlijke manier, simpelweg om aan te geven dat iets incorrect is (Egelhofer et al., 2019). De populariteit van de term nepnieuws, mede door het gebruik van journalisten van de term in een context die niets met desinformatie of mediakritiek te maken heeft, heeft als mogelijk gevolg dat mediagebruikers nepnieuws als een disproportioneel groot probleem kunnen gaan beschouwen en dat het vertrouwen in de media als institutie nog verder daalt.