• No results found

De politieke effecten van stemhulpen

Met de toenemende populariteit van stemhulpen zijn er ook vaker geluiden van zorg te horen: in hoeverre stúren stemhulpen het stemgedrag van hun gebruikers bijvoorbeeld? Daarmee lijkt het allemaal erg mee te vallen: gebruikers volgen het resultaat van een stemhulp zeker niet klakkeloos op, ze gaan eerder twijfelen aan de kwaliteiten van de stemhulp als daar een heel onverwacht resultaat uitrolt. Het ‘advies’ leidt niet tot radicaal andere stemkeuzes, maar geeft hooguit net het laatste duwtje als een gebruiker nog twijfelde tussen twee partijen (Ruusuvirta & Rosema, 2009; Wall, Krouwel, & Vitiello, 2014).

Daarnaast lijken ook allerlei vormgevingskenmerken van een stemhulp, zoals subtiele kenmerken van de vraagformulering, slechts beperkt invloed te hebben op de antwoorden die gebruikers geven, en daarmee op het advies dat zij krijgen. Stemhulpbou- wers voegen bijvoorbeeld soms kopjes aan de vragen toe om de gebruiker een beetje kader te bieden bij de discussie over een issue. Maar het zou best eens sturend kunnen zijn of boven een vraag over een issue als de voorwaarden voor het krijgen van een werkloosheidsuitkering, een wat linkser kopje staat (bijvoorbeeld ‘sociale zekerheid’) of juist een wat rechtsere kop (‘financiën’). Recent onderzoek laat echter zien dat die sturing mee lijkt te vallen (Kamoen, Van de Pol, Krouwel, De Vreese, & Holleman, 2019): gebruikers worden niet duidelijk naar links of naar rechts

gestuurd door een links of rechts kopje, wel werd er bij vragen mét een kopje iets linkser geantwoord dan wanneer er géén kopje boven de vraag stond. In een andere studie (Holleman, Kamoen, Krouwel, Van de Pol, & De Vreese, 2016) onderzochten we het effect van positief versus negatief geformuleerde stemhulpvragen. Is het beter om te vragen of ‘De A27 moet worden verbreed’, of liever ‘De A27 moet niet worden verbreed’? Moeten vervuilende auto’s in de binnenstad worden ‘toegelaten’ of juist liever worden ‘geweerd’? Effecten van positiviteit of negativiteit zijn vaak aangetoond in opinievragenlijsten, en bleken ook enigszins op te treden in stem- hulpen, vooral bij gebruikers met een lagere politieke verfijning (een combinatie van opleidingsniveau en politieke interesse).

De mate waarin vormgevingskenmerken van de stemhulp de antwoorden van gebruikers systematisch sturen, lijkt dus mee te vallen. Wel spelen stemhulpen een rol in de politieke agenda-setting: in een stemhulp worden alleen die issues op- genomen waarover voldoende partijen het oneens zijn tijdens de betreffende verkiezingen. Dat betekent dat het niet per se de dertig belangrijkste issues zijn, maar wel de dertig kwesties aan de hand waarvan goed onderscheid gemaakt kan worden tussen de partijen. Het gevolg is dat dit soort issues mogelijk meer aandacht krijgen tijdens de verkiezingen dan het belang van de thema’s rechtvaardigt.

Een positief effect van stemhulpen lijkt te zijn dat gebruik ervan opkomstverhogend werkt (Marschall en Schultze, 2012). Krouwel, Holleman, Kamoen, Van de Pol en De Vreese (2018) beschrijven dat een online stemhulp een van de effectiefste instrumenten is om de opkomst te verhogen. Een stemhulp genereert naar schatting een opkomstbevorderend effect van 2 tot maar liefst 13 procent, afhankelijk van de verkiezing, terwijl het verspreiden van posters en folders slechts een effect van 0,5 procent op de opkomst sorteert (Kleinnijenhuis et al., 2007; Garzia en Marschall, 2016). Dat is meteen een van de redenen waarom overheden bereid zijn te betalen voor het bouwen van een stemhulp: via de stemhulp kunnen zij burgers op een politiek neutrale manier motiveren om actief deel te nemen aan het politieke proces.

Het primaire doel van de bouwers van stemhulpen en hun opdrachtgevers is dus niet om een ‘stemadvies’ te genereren. Het doel is om de kennis van en interesse in de politiek te vergroten en burgers een bewustere en beter geïnformeerde partijkeuze te laten maken (Cedroni & Garzia, 2010). Met andere woorden: stemhulpen proberen bij te dragen aan de politieke geletterd-

heid van hun gebruikers, aan de kennis over en het begrip van

het politieke proces en de politieke issues die er spelen, zodat de gebruiker in staat is zijn of haar rol als burger effectief te spelen (Denver & Hands, 1990). Een belangrijke vraag is dus of stemhulpen slagen in dat doel, en waar het opkomstbevorderende effect van stemhulpen vandaan komt. Vaak wordt aangenomen dat de oorzaak van de opkomstbevorderende werking ligt in het feit dat stemhulpgebruik leidt tot meer kennis van politiek en tot meer onderbouwing van de eigen positie. Daardoor ontstaat de overtuiging dat de eigen stem er echt toe doet, wat zou leiden tot een grotere stemmotivatie. Maar is dat ook zo: leidt stemhulp- gebruik tot meer kennis van politiek?

Er zijn verschillende studies gedaan waaruit blijkt dat stem- hulpgebruik leidt tot een groter gevoel van zelfverzekerdheid (in-

ternal efficacy) met betrekking tot de stemkeuze. Zelfrapportages

na afloop van stemhulpgebruik laten positieve effecten zien. Dat bleek bijvoorbeeld uit ons vragenlijstonderzoek rond de landelijke verkiezingen in 2012 (Kamoen, Holleman, Krouwel, Van de Pol, & De Vreese, 2015): mensen die stemhulpen hebben ingevuld, laten een wat groter gevoel van politiek zelfvertrouwen zien, en dat zou heel goed de hogere opkomst kunnen verklaren. Maar het zou natuurlijk wel prettig zijn als dat grotere zelfvertrouwen ook ergens op gebaseerd is, namelijk op meer kennis.