• No results found

De internationale economische orde is open en liberaal. Landen die in deze orde participeren krijgen de kans om door internationale handel hun economie tot bloei te brengen. Onder deze omstandigheden schetst de Internationale Betrekkingen theorie van het Liberalisme de

wederzijdse handel als een positive-sum game: door samenwerking wint iedereen.189 Zowel

hegemoon als opkomende machten lijken immers van deze situatie te profiteren zonder dat dit ten koste gaat van een ander. Voor een land als China in het bijzonder, dat als geen ander is verweven met de open economische orde, lijkt het Realistische/Mercantilistische idee ver weg dat internationale handel als “fearful webs of dependence”190 vermeden moet worden. Hoe kan het dan toch zo zijn dat China het middelpunt is van wat de Braziliaanse minister van Financiën (een land dat net als China onderdeel uitmaakt van de opkomende BRIC-familie) een “internationale valutaoorlog noemt?”191 Een oorlog “in een wereld waarin Mercantilisme eigenlijk waar blijkt te zijn” volgens economie-nobelprijswinnaar Paul Krugman en waarbij de directeur van het prominente Peterson Institute for International Economics het Chinese wisselkoersbeleid “een schaamteloze vorm van protectionisme” noemt.192

Met de komst van de open liberale economische orde verdween mercantilistisch beleid – het vergroten van staatsmacht door onevenwichtige internationale handel (oftewel protectionisme) - naar de achtergrond.193 Het succes van Bretton Woods I was juist gebaseerd op matige maar structurele onevenwichtige handel: terwijl Amerika veel importeerde, vulde de centrale banken van West Europa en Japan hun kassen met de nieuwe internationale reservemunt, de dollar. Op deze manier was onevenwichtige handel geen bedreiging, maar een kans op welvaartsvergroting. Het mercantilistische denken paste zich echter aan de nieuwe open orde aan en dit resulteerde in het Neomercantilisme.194 Het Neomercantilisme is voor een groot deel gelijk of complementair aan het in het eerste hoofdstuk gebruikte kader van het (Neo)realisme: interstatelijke anarchie en de logica van de vrije markt, die uitgaat van de meest productieve activiteiten en locaties en zich niets aantrekt van nationale belangen, nopen staten ertoe om zoveel mogelijk controle te krijgen op de economie.195

Dit Neomercantilisme vindt in China zijn vorm onder andere in de Beijing Consensus en in het in China populaire concept van ‘Comprehensive National Power’ (CNP). In de Beijing Consensus wordt geprobeerd om zoveel mogelijk beslissingsmacht bij de Chinese staat te centreren (door zowel chaos management, als door het proberen buiten te houden van

189 David N. Balaam en Michael Veseth, Introduction to international political economy (New Jersey 2005), 59. 190 Idem, 31.

191 Jonathan Weathley en Peter Garnham, ‘Brazil in ‘currency war’ alert’ Financial Times (27 september 2010). Via www.ft.com/cms/s/0/33ff9624-ca48-11df-a860-00144feab49a.html#axzz1FWejzOiD gezien op 03 maart 2011. 192 Paul Krugman in ‘Currency manipulation: how should the U.S. respond? Panel 2 discussion’ (video) Washington (12 maart 2010) Via Economist’s view http://economistsview.typepad.com/economistsview/2010/03/chinese-currency-manipulation-the-case-for-change-in-uspolicy.html#comments Gezien op 17 maart 2011 en Bergsten, ‘Correcting the Chinese exchange rate’ (24 maart 2010).

193 Balaam en Veseth Introduction to international political economy, 29. 194 Idem, 33.

buitenlandse (Amerikaanse) druk).196 CNP is, zoals uit de naam al valt af te leiden, breder dan economie alleen en wordt gebruikt om de toenemende Chinese macht ‘meetbaar’ te maken. CNP wordt door Mark Leonard, schrijver van het boek What does China think, samengevat op een manier die sterk overeenkomt met het Neomercantilisme: “The idea of recapturing sovereignty from global economic forces, companies and groups of individuals […].”197 Het mag duidelijk zijn dat het primaat van de staat zowel in het Chinese denken (Beijing Consensus en CNP), als bij het Neorealisme en het Neomercantilisme voorop staat. Hierbij moet overigens worden opgemerkt dat de voor dit onderzoek centrale trilemmabeslissingen per definitie bij de staat liggen; zij kunnen niet door de markt bepaald worden en hoeven dus niet ‘teruggewonnen’ te worden op wie dan ook. Wel is het zo dat de trilemma-afwegingen van de Chinese beleidsmakers, meer dan bijvoorbeeld die van de VS (met zijn zwevende wisselkoers en open kapitaalstromen), is gericht op het zoveel mogelijk in eigen hand houden van economische ontwikkelingen.198

Ten slotte moet worden opgemerkt dat het Neomercantilisme en het Neorealisme (economische) macht in het internationale systeem als een zero-sum spel zien: de winst van het ene land is gelijk aan het verlies van de ander.199 Deze definitie waarin macht relatief is, sluit aan bij de definitie van macht zoals die in het eerste hoofdstuk is gebruikt, namelijk de mogelijkheid om een andere actor beslissingen te laten nemen die hij anders niet zou hebben genomen. Ook in de Beijing Consensus is deze interpretatie terug te vinden: probeer te voorkomen dat de hegemoon (de VS) jouw soevereiniteit aantast door zelf (asymmetrische) invloed op de hegemoon te verkrijgen, bijvoorbeeld door het bezitten van grote hoeveelheden Amerikaanse staatsobligaties.200 In dit onderzoek staat het Chinese eigenbelang centraal. Daarom wordt de ‘internationale omgeving’ van China zoals het Neorealisme die ziet, in dit onderzoek afgebakend tot de mate waarin China druk (door machtsuitoefening) van buiten ervaart om zijn beleid te veranderen.

Met deze schets van het Neomercantilistische kader en een omschrijving van macht, kan vervolgens bekeken worden waarom, om met Krugman te spreken, “[Neo]Mercantilisme in deze wereld waar blijkt te zijn,” in hoeverre China bloot staat aan externe druk om zijn beleid te veranderen en hoe waarschijnlijk het is dat China voor die druk zal zwichten.

196 Ramo, ‘The Beijing consensus’, aldaar 12. 197 Leonard, What does China think?, 85.

198 Robert Gilpin, ‘The nation-state in the global economy’ in Robert Gilpin Global Political Economy. Understanding the international economic order (Princeton 2001), 370-371.

199 Balaam en Veseth, Introduction to international political economy, 32. 200 Ramo, ‘The Beijing consensus’ 2-3, 38, 50.

De liquidity trap en de Mercantilistische realiteit

De open liberale economische orde heeft een einde gemaakt aan het originele mercantilistische beleid. De open liberale orde kon daardoor voorspoed voor iedereen brengen.201 Zo verdubbelde de wereldeconomie tussen 1999 en 2008 van 31 triljoen dollar tot 62 triljoen dollar.202 Dit absolute getal sluit in principe niet aan bij de zojuist gegeven relatieve definitie van macht. Maar wanneer in dezelfde periode wordt gekeken naar de relatieve cijfers (de omvang van een bepaalde economie als percentage van de wereldeconomie) dan is te zien dat de (machts)verschuivingen in die periode klein zijn. De omvang van de Amerikaanse economie gaat van 28,6% van de wereldeconomie in 1999 naar 26,8% in 2008 en de Chinese economie van 3,6% naar 6,3%.203 In deze periode waarin er relatief weinig veranderde, werd de wereld wél twee keer zo rijk; er kan haast gesproken worden van een positive-sum orde. Het Neomercantilisme kwam op ten tijde van de open liberale economische orde en daarmee lijkt een zero-sum idee binnen een positive-sum werkelijkheid te opereren.

In het eerste hoofdstuk was te zien dat China in een snel tempo de economische orde van Bretton Woods II binnendrong en deze orde daarmee leek te ontwrichten. Het enige dat de huidige orde op de been houdt is de massale stroom van kapitaal en goederen van China naar de VS. Jarenlang waren deze stromen één van de motoren van de wereldeconomie, maar Krugman toont met behulp van het liquidity trap-concept aan dat sinds het uitbreken van de kredietcrisis juist het omgekeerde geldt: het zorgt voor economische krimp.204 Dit komt omdat onder andere de VS, de Eurozone en Japan in een economisch slechte situatie verkeren (zij zitten in de zogeheten liquidity trap).205 Deze situatie zorgt ervoor dat hun economische situatie extra verslechtert door de goedkope renminbi. Vandaar de uitspraak “mercantilisme werkt.”206 Hoe deze wisselwerking precies werkt zal hieronder worden uitgelegd, maar een van de voornaamste consequenties kan hier alvast genoemd worden: als de winst van China ten koste gaat van de Amerikaanse, Japanse en Europese economie, dan is de open liberale orde haar positive-sum kwaliteiten kwijtgeraakt. De lijdende, liquidity trap landen zijn daarnaast precies dezelfde welvarende democratieën waarvan in het eerste hoofdstuk te zien was dat zij Amerika

201 Zie hoofdstuk 1.

202 Fareed Zakaria, The post-American world (New York 2009) xi.

203 Real Historical GDP Shares and Growth Rates of GDP Shares, United States department of agriculture economic research service.

204 Paul Krugman, ‘Macro economic effects of Chinese mercantilism’ The conscience of a liberal. New York Times blog (31 december 2009). Via http://krugman.blogs.nytimes.com/2009/12/31/macroeconomic-effects-of-chinese-mercantilism/ Gezien op 17 maart 2011.

205 Paul Krugman, ‘how close are we to a liquidity trap?’ The conscience of a liberal. New York Times blog (17 maart 2008) Via http://krugman.blogs.nytimes.com/2008/03/17/how-close-are-we-to-a-liquidity-trap/ gezien op 17 maart 2011.

steunen bij het in stand houden van de huidige orde. Daarmee versterkt China met zijn ‘schaamteloze protectionisme’ de breuklijnen die al bestonden tussen de liberaal-democratische en de autoritaire kapitalistische landen.207