• No results found

Dit hoofdstuk gaat in op de positionering van het GVVP en SUMP beleid in de Nederlandse en Europese beleidscontext.

4.1 Mobiliteitsbeleid in Nederland

Op nationaal niveau is de wettelijke basis voor verkeer- en vervoersbeleid vastgelegd in de Planwet Verkeer- en Vervoer uit 1998, waarmee het mobiliteitsbeleid op verschillende bestuursniveaus met elkaar verweven wordt.

De Planwet stelt in Artikel 2 en 3 vast dat er op nationaal niveau een beleid wordt opgesteld,

waarmee de overheid in staat is om richting te geven aan beslissingen op het gebied van verkeer- en vervoer, in de vorm van een Nationaal Verkeers- en Vervoersplan. Daarbij dient ze rekening te houden met onder andere economische, internationale en milieu- en ruimte gerelateerde ontwikkelingen (CROW-KpVV, 2012).

De eerste versie van de Nota Mobiliteit uit 2004, afgekort als NoMo, vormde een belangrijk document voortkomend uit de nationale planverplichting op het gebied van verkeer en vervoer. In de NoMo, wordt het belang van mobiliteit op een zakelijke manier beschouwd, waarbij het

mobiliteitsbeleid bijdraagt aan economische ontwikkeling, maar waarbij ook aandacht is voor milieu en veiligheid. De kern van de NoMo wordt gekenmerkt door decentralisatie, waarbij de gedachte ‘Decentraal wat kan en centraal wat moet’ leidend is. Hierbij delegeert de Rijksoverheid taken naar provinciale, regionale en lokale overheden, met het oog op een efficiënter bestuursapparaat. Het Nederlands mobiliteitsbeleid vormt daar ook een onderdeel van (Rijksoverheid, 2004).

De in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, hierna aangeduid als SVIR, vormt een vervolg op de NoMo. In het SVIR schetst het Rijk een beeld van de ambities met betrekking tot ruimtelijke ordening en mobiliteit tot 2040. Het doel van deze ambities is het behoud van een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In een poging deze ambities te realiseren wordt naast het stellen van legitieme kaders door het Rijk (decentralisatie), ook het stellen van bestuurlijke prestatieafspraken met provincies en gemeenten als overheidsinstrument genoemd (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012).

Op provinciaal niveau verplicht Artikel 5 van de Planwet tot het vastleggen van beleid op het gebied van verkeer- en vervoer in een Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan. In dit plan zet de provincie de algemene visie en beleidsdoelen voor verkeer en vervoer uiteen voor een bepaalde periode. Het opstellen van dit plan dient te gebeuren in samenspraak met het Rijk, de naastgelegen provincies en gemeenten. (CROW-KpVV, 2012). Tevens bepaalt artikel 9 van de Planwet dat een provinciaal bestuur bevoegd is tot het opleggen van de verplichting voor gemeenten om lokaal verkeer- en vervoersbeleid vast te leggen in een Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan. In de praktijk blijkt dat van deze bevoegdheid nauwelijks gebruik wordt gemaakt door het provinciaal bestuur.

Op gemeentelijk niveau bepaalt artikel 8 van de Planwet dat van B&W van gemeenten wordt verwacht dat ze in elk geval zorg dragen voor het voeren van een zichtbaar, samenhangend en uitvoerend beleid met betrekking tot beslissingen over verkeer en vervoer. Hierbij neemt ze onderdelen uit de plannen van de nationale en provinciale overheid in beschouwing.

Ondanks het feit dat er vanuit het Rijk geen sprake is van planverplichting voor gemeenten en mits er geen verplichting vanuit de provincie is opgelegd, kiezen veel gemeenten er toch voor om beleid op het gebied van verkeer en vervoer vrijwillig vast te leggen in een Gemeentelijk Verkeers- en

Vervoersplan (Arsenio et al., 2015). Op die manier stellen gemeenten een legitieme basis vast, dat ze in staat stelt om richting te geven aan beslissingen op het gebied van verkeer- en vervoer. In een GVVP formuleert de gemeente haar visie en beleidsdoelen die met het mobiliteitsbeleid beoogd worden, binnen een afgebakende periode.

4.2 Europese beleidscontext

De Europese Commissie zet in op een efficiënt en effectief mobiliteitsbeleid in Europese steden. In het behouden van een duurzame en gezonde Europese economie, speelt het mobiliteitssysteem op lokaal niveau een grote rol. In een poging een efficiënt en effectief stedelijk mobiliteitsbeleid te waarborgen, heeft de Europese Commissie in de afgelopen jaren meerdere beleidsdocumenten uitgegeven. Het doel hiervan is om steden te adviseren en te ondersteunen in het opstellen van een mobiliteitsbeleid, dat past binnen de visie van de Europese Commissie.

Vroege pogingen van de Europese Commissie gaan terug tot beleidsvoorstellen uit 1995 en 1998, waarin voorbeelden van ‘best practice’ initiatieven op het gebied van mobiliteit worden gegeven. Deze voorstellen resulteren in het Witboek (2001) ‘European transport policy for 2010: time to decide’. In dit document stelt de Commissie ongeveer 60 maatregelen voor, die gericht zijn op het ontwikkelen van een Europees transport systeem, waarin een goede afstemming van het gebruik verschillende transportmodi wordt overwogen. Daarbij gaat het vooral om maatregelen voor de Europese hoofdinfrastructuur, zoals internationale wegen, sporen en waterverbindingen. Op het gebied van binnenstedelijke mobiliteit is het Groenboek: een nieuwe stedelijke

mobiliteitscultuur (2007) een belangrijk beleidsdocument. In dit Groenboek probeert de Commissie het debat over specifieke thema’s als congestie en milieuhinder binnen stedelijk vervoer op gang te brengen en te zoeken naar toepasbare oplossingen en mogelijkheden op Europees niveau. Een kernthema hierbij is het ontwikkelen van één geïntegreerd beleid voor de verschillende aspecten van stedelijke mobiliteit in Europa, waarbij gepleit wordt voor een ‘stedelijke mobiliteitscultuur’ met aandacht voor duurzaamheid, toegankelijkheid en een goede leefkwaliteit in steden. De Commissie probeert met dit Groenboek een stimulerende rol in te nemen in het adresseren van het belang van goede stedelijke mobiliteit voor de samenleving (Stead, 2007).

Een vervolg op het Groenboek uit 2007 van de Europese Commissie is het in 2009 genomen initiatief ‘The Action Plan on Urban Mobility’. In dit document biedt de Commissie een omvangrijk pakket aan middelen voor lokale, regionale en nationale overheden, om het belang van duurzaamheid binnen stedelijk mobiliteitsbeleid over te brengen en hen bij te staan in het opstellen van duurzaam stedelijk verkeer en vervoersbeleid door middel van het aangaan van een vrijwillig partnerschap. In het plan worden praktische maatregelen op korte en middellange termijn voorgesteld, om een passend antwoord te bieden op een aantal specifieke mobiliteitsproblemen in steden, daarbij kan gedacht worden aan het aanbieden van trainingen, campagnes en conferenties (Attard & Shiftan, 2009). Het Witboek: ‘Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte: werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem’ van de Europese Commissie (2011), volgt uit het actieplan van 2009 en stelt concrete doelstellingen voor mobiliteit in Europese steden. Daarbij gaat de Commissie onder andere uit van een emissie-reductie van 60% in 2050, het doen afnemen en uiteindelijk laten verdwijnen van vervuilende auto’s in steden en tevens worden SUMPs als nieuwe vormen voor stedelijk verkeers- en vervoersbeleid geïntroduceerd (Europese Commissie, 2011). Het

implementeren van SUMP richtlijnen in bestaand beleid, zou moeten leiden tot het veranderen van traditionele planning methoden naar beleid met een focus op een duurzaam en integraal

mobiliteitssysteem als katalysator voor een gezonde stad en de leefomgeving (Arsenio, Martens, Di Ciommo, 2015).

Zowel inhoudelijk als procesmatig wordt op basis van richtlijnen omschreven hoe het nieuwe strategisch mobiliteitsbeleid moet worden vorm gegeven. Steden die de SUMP richtlijnen volgen, stellen zo systematisch een strategisch plan op dat voort bouwt op het bestaand stedelijk beleid, maar dat een impuls geeft aan het opzetten en uitvoeren van een efficiënt en duurzaam

mobiliteitssysteem.

Met het Urban Mobility Package (2013) is de laatste hand gelegd aan de introductie van het SUMP beleid in Europa. Dit beleidsdocument is samengesteld in overeenstemming met een breed veld van experts, beleidsmakers en andere stakeholders. In dit document informeert de Europese Commissie de stand van zaken rondom SUMP’ richtlijnen implementatie in lidstaten en doet het voorstellen om het opstellen van SUMPs aan te moedigen. De bijlage van het Urban Mobility Package werkt onder andere de inhoud van het Sustainable Urban Mobility Plan concept uit. Daarbij wordt ingegaan op de essentiële onderdelen per doelstelling die in een SUMP aan bod dienen te komen (Europese

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN