• No results found

Actuele vegetatie

In document Wortel Kolonie (pagina 57-65)

2.3 Beschrijving van het biotisch milieu

2.3.4 Actuele vegetatie

In het plangebied van Wortel Kolonie werden er heel wat vegetatie-opnames uitgevoerd. In totaal werden er 108 vegetatie-opnames volgens Braun-Blanquet (BB) gemaakt in de proefvlakken waar de bosbouwopnames zijn uitgevoerd en 44 vegetatieopnames in open ruimtes en dreven met de Tansley-schaal. De situering van de BB-opnames is weergegeven op kaart 2.6.

Per deelgebied is dit op te splitsen in:

Deelgebied Kolonie: 73 Braun-Blanquet opnames en 21 opnames volgens de Tansley-schaal.

Deze opnames werden echter al uitgevoerd in 2002 zodat –vooral in de open plekken- ze deels verouderd zijn. In het deel van Regie der Gebouwen werd in 2011 drie BB-opnames en één Tansley-opname uitgevoerd.

Deelgebied Bootjesven: 12 Braun-Blanquet opnames en 23 Tansley-opnames.

Deelgebied Schootse Hoek: 21 Braun-Blanquet opnames, hier werden geen Tansley-opnames uitgevoerd.

In bijlage 6 worden deze opnames weergegeven per soort en per vegetatielaag.

De vegetatieopnamen in de bosbestanden worden vegetatiekundig op naam gebracht met behulp van de een identificatieprogramma ‘Bostypologie’ dat in het Bosbeheerpakket (versie 3.48 – 2.18) van ANB is ingebracht. Deze identificatie volgt de typologie volgens Cornelis et al (2009).

Op basis van de presentie, karakteristieke bedekking en indicatorwaarde (= product van trouw en presen-tie) worden (bos)plantengemeenschappen bekomen. In totaal worden er 30 bostypes onderscheiden (39 met subtypes erbij), ingedeeld onder 10 bostypegroepen (hoofdletter). In een sterdiagram wordt de verwantschap van een vegetatieopname met elk bostype weergegeven. Hoe meer het sterdiagram uitwijkt naar een welbepaald bostype, hoe groter de associatie met dit bostype.

De actuele vegetatiekaart op basis van de bostypologie volgens Cornelis et al. (2009) is weergegeven op kaart 2.9a. Zoals te verwachten van dergelijke relatief recente (bos minder dan 150 jaar oud) be-bossingen op heidegebieden zijn de verschillende bostypes nog maar weinig ontwikkeld en zijn de bostypes uit de groep van de Dennen-Eikenbos sterk dominerend.

Om deze typering van de actuele vegetatie vanuit de kruidlaag te bevestigen en om de proefvlakken te karakteriseren qua abiotische parameters, werd ook een mF/mR.mN-ecogram (Rogister, 1985) gemaakt en geïnterpreteerd (zie Figuur 2.27).

Voor de duidelijkheid wordt in Tabel 2.15 een overzicht gegeven van de aangetroffen bostypes in het plangebied volgens de vroeger gebruikte Bos&Groen-indeling (2001) en de recentere indeling volgens Cornelis et al. (2009).

Tabel 2.15: aangetroffen bostypes in het plangebied

Cornelis et al. (2009) Tropres (Roelandt, 2001) D2-D3: RG [Essen-Elzenbos] met Grote Brandnetel

en Gewone braam Brandnetel-Vlierenbos

H3b: Eiken-Beukenbos met Adelaarsvaren Adelaarsvarenrijk Wintereiken-Beukenbos H3c: Eiken-Beukenbos met Gladde witbol en Valse

salie Witbolrijk Eiken-Beukenbos

I1: RG [Dennen-Eikenbos] met Gewone braam Bramenrijk Eiken-Beukenbos (partim) I2: Dennen-Eikenbos met Bochtige smele en

Pijpen-strootje

Soortenarm Eikenbos/Bochtige smelerijk Eikenbos/Bosbesrijk Eikenbos/Typisch Berken-Eikenbos

I3: RG [Dennen-Eikenbos] met Amerikaanse

vogel-kers Amerikaanse vogelkers Berken-Eikenbos

I6: RG [Dennen-Eikenbos] met Gestreepte witbol en

Gewoon struisgras Witbol Berken-Eikenbos

Groep D: Essen-Elzenbos

• D2-D3:RG(ESSEN-ELZENBOS) MET GROTE BRANDNETEL/GEWONE BRAAM ( Habitatcode: -)

Algemeen: deze rompgemeenschappen van bossen op natte bodems wordt in de kruidlaag gedomineerd door Grote brandnetel of Gewone braam.

Wortel Kolonie: deze rompgemeenschap wordt maar beperkt aangetroffen in het plangebied, namelijk in bestand 2f en de oostrand van het Bootjesven. Dit bostype komt hier weinig overeen met zijn ge-bruikelijke standplaats maar het aandeel ruigtekruiden zorgt voor een uitwaaiering naar dit type.

Figuur 2.21: bostypespectrum voor D2-D3 in bestand 2f

Groep H: Eiken-Beukenbos

• H3B:EIKEN-BEUKENBOS MET ADELAARSVAREN, SUBTYPE MET DOMINANTIE ADELAARSVAREN

( Habitatcode: 9120: Atlantische zuurminnende Beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de onder-groei)

Algemeen: de climaxvorm van dit type wordt gedomineerd door Beuk met bijmenging van Zomereik. Amerikaanse eik en Tamme kastanje hebben zich goed in dit bos ingeburgerd. De meest constante soort in de struiklaag is Wilde lijsterbes. De kruidlaag is arm aan soorten en komen braam en Adelaarsvaren het meest voor. Typisch zijn Lelietje-van-dalen, Dalkruid, Wilde kamperfoelie, Valse salie, Ruige veldbies, … Het type komt vooral voor op plaatsen waar de rijkere, vaak tertiaire zanden, dagzomen.

Wortel Kolonie: dit bostype wordt weinig ontwikkeld in de bestanden 4g en 10b in Kolonie aangetrof-fen. Naaldhout is wel nog dominant aanwezig in deze bestanden met in de kruidlaag Adelaarsvaren.

Figuur 2.22: bostypespectrum voor H3b Eiken-Beukenbos met Adelaarsvaren

Pagina 59 van 192

• H3C:EIKEN-BEUKENBOS MET ADELAARSVAREN, SUBTYPE MET GLADDE WITBOL EN VALSE SALIE

( Habitatcode: 9120: Atlantische zuurminnende Beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de onder-groei)

Algemeen: de climaxvorm van dit type wordt gedomineerd door Beuk met bijmenging van Zomereik. Amerikaanse eik en Tamme kastanje hebben zich goed in dit bos ingeburgerd. De meest constante soort in de struiklaag is Wilde lijsterbes. De kruidlaag is arm aan soorten en komen braam en Adelaarsvaren het meest voor. Typisch zijn Lelietje-van-dalen, Dalkruid, Wilde kamperfoelie, Valse salie, Ruige veldbies, … Het type komt vooral voor op plaatsen waar de rijkere, vaak tertiaire zanden, dagzomen.

Wortel Kolonie: dit subtype komt weinig ontwikkeld voor in de bestanden 2b (een beukenbestand met enkel op de rand wat ondergroei) en 1g (een Grove dennen- en Am. eikenbestand met veel Gladde witbol).

I: Dennen-Eikenbos

• I1:RGDENNEN-EIKENBOS MET GEWONE BRAAM

Algemeen: het is een algemeen type op voedselarme gronden met slechts weinig karakteristieke soorten en veelal ontstaan door bebossing met naaldhout van heidegebieden in de Kempen en op de Vlaamse zandrug.

Naast Gewone braam zijn Brede en Smalle stekelvaren de meest abundante soorten. Het is een minder waarde-vol type met vaak soortenarme en structuurarme bestanden die vrij recent van oorsprong zijn.

Wortel Kolonie: deze weinig ontwikkelde rompgemeenschap is één van de algemenere types in het plangebied met een aandeel van 15%.

• I2B:DENNEN-EIKENBOS MET BOCHTIGE SMELE EN PIJPENSTROOTJE, SUBTYPE MET BLAUWE BOSBES Algemeen: dit subtype wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van Blauwe bosbes, zij het in lage bedekkingsgraad. De voornaamste kruidachtige soorten zijn braam, Bochtige smele, Pijpenstrootje en Brede stekelvaren. In de struiklaag vindt men vaak Sporkehout en Wilde lijsterbes.

Wortel Kolonie: dit bostype komt vooral voor in het zuidelijk deel van Kolonie waar ook de oudste naaldhoutaanplanten aanwezig zijn. In Schootse Hoek komt het in twee bestanden voor. Het zijn vooral homogene Grove denbestanden met lokaal grotere vlekken met Blauwe bosbes. In de kruidlaag zijn bramen, mossen, Bochtige smele, Pijpenstrootje of stekelvarens dominant aanwezig.

Ongeveer 1/4de van het bosareaal bestaat uit dit type.

Figuur 2.23: bostypespectrum voor het Dennen-Eikenbos met Bochtige smele en Pijpenstrootje, subtype met Blauwe bosbes.

• I2C: DENNEN-EIKENBOS MET BOCHTIGE SMELE EN PIJPENSTROOTJE, SUBTYPE MET DOMINANTIE VAN BOCHTIGE SMELE

Algemeen: dit bostype is het meest voorkomende bostype in Vlaanderen. Het gaat vaak om aanplantingen van Grove of Corsicaanse den, soms bestaat de boomlaag uit de van nature voorkomende soorten Zomereik en Ruwe berk. In de struiklaag zijn Spork en Wilde lijsterbes de meest voorkomende soorten. De kruidlaag

wordt gekenmerkt door Bochtige smele, Pijpenstrootje, Gewone braam, Brede en Smalle stekelvaren en Blauwe bosbes. Bij het subtype I2c is er dominantie van Bochtige smele. Bij het subtype I2d is er dominantie van Pijpenstrootje.

Wortel Kolonie: komt in een zestal bestanden voor, zo in de bestanden 1a en 3a van beheerblok Kolonie.

Figuur 2.24: bostypespectrum voor I2c Dennen-Eikenbos met Bochtige smele en Pijpenstrootje, subtype met dominantie van Bochtige smele

foto: Grove dennenbestand met Bochtige smele in bestand 12b Schootse Hoek

• I2D:DENNEN-EIKENBOS MET BOCHTIGE SMELE EN PIJPENSTROOTJE, SUBTYPE MET DOMINANTIE VAN P IJ-PENSTROOTJE

Algemeen: dit is een verarmde of minder goed ontwikkelde vorm van het subtype met Blauwe bosbes. De affiniteit met dit bostype is dan ook sterk. Er is meestal ook een zekere affiniteit met de rompgemeenschap met Braam (I1). Berk duikt hier nogal eens op in de nevenetage. De kruidlaag is kenmerkend zeer soortenarm door sterke dominantie van grassen (Pijpenstrootje) en/of bramen. De aaneensluitende vegetatiemat en dense strooisellaag verhinderen de ontwikkeling van andere soorten en een goede verjonging. Extensieve begrazing ev. in combinatie met plaggen is de enige manier om deze dominantie te doorbreken. Dit is het typisch bostype die ontstaat doot bebossing van heidegronden. De aanwezigheid van Pijpenstrootje kan een goede indicatie zijn voor heideherstel. Indien de grasmat niet te dens is duikt soms Struikhei op en neigt het bostype meer naar het subtype met Struikhei.

Wortel Kolonie: dit subtype wordt aangetroffen in de westzijde van Schootse Hoek, in de grote

Pagina 61 van 192 Figuur 2.25: bostypespectrum voor het Dennen-Eikenbos met bochtige smele en Pijpenstrootje,

subty-pe met dominantie van Pijsubty-penstrootje.

• I2E:DENNEN-EIKENBOS MET BOCHTIGE SMELE EN PIJPENSTROOTJE, SUBTYPE MET STRUIKHEI

Dit subtype werd enkel aangetroffen in bestand 9a van beheerblok Kolonie. In dit subtype zijn de heiderelicten met onder meer Struikhei nog duidelijk aanwezig

• I3:DGDENNEN-EIKENBOS MET AMERIKAANSE VOGELKERS

Algemeen: deze derivaatgemeenschap wordt gedomineerd door Amerikaanse vogelkers. Toch doet Wilde lijsterbes het nog goed in de struiklaag. Qua opbouw en structuur is dit type vergelijkbaar met I1.

Wortel Kolonie: komt gelukkig weinig voor in het plangebied. Twee bestanden van Regie der Ge-bouwen en bestand 9a (ondertussen is er hier een bestrijding uitgevoerd) van Schootse Hoek be-horen tot dit type.

Figuur 2.26: bostypespectrum voor I3 DG Dennen-Eikenbos met Amerikaanse vogelkers

• I6:RGDENNEN-EIKENBOS MET GESTREEPTE WITBOL EN GEWOON STRUISGRAS

Algemeen: deze rompgemeenschap heeft een arme struiklaag maar de kruidlaag is dan weer soortenrijk en bevat heel wat stikstofminnende soorten als Gestreepte en Gladde witbol, Gewoon struisgras, Schapenzu-ring, Pitrus, Kruipende boterbloem, … Het zijn dan ook meestal recente bebossingen op voormalige (bemes-te) landbouwgronden op zandbodems.

Wortel Kolonie: dit type wordt enkel aangetroffen in de bestanden rond het Brandvenneke en bestand 7a.

Rogister-ecogram

Om dit ecogram te bekomen, gebruikte Rogister de Ellenberggetallen R (zuurtegraad), N ( stikstofwaar-de) en F (vochtwaarde) om elk bostype in een tweedimensionele ruimte te plaatsen die de ecologische positie van de abiotische factoren vochttoestand en voedselbeschikbaarheid van de bodem (is gerela-teerd met de humuskwaliteit) duidelijk maakt. De bekomen gemiddelde Ellenbergwaarden per proefvlak

worden uitgezet in het Rogister-ecogram met als referentie (de zwarte lijnen) een overlay van de bosin-ventarisatietypologie (zie Figuur 2.27.).

Voor de classificatie van de bosgemeenschappen volgens Rogister (1985) werd gebruik gemaakt van de verwachtschap op basis van de Ellenberggetallen (Ecologische VerwantschapsCoëfficiënt of EVC). De vegetatiekundige opnames in Wortel Kolonie worden in getypeerd op basis van de EVC in het Rogis-ter-Ecogram. De ecogrammen worden opgesteld op basis van de gemiddelde Ellenberggetallen voor vocht (mF), zuurtegraad (mR) en stikstof (mN) voor elk bostype. Deze parameters geven een indicatie van de vochttoestand en de humuskwaliteit of de snelheid waarmee de humus wordt afgebroken zo-dat de ecologische plaats van elke plantenopname ten opzichte van deze twee omgevingsfactoren duidelijk wordt.

Naast deze positionering t.o.v. de abiotische parameters zuurtegraad, voedselrijkdom en bodemvocht, geeft deze grafiek ook de overeenkomst weer tussen de vegetatieopnames en de Vlaamse bostypes (Roelandt, 2001). De zwarte lijnen en de hoofdletters wijzen op de begrenzing van de ecologische zo-nes die samenhangen met de Vlaamse bostypes. Deze afgebakende zozo-nes mogen niet als absolute grenzen worden beschouwd; ter hoogte van een grens is er een overgangszone tussen het ene en het andere bostype. Voor sommige opnames met een belangrijk aandeel aan storingssoorten - waarvoor geen gewogen Ellenbergwaarden berekend kunnen worden - kan het voorkomen dat de punten in de grafiek buiten de ecologische zones (volgens de bostypologie) terechtkomen.

De begrenzing van de ecologische gebieden in dit ecogram komt overeen met de volgende bostypes:

BQ: Berken-Eikenbos (Betulo-Quercetum) FQ: (Winter)Eiken-Beukenbos (Fago-Quercetum) SC: arme Eiken-Haagbeukenbos (Stellario-Carpinetum) MF: Gierstgras-Beukenbos (Milio-Fagetum)

EC: Hyacintrijk Eiken-Haagbeukenbos (Endymio-Carpinetum) PC: Vochtig Eiken-Haagbeukenbos (Primulo-Carpinetum) UFtyp: typisch Iepen-Essenbos (Ulmo-Fraxinetum typicum)

UFaln: Vochtig of Elzenrijk Iepen-Essenbos (Ulmo-Fraxinetum alnetosum) PF: Elzen-Essenbos (Pruno-Fraxinetum)

CA: Moesdistel-Elzenbroek (Kalk-Elzenbroek) (Cirsio-Alnetum) FA: Ruigt-Elzenbos (Filipendulo-Alnetum)

CEA: Gewoon of mesotroof Elzenbroek (Carici elongatae-Alnetum) LQ: Elzen-Eikenbos (Lysimachio-Quercetum)

In de X-as is de mate van afbraak van het strooisel of dus het humustype uitgezet. Deze wordt beko-men uit het product van de zuurtegraad (mR7) en de stikstofgraadklasse (mN8) of dus voedselrijkdom.

Deze is oplopend van mor, moder naar mull als volgt:

De Y-as komt overeen met de vochtklasse als volgt, deze gaat van soorten die gebonden zijn aan zeer droge omstandigheden (xerofielen) naar soorten die gebonden zijn aan natte standplaatsen ( hy-grofielen):

Pagina 63 van 192 Abiotische typering voor de verschillende bosplaatsen o.b.v. mR x mN/mF-ecogram

In Figuur 2.27 wordt het mF/mR.mN-ecogram (Rogister, 1985) weergegeven van alle vegetatie-opnames in de bossen van het plangebied. In Figuur 2.28 is er een opsplitsing naar de drie beheer-blokken.

Het ecogram toont een cluster aan de linkerzijde en een geringe uitwaaiering naar de rechterzijde. De spreiding van de opnames is te wijten aan abiotische en biotische (o.a. boomsoortensamenstelling) variatie.

Op basis van de zuurtegraad vallen nagenoeg alle opnames in de bossfeer binnen de klasse acido-fiel of acidoacido-fiel-acidoclien. Wat logischerwijs overeenkomt met de bodemtypering van zandig en zuur.

De opnames in de bestanden rond het Brandvenneke en in de aanplanten 8a en 17a in Bootjesven vallen onder minder zure graadklassen, nl. acidoclien tot neutroclien.

De voedselrijkdom van de bodem is van de meeste proefvlakken laag ((uiterst) zwakke tot matige nitrifi-catie), dus de bodems in het plangebied zijn vnl. voedselarm. Meer voedselrijke bodems zijn vooral aanwezig in Bootjesven (zeker bestanden 8a en 17a) en verspreid enkele bestanden in Kolonie en Schootse Hoek.

Het vermenigvuldigen van beide parameters geeft de strooiselafbraaksnelheid weer (zie X-as in grafiek). Voor ca. 90% van de opnames blijft deze onder de 14 of is het humustype niet verder ontwik-keld dan moder of verloopt de strooiselafbraak behoorlijk slecht verloopt: In maar 6 opnames ligt deze parameter boven de 23 (aktieve mull) en dit is in de bestanden 3f en 5f (Kolonie) en 8a en 17a (Boot-jesven). Deze parameter is uiteraard niet enkel bepaald door de bodemtoestand maar tevens door de samenstelling van de boomlaag. Traditioneel zullen soorten met een sneller verterend bladstrooisel dus ook weerspiegelen in onderliggende kruidlaag en bijgevolg een hogere afbraaksnelheid hebben.

Gezien de beperkte ouderdom van de aanplanten met soorten met een betere strooiselvorming is dit nog niet merkbaar binnen het plangebied.

De vochtklasse in alle proefvlakken is matig vochtig tot vochtig (hygroclien-mesofiel tot hygroclien, de waarde op de Y-as ligt tussen 6 en 7).

De bossen in het plangebied kunnen worden gekarakteriseerd als matig vochtig, voedselarm bos op zure grond met een mor-moder humus.

Biotische typering voor de verschillende bosplaatsen o.b.v. mR x mN/mF-ecogram

Het merendeel van de opnames in bos zijn volgens de Vlaamse bostypologie geclusterd binnen het Berken-Eikenbos (BQ - Betulo-Quercetum. Een gering aantal opnams liggen binnen het arme Eiken-Haagbeukenbos (SC - Stellario-Carpinetum). Enkele opnames in perceel 3 van Kolonie en twee opna-mes in Bootjesven liggen binnen rijkere bostypes. Hierbij zijn er wel enkele opnaopna-mes in jongere aan-planten waarbij de vegetatie te weinig ontwikkeld is om een correcte situering te hebben.

Figuur 2.27: Rogister-ecogram (mF/mR.mN-ecogram) van alle opnames in het plangebied

Figuur 2.28: Rogister-ecogram opgesplitst per bosplaats

Vergelijking met de Potentieel Natuurlijke Vegetatiekaart

Zoals op de PNV-kaart (kaart 2.11) weergegeven is het volledige plangebied ingetekend als het arme Eiken-Beukenbos, droge of natte variant. Dit is gebaseerd op de aanwezige droge of nattere zandbo-dems. Lokaal zijn de potentieel aanwezig vochtigere bostypes (wilgenstruweel) op de randen van de grotere vennen niet weergegeven.

Pagina 65 van 192

In document Wortel Kolonie (pagina 57-65)