• No results found

Mondiale ontwikkeling en verdeling van kwaliteit van leven

Kerntabel en wereldkaarten

1 Mondiale duurzaamheid en de rol van Nederland

1.1 Mondiale trends

1.1.1 Mondiale ontwikkeling en verdeling van kwaliteit van leven

Kwaliteit van leven neemt mondiaal toe

De afgelopen eeuw heeft de mens op een aantal domeinen zijn kwaliteit van leven aanzienlijk zien verbeteren. Zo is de gemiddelde mondiale levensverwachting toegenomen van 31 jaar in 1900 tot 66 jaar in 2005, is het gemiddelde inkomen per wereldburger gestegen van 1.250 dollar in 1900 tot bijna 7.000 dollar in 2005, en is de ongeletterdheid

afgenomen van 44% in 1950 tot 18% in 2005 (Cipolla, 1962; OESO, 2001; UNESCO, 2006).

Het United Nations Development Programme (UNDP) heeft in de jaren negentig de menselijkeontwikkelingsindex (Human Development Index, HDI) ontwikkeld. Deze index geeft voor alle landen in de wereld een indicatie van de stand van ontwikkeling. Het gaat hierbij om een samenge- stelde index van de levensverwachting, het opleidingsni- veau en het BBP per inwoner van een land. De HDI kan als benaderingsmaat voor kwaliteit van leven worden gezien, hoewel deze index veel aspecten van kwaliteit van leven niet omvat zoals milieu, natuur, vrije tijd, mensenrechten en politieke participatie. Ook geeft de HDI geen indicatie van de verschillen binnen landen. Over de afgelopen drie decennia is de HDI in alle regio’s toegenomen met uitzon- dering van Sub-Sahara-Afrika (zie Hoofdstuk 2). Het gaat dus goed (HDI > 0.5) in veel landen (Figuur 1.1). Vooral in Oost-Azië neemt het percentage van de bevolking momen- teel snel af dat moet rondkomen van minder dan 1 dollar per dag. Volgens het Trendscenario (zie Tekstbox ‘Trendscenario’) zal de HDI verder toenemen in alle regio’s.

Kwaliteit van leven is niet gelijk verdeeld

Er zijn mondiaal grote verschillen in de kwaliteit van leven tussen de regio’s (Figuur 1.1). Zo hebben momenteel nog ruim een miljard mensen minder dan 1 dollar per dag te Figuur 1.1 Human Development Index voor individuele

landen in 2003.

besteden, kampen 850 miljoen mensen dagelijks met een voedseltekort en hebben ruim een miljard mensen geen toegang tot schoon drinkwater. Vooral in Afrika en Zuid- Azië komen nog extreme armoede, honger en gebrekkige gezondheidszorg en onderwijs voor, wat deze regio’s zeer kwetsbaar maakt voor rampen. Met name door de opkomst van de middenklasse in China en India is de relatieve onbalans in inkomens tussen de westerse landen en landen als China en India afgenomen tussen 1975 en 2003, en zal deze verder afnemen tot 2040 (Figuur 1.2). Op dit moment heeft de rijkste 20% van de wereldbevolking nog de beschikking over 85% van het mondiale bruto nationaal product (BNP). Economieën als die van Brazilië, India en China groeien op dit moment enorm (sinds 1975 kent China van alle grote landen de spectaculairste economische groei). Dat zal leiden tot economische verschuivingen in de toekomst. Naar verwachting hebben India en China tegen 2040 een aandeel van respectievelijk 10 en 22% in de wereldeconomie (tegenover 6 respectievelijk 15% nu, na koopkrachtcorrectie).

Ook binnen landen zijn de inkomens- en ontwikkelingsmo- gelijkheden scheef verdeeld. Zo kende China in 2001 een schevere inkomensverdeling dan alle OESO-landen (zie Bijlage 3). De kloof tussen arm en rijk neemt daar alleen maar verder toe (IDS, 2006). Er is geen duurzame ontwik- keling, zolang de kwaliteit van leven niet sterk verbetert

voor de mensen die onder extreme armoede leven, zo constateerde de wereldgemeenschap al in 1992 op de United Nations Conference on Environment and Development (UNCED) in Rio de Janeiro. Ontwikkeling remt bevolkingsgroei

De bevolkingsgroei wordt sterk beïnvloed door de sociaal- economische ontwikkeling. Als die laatste vooruitgaat, dan neemt de levensverwachting toe, komt er betere scholing beschikbaar en verbetert de positie van vrouwen. Het resultaat van deze ontwikkeling van vrouwen is dat de fertiliteit (het aantal kinderen per vrouw) daalt. Dit proces, de demografische transitie, is in nagenoeg alle landen gaande of al afgerond. Ontwikkelingslanden volgen in deze transitie de opkomende economieën zoals die van China, India, Brazilië en Rusland, en de ontwikkelde landen. Hierdoor daalt de fertiliteit sinds 1980 (zie Hoofdstuk 2). In het Trendscenario bereikt de wereldbevolking een omvang van 9 miljard mensen in 2050.

Wereldbevolking neemt toe in steden

De helft van de wereldbevolking woont nu al in de stad (VN, 2005). De komende decennia zal de bevolking voornamelijk groeien in steden in ontwikkelingslanden (Figuur 1.4). Hierdoor worden voedselproductie en voedselconsumptie steeds meer uit elkaar getrokken en wordt het steeds belangrijker om een goede infrastructuur Het in deze verkenning gebruikte Trendscenario is gebaseerd op de

‘baseline’ van de tweede Environmental Outlook van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO, 2008, in prep.). Het economische groeiscenario is gebaseerd op data van 1980-2001. De belangrijkste stuwende krachten voor economische groei zijn daarbij de groei in arbeidskrachten, arbeidsproductiviteit en handel. Het aanbod van arbeid wordt bepaald door bevolkings- omvang en arbeidsparticipatie. Voor de bevolkingsomvang wordt de ‘mediumvariant’ van VN-projecties gehanteerd (9 miljard inwoners in 2050). De bevolking groeit voornamelijk in niet-OESO-landen. De arbeidsparticipatiegraad in OESO-landen ligt vrij constant op 60%. In het Trendscenario wordt aangenomen dat niet-OESO-landen langzaam convergeren naar dezelfde participatiegraad. De jaarlijkse arbeidsproductiviteitsgroei convergeert wereldwijd geleidelijk naar de langetermijnwaarde van 1,75% (de verschillen in productiviteitsgroei worden in 35 jaar gehalveerd). Volgens het Trendscenario liberaliseert de internationale handel niet verder. De handel blijft toenemen, maar niet sneller dan dat de economie groeit. De OESO-trendextrapolatie is met opzet geconstrueerd als een scenario waarin geen sterk aanvul- lend beleid is verondersteld, zodat effecten van beleid apart kunnen worden bestudeerd.

Op diverse terreinen ligt de OESO-trendextrapolatie binnen de marge van verschillende gepubliceerde beleidsarme scenario’s. Zoals

getoond in figuur 1.3 ligt de OESO-projectie voor bevolkingsgroei tussen een hoog pad van circa 10 miljard mensen in 2040 en een laag pad van circa 7 miljard mensen in. Onzekerheden in bevolkings- projecties zijn op korte termijn nog relatief beperkt door traagheden in de onderliggende dynamiek. De inkomensprojecties zijn onzekerder dan de andere projecties. In figuur 1.3 wordt dit geïllustreerd aan de hand van de aangenomen groeisnelheden in de IPCC SRES-sce- nario’s en de marge van recentelijk gepubliceerde scenario’s in het kader van het Energy Modeling Forum (De la Chesnaye en Weyant, 2006). De OESO-projectie kan worden beschouwd als een relatief snel economisch groeiscenario in vergelijking met deze bandbreedte. De snelle economische groei leidt tot een grote vraag naar landbouw- producten en energie. Op het terrein van energie en emissies laat de OESO-projectie een groei zien, consistent met andere scenario’s in de literatuur, zoals dat van het Amerikaanse Ministerie van Energie en de IEA (2006). In de OESO Baseline zijn de aannames over landbouwefficiency gemiddeld in vergelijking met andere scenario’s, waardoor het landgebruik relatief hoog is (gegeven de hoge vraag naar landbouwproducten). De aannames over verbeteringen van de energie-efficiency zijn relatief hoog; de hoge economische groei leidt daarmee tot een middelhoge CO2-emissie en landgebruik (OESO, 2008 in prep.).

Trendscenario

Figuur 1.3 OESO-trendextrapolatie voor bevolking, inkomen, landgebruik en CO2- emissie in vergelijking met verschillende scenario’s.

Figuur 1.2 Mondiale koopkrachtverge- lijking voor 1975, 2003 en 2040. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Bevolking (miljard) 0 20 40 60 80

100 BBP/hoofd (duizend dollar, prijspeil 2000)

1975 2003 2040                    Mondiale koopkracht China India Verenigde Staten Nederland Japan Indonesië Malawi Duurzaamheidsverkenning 2 1970 1990 2010 2030 2050 0 2 4 6 8 10 12 miljard Bevolking Mondiale scenario's 1970 1990 2010 2030 2050 0 4 8 12 16 20

24 BBP/hoofd (duizend dollar, prijspeil 1995) Inkomen 1970 1990 2010 2030 2050 0 20 40 60 80 miljard km2 OESO Marge trendscenario's Marge IPCC-2000 scenario's Landgebruik 1970 1990 2010 2030 2050 0 20 40 60 80 100 gigaton CO2 World Bank IEA-2006 CO2-emissie

te hebben voor energie- en drinkwatervoorziening in de stad. In de stad ligt het inkomen gemiddeld gesproken wat hoger, maar ook de helft van alle armen woont inmiddels in de stad (UN-HABITAT, 2006).

Mondiale welvaartsgroei mede door globalisering Globalisering wordt wel omschreven als het proces van wereldwijde economische, politieke en culturele interactie en integratie. De afgelopen decennia laten vooral globalise- ringtendensen zien bij de handel in goederen en diensten, migratie, technologie en informatie (Wereldbank, 2007). Vrijhandel maakt het voor landen onderling mogelijk te profiteren van technologische ontwikkeling, specialisatie en schaalvoordelen. De afgelopen dertig jaar is de wereld- handel enorm toegenomen. Ook binnen Europa is de handel sterk gegroeid als gevolg van de geïntegreerde markt en doordat barrières zijn weggenomen. Daarvan heeft Nederland ook geprofiteerd. De groei van de wereldhandel werd mogelijk gemaakt door vrijhandelsakkoorden, maar ook doordat bijvoorbeeld het IJzeren Gordijn wegviel, de markten van China en India opener werden en de kosten van transport en communicatie daalden. Kapitaalmarkten zijn steeds verder geliberaliseerd. De buitenlandse investe- ringen in ontwikkelingslanden zijn toegenomen: van 22 miljard dollar in 1990 naar 200 miljard dollar nu. Ongeveer een derde van de wereldwijde buitenlandse investeringen gaat naar ontwikkelingslanden. Inmiddels nemen ook buitenlandse investeringen vanuit ontwikkelingslanden toe, met name vanuit China en India (Wereldbank, 2007). De economieën van China en India zullen in 2040 naar verwachting groter zijn dan die van de VS en de EU. Hebben ook de allerarmsten baat bij verdere globalisering?

Ondanks de geprojecteerde grote welvaartsgroei in ontwikkelingslanden, zal in 2030 nog steeds 30% van de

bevolking in Sub-Sahara-Afrika minder dan één dollar per dag te besteden hebben (Wereldbank, 2007). Niet iedereen profiteert dus in dezelfde mate van de voordelen van globalisering. Er zijn verschillende alternatieve scenario’s denkbaar die de armoede in Sub-Sahara-Afrika verder kunnen helpen terugdringen. Zo is in het Trendscenario niet aangenomen dat de handel nog verder zal liberaliseren, wordt de ontwikkelingshulp niet verhoogd, worden schulden niet verder gesaneerd, wordt niet extra geïnves- teerd in technologie- en kennisoverdracht, wordt het voor migranten niet makkelijker gemaakt geld over te maken aan familieleden, wordt er niet op ingezet toegang te creëren tot energie in ontwikkelingslanden, en wordt niet betaald voor natuurbeheer in ontwikkelingslanden (zie Hoofdstukken 2, 3 en 4). Afhankelijk van hoe zulke beleidsopties geïmple- menteerd zouden worden, zou een verdere globalisering die op deze manier wordt ingevuld, ook de allerarmsten ten goede kunnen komen. In deze verkenning worden verschil- lende aspecten van de genoemde beleidsopties nader uitgewerkt, namelijk hun effecten, de institutionele barrières en het draagvlak onder de Nederlandse en Europese bevolking.