• No results found

Brandpreventie

In document Wortel Kolonie (pagina 133-136)

De kans op bosbrand in het gebied is eerder gering. Er worden geen specifieke maatregelen genomen ter preventie van bosbranden. Door de omvorming van homogene naaldhoutbestan-den naar meer gemengde bestannaaldhoutbestan-den zal de brandgevoeligheid alvast nog verder afnemen.

Bij bosbrand of dreiging van bosbrand kunnen de hulpdiensten gebruik maken van de bestaan-de boswegen en zijn bestaan-de meeste bosbestaan-delen snel en gemakkelijk bereikbaar. Verspreid over het plangebied zijn er heel wat waterpartijen en poelen aanwezig waaruit indien nodig bluswater kang worden gebruikt.

5.8 Open plekken

Momenteel bestaat 42 ha of 10,3% van het plangebied (totaal 409,5 ha) uit open plekken (incl.

vennen). Door de overdracht van gronden in kader van de ruilverkaveling zal het plangebied met 33 ha open plekken (dreef- en natuurstroken) uitbreiden. Door het openmaken van een zo-ne rond enkele venzo-nen en poelen en het uitbreiden van de orchideeënweide wordt er 4,9 ha nieuwe open plekken ontwikkeld.

Tijdens de planperiode zal er 1,0 ha open plekken spontaan verbossen, dus op het einde van de planperiode zal er ca. 80 ha (17,5%) open plekken zijn of 70 ha (15,2%) zonder de twee gro-te vennen Bootjesven en Moeras. De open plekken zullen bestaan uit natuurakkers, gemaaide of begraasde (heischrale) graslanden, heide, vennen, poelen en vijvers en ruigtestroken.

Zie kaart 5.2.

5.8.1 Maaibeheer en begrazing

In het plangebied zijn verschillende (niet heischrale) graslanden die natuurgericht worden be-heerd.

BOOTJESVEN:

Bestand 8a: het huidig grasland met Gevlekte orchissen (0,1 ha) wordt uitgebreid tot 0,75 ha door het verwijderen van de gedegradeerde aanplant met Zomereik. De stronken wor-den verwijderd en het perceel wordt uitgerasterd. Het grasland wordt tweemaal per jaar gemaaid met afvoer van het maaisel. Het maaibeheer wordt afgestemd op de maximale ontwikkeling van de orchideeënpopulatie.

Begrazingsblok: een groot deel van Bootjesven blijft onder een groot begrazingsblok van 34 ha. Er is jaarrondbegrazing met een 4-tal Konnikpaarden (merries) of een begrazings-druk van 0,1 GVE/ha wat voldoende laag is om in de begrazingszone een structuurrijk

land-schap te ontwikkelen. De in het najaar 2012 afgegraven delen worden gedurende minimaal 2 jaar uitgerasterd om de ontwikkeling van heide of heischrale vegetaties mogelijk te ma-ken. Er is minimaal gedurende de eerste 5 jaar een strikte opvolging van de evolutie van de vegetatie in de afgegraven delen. Is (periodieke) begrazing onvoldoende kan er worden bij-gemaaid om de opslag van o.a. berk en wilg onder controle te houden. Eventueel kan er ook worden overgegaan naar een verhoging van de graasdruk (max. 10 paarden).

KOLONIE:

Bestand 1e: de zuidelijke helft van dit grasland (0,52 ha) wordt tweemaal per jaar gemaaid.

Het is in dit grasland dat de bivakzone wordt voorzien.

Bestand 3b: het perceel heischraal grasland wordt door een gedeeltelijke kap van de aan-wezige jonge Zomereiken uitgebreid tot 0,86 ha. In de westrand wordt een strook bos be-houden. Dit grasland wordt samen met het klein graslandperceel (0,25 ha) ten zuiden van het Brandvenneke jaarlijks gemaaid. In productievere (ttz. nattere) jaren is het aangewezen om verruiging tegen te gaan nog eens extra te maaien.

Overgedragen gronden: in de nieuwe natuurstroken wordt er verspreid over 7 percelen ongeveer 10,0 ha grasland gemaaid. Deze bestaande of nog te ontwikkelen graslanden worden periodiek gemaaid zodat minimaal de bomenopslag en/of akkerdistel onder controle worden gehouden. Naar de bosbestanden toe wordt er ruigtestrook van minimaal 5 m vrij-gehouden.

Tijdelijk begrazingsblok: na de kap van de jonge dennen en de bomen rond het Brand-venneke in bestand 3c wordt er een halfopen zone ontwikkeld van 10,2 ha. Om volledige verbossing tegen te gaan wordt het perceel tijdelijk door de Konikpaarden begraasd, dus wordt er rond de volledige zone een permanent raster voorzien. De begrazingsdruk en – tijdstip is afhankelijk van de opslag van bomen en struiken, waarvan de bedekking minimaal 50% zal bedragen.

5.8.2 Zoombeheer

In de interne bosranden wordt er een zoombeheer uitgevoerd. De breedte van het pad wordt jaarlijks éénmaal ‘slordig’ in het late najaar gemaaid, dit betekent dat er zones worden overgela-ten die niet jaarlijks worden gemaaid. In ruigere delen kan er gedurende enkele jaren tweemaal per jaar worden gemaaid met afvoer van het maaisel.

In de 2,5 km interne bosranden die in Schootse Hoek en Kolonie worden ontwikkeld, wordt het pad over een breedte van 6 tot 8 m gemaaid, dus in totaal een oppervlakte van ca. 1,75 ha.

5.8.3 Ruigtebeheer

In de dreefstroken die in kader van de ruilverkaveling Zondereigen worden overgedragen, zal vooral een ruigtebeheer worden gevoerd. Dit houdt in dat in die stroken met een breedte van 7 m (langs C-dreven) tot 30 m (langs A- en B-dreven) er een periodieke begrazing is met de schaapskudde (herderen) of maaibeheer is. Het beheer bestaat er minimaal in om bomenop-slag en/of akkerdistels in de ruigtestroken te vermijden.

In totaal wordt in ca. 20 ha nieuwe dreefstroken een ruigtebeheer gevoerd. Ook in de noordelij-ke helft (0,35 ha) van het grasland in bestand 1e (Kolonie) wordt een ruigtebeheer gevoerd.

5.8.4 Natuurakkerbeheer

Er worden 4 natuurakkers ontwikkeld in het plangebied. Deze akkers worden met graangewas-sen ingezaaid en is er beperkt (stalmest of maaisel) of geen gebruik van meststoffen of pestici-den. Het beheer is afgestemd op overwinterende zangvogels en op termijn eventueel op Knof-lookpad. Het betreft volgende percelen:

Bestand 1a (Bootjesven): dit perceel van 3,5 ha wordt ontwikkeld als natuurakker.

Pagina 135 van 192

5.8.5 Ontwikkelen heide en heischraal grasland

In kader van de ruilverkaveling is er een grootschalig heideherstel in het Bootjesven uitgevoerd.

Ook op andere locaties in het plangebied is er uitbreiding of herstel van heide of heischrale ve-getaties. Zie kaart 5.2.

BOOTJESVEN:

Bestand 2a: een groot deel van dit grasland werd in 2012-2013 afgegraven. Gezien de ho-gere ligging en de beperktere afgraving zal in afgegraven zone van 2,9 ha er vooral ontwik-keling zijn naar drogere heide en/of heischraal grasland. Om voldoende ontwikontwik-keling te krij-gen van heidegebonden soorten is het enten met strooisel uit omligkrij-gende heide/heischrale graslanden nodig.

Bestand 13a: rond het ven wordt 1,41 ha vooral natte heide verder ontwikkeld. De noord-rand van het ven is floristisch al bijzonder waardevol en wordt door het deels verwijderen van bomen en plaggen van ca. 1 ha de natte heidevegetaties uitgebreid. De verbinding naar de vennen in bestand 15a wodt verstrekt door het verbreden van de oostrand van het bestand tot een breedte van 75 m.

Bestand 15a: de zuidelijke helft (1,54 ha) van dit bestand bestaat uit droge heide. In die zone wordt door herderen de opslag van berk onder controle gehouden. Indien de opslag te sterk toeneemt, wordt er bijkomend gemaaid.

In het noordelijk deel wordt door plaggen (0,85 ha) rond de vennen de dominantie van Pij-penstrootje teruggedrongen. Hierdoor zullen interessante soorten van natte heide meer kansen tot ontwikkeling krijgen. Opvolgingsbeheer gebeurt hier door extensief begrazen en pleksgewijs kleinschalig plaggen.

Bestand 16a: centraal in dit bestand wordt er een halfopen zone van ca. 1 ha ontwikkeld.

Door het grotendeels openmaken van deze zone en lokaal plaggen (tot 0,5 ha) wordt er kansen gegeven tot uitbreiding van het relict aan gagelstruweel en de ontwikkeling van nat-te heide. Opvolgingsbeheer zal vooral bestaan uit het nat-terugzetnat-ten van de opslag en pleks-gewijs kleinschalig plaggen. Er wordt een interne bosrand aangelegd naar de westrand om zo de verbinding te maken met de heidezones in bestand 15a.

Bestanden 18a en 19a: in deze in 2012 afgegraven zone wordt gestreefd naar heideont-wikkeling over 7,8 ha. Afhankelijk van de grondwaterpeilen en weersomstandigheden kan er ontwikkeling zijn van natte of droge heide. Gezien er waarschijnlijk ook hier weinig heide-ontwikkeling vanuit de zaadbank zal gebeuren, is het aangewezen om te enten met strooi-sel van omliggende heidezones. Opvolgingsbeheer zal hier in het begin vooral bestaan uit vermijden van opslag (berk, wilg, bramen). Afhankelijk van de vegetatie-ontwikkeling wordt de zone opnieuw meegenomen in het groot begrazingsblok.

foto: afgegraven zone in 19a (najaar 2012)

KOLONIE:

Bestand 3a: de zone rond de 2 bestaande vennen wordt verder opengemaakt. Na de kap van de bomen wordt het strooisel verwijderd en kan er zich een heidezone van 1,18 ha ontwikkelen. Het beheer zal er in bestaan om opslag regelmatig terug te zetten.

Bestand 5c: de kleine bestaande open plek rond de aanwezige poel wordt verder naar het zuiden opengemaakt tot een oppervlakte van ca. 0,68 ha. Zo wordt een open zone met hei-de-elementen bekomen. Eventueel er kleinschalig worden geplagd.

Bestand 6a: rond de poel is er al een halfopen zone met heide aanwezig. Deze zone wordt verder opengemaakt (verwijderen bomen tot bedekking <50% en verwijderen strooisel) tot ca. 0,63 ha.

Bestand 8a: in dit lorkenbestand wordt er een open zone ontwikkeld van 1,17 ha. Het strooisel wordt verwijderd.

In document Wortel Kolonie (pagina 133-136)