• No results found

Naar een hoger niveau van compassie en herkenning

‘Knowing another human being involves a kind of union’

8.2 Naar een hoger niveau van compassie en herkenning

Compassie en herkenning gaan vaak met elkaar gepaard. Bru stelt bijvoorbeeld dat de vaardigheid van het kunnen ‘herkennen’ de sleutel is om een ander te verstaan (Bru, 2008, p. 59). Verstaan is natuurlijk wat anders dan compassie, omdat compassie zoals eerder gezegd een voelend karakter heeft, terwijl verstaan ook kan verwijzen naar een mentaal begrip. Dit hoeft niet altijd zo te zijn, want volgens Bru kan het herkennen ook op emotioneel, existentieel en fysiek niveau plaatsvinden. ‘Herkennen’ draagt, evenals ‘compassie’, bij aan een groter begrip en/of sympathie voor de gesprekspartner. Ter illustratie hiervan een voorbeeld uit het interview met Niels:

‘Ik had laatst een gesprek met Sanne, ik merkte dat we heel erg op één golflengte zaten, dat vertelt toch makkelijker. Dan heb je eerder het gevoel dat je elkaar begrijpt. Dat komt doordat je herkenning in elkaar vindt. Ik vertelde dingen waar ik onzeker over ben, toen zei zij “Oh, dat heb ik ook”. Dan heb ik meteen zoiets van “Ik ben dus niet de enige”. Dat gevoel brengt je dichterbij elkaar, van twee losstaande personen naar samen in één contact, en dat is heel prettig.’(zie bijlage voor interview)

Net als ‘compassie’ kun je ‘herkenning’ niet afdwingen of bewust oproepen. Je kunt iets van een ander herkennen of niet. Hoe is het dan mogelijk dat de ene persoon veel meer in staat is om dingen van een ander te herkennen? Bru is in ieder geval van mening dat men de vaardigheid om te kunnen herkennen zeker wel kan vergroten. Hij baseert die vaardigheid namelijk op iemands zelfkennis. En zelfkennis vermeerdert wanneer een persoon de discipline heeft om alles bij zichzelf te proberen te herkennen van wat hij hoort of leest over het menselijk functioneren (Bru, 2008, p. 59).

Als compassie en herkenning zoveel gemeen hebben en vaak met elkaar gepaard gaan, zijn deze twee begrippen dan ook onafscheidelijk? Volgens Duyndam is dit niet het geval. Herkenning en compassie kunnen weliswaar (vaak) samengaan, maar hoeven elkaar niet te veronderstellen. Dat zou namelijk volgens hem betekenen dat we alleen compassie kunnen voelen wanneer we de ervaring van de ander kunnen vergelijken met iets dat we zelf hebben

meegemaakt. Compassie is daar echter niet van afhankelijk volgens Duyndam, omdat we ook compassie kunnen voelen voor ervaringen van mensen die we zelf nooit hebben meegemaakt (Duyndam, 1997, p. 60). Het blijft daarbij echter onduidelijk op basis waarvan die compassie dan ontstaat. Het zou ook kunnen dat we voor het voelen van compassie niet perse een zelfde ervaring hoeven te hebben meegemaakt, maar dat onze compassie tot stand komt op basis van analoge ervaringen. Ons bewustzijn zou dan als het ware opzoek gaan naar ervaringen die vergeleken kunnen worden met de ervaring van de ander.

Een gedeelde ervaring kan wel bijdragen aan een versterking of verdieping van ons gevoel van meeleven. Dat is niet zo vreemd; als we hetzelfde als iemand hebben meegemaakt, dan is het makkelijker om het gevoel van die ervaring te herinneren en daardoor mee te leven met de ander. Niels verwoordde dit als volgt:

‘Ik sprak laatst met Machtold, die heeft haar moeder verloren. Ze zat daar nog

steeds mee. Er was zeker wel contact, alleen ik denk dat als ik hetzelfde had meegemaakt, dat er dieper contact was geweest. Wat je teruggeeft (in een gesprek) is een uitwisseling van een zelfde gevoel. Omdat ik mijn moeder niet verloren heb, weet ik niet hoe dat is en daardoor kan ik niet samen met haar voelen hoe dat voor haar is. Als je hetzelfde hebt meegemaakt, dan geeft dat meer contact’ (Zie bijlage voor interview).

Meerdere mensen die ik heb geïnterviewd hadden het over dit ‘delende aspect’ van contact; een herkenning vanuit gemeenschappelijkheid die ervoor zorgt dat het contact soepel verloopt en gemakkelijk verdiept. Als dit klopt, hoe is het dan mogelijk om samen te zijn in een gevoel of ervaring, door innerlijk te reizen naar mijn eigen potentiële emoties in de woorden van Duyndam, als het gaat om ervaringen die ik nooit heb meegemaakt? Duyndam spreekt in dit verband wel van de rol van ons verbeeldingskracht; ons vermogen om iets voor te stellen of in te denken (Duyndam, 1997, p. 62). Dit mag dan zo zijn maar verbeeldingskracht is toch bij uitstek een mentale actie, vandaar het woord ‘indenken’? En was compassie nu juist niet die rechtstreeks ‘gevoelde ervaring’? Het verschil tussen empathie en compassie kan bij deze vragen wellicht wat verheldering brengen. Empathie is een techniek van het interpreteren waarmee we de ander ons begrip kunnen tonen. Bij empathie voelen we zelf niet de emotie die de ander voelt, maar kunnen we ons wel mentaal verplaatsen in de positie van de ander door bijvoorbeeld onze verbeeldingskracht. In het geval van compassie voelen we daarentegen de emotie van de ander zelf ook omdat we geraakt worden op emotioneel niveau vanwege onze bereidheid om mee te voelen.

Er zijn wel veel technieken waarmee we ons (mentale) begrip van een ander kunnen verdiepen en tonen. Zo stellen Oomkes en Garner dat er drie vormen zijn van begrip tonen. De eerste is ‘sympathiseren’; hiermee laat je merken dat je begrijpt hoe het met de ander is. De tweede manier is ‘onthullen’; je geeft een gevoelsreactie waarmee je laat zien dat het verhaal van de ander je raakt. De derde wijze is vergelijken; je geeft een voorbeeld van iets dat je zelf hebt meegemaakt en denkt dat dat daarmee overeenkomt, zonder dat zeker te weten (Oomkes/Garner, 2006, p. 100).

Andere manieren die helpen voor het vergroten van ons vermogen tot begrip en compassie zijn de eerder genoemde technieken van het focussen (Gendlin) en de luistertechnieken van Bru, beide besproken in hoofdstuk drie. Tevens valt te denken aan de technieken van het herhalen, samenvatten en erkennen van iemands ervaring. Bru kent veel belang en waarde toe aan het aspect van ‘herkennen’, maar tegelijkertijd is hij van mening dat een mens onmogelijk kan ervaren wat een ander ervaart en alleen zijn eigen werkelijkheid kan kennen. Mensen kunnen volgens hem daarom ook alleen maar iets herkennen van henzelf. Tegelijkertijd stelt Bru dat alle mensen dezelfde gevoelens, behoeften, karaktertrekken en eigenschappen hebben, alleen in een andere verdeling, en bovendien is volgens hem de essentie van contact dat mensen elkaar raken (Bru, 2008, p. 58). Hoe zijn deze twee uitgangspunten met elkaar te verbinden? Anders gezegd: Als mensen alleen maar hun eigen werkelijkheid kunnen ervaren, en alleen maar dingen van henzelf kunnen herkennen, hoe is het dan mogelijk om überhaupt door een ander geraakt te worden? Als de ervaringswerelden van twee mensen zo fundamenteel gescheiden zijn, op welke basis kan enig contact dan nog wel bestaan?