• No results found

Natuurgetrouw bosbeheer

In document Wortel Kolonie (pagina 112-116)

4.2 Ecologische doelstellingen

4.2.1 Natuurgetrouw bosbeheer

In de boskern is naast de recreatieve functie de ecologische functie de belangrijkste functie en wordt het bosbeheer dan ook daarop afgestemd.

4.2.1.1 Ontwikkeling van structuurrijkere bosbestanden

In het plangebied zijn er heel wat homogene naaldhoutbestanden aanwezig waar inmenging met andere inheemse soorten beperkt is en de struiklaag weinig ontwikkeld is.

Van de 359 ha bestaand bos in het plangebied zal er tijdens de looptijd van het beheerplan ongeveer 20% of 70 ha worden omgevormd naar meer gemengde bestanden. Dit zal gebeuren door in de homogene naaldhoutbestanden (vooral Grove den) een versnelde omvorming door middel van groepenkappen uit te voeren. Afhankelijk van het opkomen van natuurlijke verjonging van gewenste soorten (Zomereik, berk, Grove den, …) wordt er al dan niet (deels) ingeplant met standplaats geschikte soorten als Zomereik, Wintereik en Beuk.

Pagina 113 van 192 een deel Grove dennen wordt behouden.

In de oudste bestanden (> 100 jaar) wordt er (extensief) gedund.

4.2.1.2 Ontwikkeling van bosranden

Geleidelijke bosovergangen zijn er momenteel nog onvoldoende aanwezig. In het plangebied wordt op vrij grote schaal bosranden ontwikkeld. Op de randen van en tussen de naaldhoutbe-standen en langs de dreven die in het bos lopen, worden zoom- en/of mantelvegetaties gecre-eerd. Dit betekent dat er voor zoombeheer over de breedte van het pad of tot 5 m vanaf de bosrand om de 2 à 3 jaar “slordig” wordt gemaaid (met afvoer van het maaisel), dit om domi-nantie van struiken en bramen terug te dringen. Voor mantelbeheer wordt in een strook van 10 à 25 m (tussen weg/zoom/dreef en bos) gefaseerd en golvend om de 8 tot 12 jaar opslag van struiken teruggezet en kan een aanzienlijk deel (tot 40%) struiken en kleinere bomen blijven staan.

Deze zoom-mantelvegetaties zijn bijzonder waardevol voor onder meer bedreigde dagvlinders als Bont dikkopje en als foerageer- en migratiegebied voor reptielen, maar er kunnen zich ook heide en heischrale vegetaties en struwelen met o.a. Brem, Geoorde wilg, … ontwikkelen. Er wordt onderscheid gemaakt in (zie ook kaart 4.1 Visie):

Interne bosranden

Om de ecologische corridors voor onder meer dagvlinders in de boszones te verbeteren, wor-den er enkele brede interne bosranwor-den ontwikkeld. Deze vooral noord-zuid gerichte bosranwor-den zijn 40 à 50 m breed. Het pad (6 à 8 m) wordt 1- of 2-jaarlijks gemaaid en krijgen de zones (± 20 m) aan beide zijden van het pad een mantelbeheer. Hierbij wordt er voor gezorgd dat de rand een golvend karakter heeft. In totaal worden in Schootse Hoek en De Kolonie 2,5 km interne bosranden ontwikkeld met een totale oppervlakte van ongeveer 10 ha. Hiervan krijgt er onge-veer 1,75 ha een zoombeheer, de rest een mantelbeheer.

Figuur 4.38: Schema van een lichtrijke bosweg met heide of heischrale bermen en mantels (Hasko-ning, 2009)

Externe bosranden

Geleidelijke bosovergangen naar aangrenzende open ruimtes zijn bijzonder aantrekkelijk voor zangvogels, vlinders, hagedissen, etc., en zeker als ze zuidgericht zijn, zijn het geschikte bioto-pen voor warmteminnende dieren (invertebraten, reptielen).

Er wordt in het volledige plangebied ongeveer 3,2 km bosranden (20 à 30 m breed) ontwikkeld.

Belangrijk hierbij zijn de zuidrand van Schootse Hoek en een groot deel van de noordrand van De Kolonie en Bootjesven, dus eigenlijk op de landsgrens. Op de oostrand van Schootse Hoek en de noordrand van Bootjesven wordt een deel van de bosrand ontwikkeld op gronden van Staatsbosbeheer. Dit door op de graslanden in beheer van Staatsbosbeheer een strook niet meer te maaien of te bgrazen en als ruigte te laten ontwikkelen. Het beheer van de bosranden in het plangebied zelf bestaat uit een mantelbeheer, in totaal ongeveer 5,5 ha.

Bosranden in hakhout

In enkele bosranden is er een klein reliëf of een talud aanwezig waar een vrij smalle (max. 5 m) strook met bomen en struiken aanwezig is. In deze bosranden wordt een hakhoutbeheer ge-voerd waarbij de jonge bomen en opslag gefaseerd met een omlooptijd van 8 à 12 jaar worden afgezet. Dikkere bomen kunnen blijven staan. In totaal gaat het over 0,6 km bosrand met een oppervlakte van 0,3 ha.

Aan te leggen bosranden

Vooral op de westrand van Wortel Kolonie is er negatieve invloed van het aangrenzend inten-sief landgebruik. Om die invloed te beperken wordt er aan de bosrand een dichte struikengordel ontwikkeld (max. 10 m breed). Dit gebeurt door bijkomend struiken als Hazelaar, Sleedoorn, Eenstijlige meidoorn, Spork in te planten. Indien de bosrand nog te gesloten is, wordt er eerst een hoogdunning uitgevoerd. De opslag van jonge bomen (eik, berk) worden regelmatig (8-jaarlijks afgezet), dikkere bomen kunnen blijven staan. In totaal wordt er 1,2 km (± 1 ha) bos-rand aangelegd of versterkt. Langs de onverharde buurtweg op de westbos-rand tussen de Toren-dreef en Grote Plaats kan als buffer aan de westzijde een houtkant worden aangelegd.

Dreefstroken in bos

Om de landschappelijke beeldwaarde van de dreven te versterken worden in de dreefstroken die door bos lopen de opgaande bomen gekapt en wordt er een mantelbeheer gevoerd. Voor de grote dreven (A- en B-dreven) zijn deze stroken 20 à 25 m breed aan beide zijden van de dreef, bij de kleinere dreven (C-dreven) zijn deze stroken 7 à 8 m breed vanaf de stam van de dreefbomen.

In totaal worden er langs de A- en B-dreven in bos ca. 25 ha mantelbeheer gevoerd. Bij de C-dreven die door bos (zullen) lopen, is er ook ongeveer 25 ha te beheren, dit inclusief het pad.

Pagina 115 van 192

4.2.1.3 Dood hout en dikke bomen

De meeste bosbestanden zijn nog relatief jong (minder dan 80 jaar) zodat er maar weinig oudere bomen aanwezig zijn die hun aftakelingsfase hebben kunnen bereiken. Momenteel bestaat 2,5% van het houtvolume in het plangebied uit staand dood hout. Gezien dode bomen in de dreven hierbij niet zijn meegerekend zal dit percentage nog wat hoger liggen. Liggend dood hout is in de bosbestanden beperkt aanwezig. Om tegen het eind van de planperiode het streefcijfer van 4% te bereiken, worden een aantal maatregelen genomen zoals het laten staan van oudere en dode bomen in de bosbestanden, het laten liggen van enkele gekapte bomen en het maximaal behoud van de zomereikendreven waarbij enkele afgestorven dreefbomen kun-nen blijven staan (die geen veiligheidsrisico vormen). In de bosbestanden worden dikkere (> 1 m omtrek) Am. eiken weg van de recreatieve paden geringd.

4.2.1.4 Beheersing van exoten

Invasieve exoten kunnen in belangrijke mate de natuurlijke bosontwikkeling verstoren en bos-vegetaties verarmen. Daarom worden de aanwezige invasieve exoten systematisch verwijderd.

De belangrijkste soorten zijn Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik (zie kaart 2.17 Knel-punten).

Amerikaanse vogelkers wordt al enige jaren intensief bestreden en is enkel nog ten noorden van de Torendreef problematisch. Amerikaanse eik is beperkt aanwezig in de bosbestanden (3% van het grondvlak) en verjongt meestal niet zo massaal. Wel zijn er enkele grotere dreven met Am. eiken aanwezig die door bos lopen. Deze dreven worden gefaseerd omgevormd naar Zomereikendreven. In de bosbestanden zelf wordt door selectief dunnen of bij de groepenkap-pen deze soort verwijderd.

Ook Robinia is op verschillende plaatsen aanwezig. Gezien deze soort bij kappen zich sterk kan gaan uitbreiden, wordt op de plaatsen waar de soort zich niet uitbreidt, geen bestrijding uitge-voerd.

Amerikaans krentenboompje is een minder agressieve soort maar komt toch vrij veel voor, on-der meer in Schootse Hoek en Kolonie Zuid (o.a. in bestand 8b). Bij de bestrijding van Am. vo-gelkers wordt deze exoot ook mee bestreden.

Douglasspirea is invasieve soort die op enkele locaties aanwezig is. Deze soort moet intensief worden bestreden.

Daarnaast zijn er nog verschillende verwilderde tuinplanten (Bonte gele dovenetel, Japanse duizendknoop, bamboe, …) die een invasief karakter hebben. Deze soorten worden systema-tisch bestreden.

Rond de vennen zijn er heel wat ‘zomerganzen’ (Canadese gans, verwilderde Grauwe gans, Nijlgans, …) aanwezig die voor een aanrijking van de vennen en een degradatie van de vegeta-tie zorgen. De zomerganzen worden intensief bestreden (eieren schudden, afvangen).

4.2.1.5 Bosuitbreiding

Tijdens de planperiode is er 8,6 ha bosuitbreiding voorzien (waarvan 1,58 ha als boscompensa-tie in kader van de ruilverkaveling).

Hiervan wordt er in kader van de Ruilverkaveling Zondereigen en de geplande ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel een bosuitbreiding van 7,6 ha voorzien. Door de bosuitbreiding zal de bos-kern op de randen meer worden gesloten zodat er een betere ecologische verbinding ontstaat tussen de noordelijke en zuidelijke boszones in Kolonie. Binnen het plangebied kunnen twee percelen (grasland in bestand 3f en 19a) spontaan verbossen, samen is dit 1 ha.

In kader van heideherstel rond vennen en poelen en de uitbreiding van het grasland met orchi-deeën in Bootjesven wordt er 5,93 ha bos gekapt. Dit betekent dat de bosbalans tijdens de looptijd van het beheerplan positief zal zijn en er netto minstens 2,7 ha bosuitbreiding zal zijn tijdens de planperiode.

In document Wortel Kolonie (pagina 112-116)