• No results found

Kerntabel en wereldkaarten

2 Armoede en ontwikkeling

2.3 Doelen en beleidsopgaven

Mondiale doelen voor ontwikkeling vastgelegd in MDG’s

De bekendste beleidsdoelen voor ontwikkeling zijn de MDG’s. Met de MDG’s zijn voor 2015 kwantitatieve doelen vastgelegd, waaronder de halvering van extreme armoede en honger (zie Tekstbox ‘Millenniumontwikkeling sdoelen (MDG’s)’). Deze doelen zijn voornamelijk gericht op de basale ontwikkeling van landen, waarbij ontwikke- lingsdoelen geformuleerd zijn voor de korte en de lange termijn. De kortetermijndoelen (de quick-wins) geven aan hoe binnen een tijdspanne van tien jaar bijvoorbeeld veel van de vroegtijdige sterfte kan worden voorkomen door

Millenniumontwikkelingsdoelen (MDG’s)

De millenniumontwikkelingsdoelen beslaan de belangrijkste doelen van diverse VN-conferenties in de jaren negentig. Er zijn acht millen- niumdoelen vastgesteld, die een neerslag vormen van de opvatting dat ontwikkeling multidimensioneel van aard is, met menselijk welzijn of kwaliteit van leven als belangrijkste doel te bereiken in 2015: MDG1: Het percentage mensen dat rondkomt van minder dan één

dollar per dag en het percentage mensen dat ondervoed is halveren.

MDG2: Basisonderwijs realiseren voor iedereen.

MDG3: Mannen en vrouwen gelijkwaardig maken en de positie van de vrouw versterken.

MDG4: Kindersterfte met twee derde reduceren. MDG5: Gezondheid van moeders verbeteren. MDG6: Hiv/aids, malaria en andere ziektes bestrijden. MDG7: Een duurzaam milieu zeker stellen.

MDG8: Wereldwijd samenwerken aan ontwikkeling.

De relatie van de MDG’s met de Human Development Index kan als volgt worden weergegeven:

Inkomen → MDG1 (halvering armoede en honger) Opleiding → MDG2 en 3 (iedereen naar de basisschool,

gendergelijkheid in scholing en empowerment

van vrouwen)

Gezondheid → MDG4,5 en 6 (kindersterfte reduceren, ma- ternale gezondheid verbeteren en belangrijke ziektes bestrijden)

In de millenniumontwikkelingsdoelen (MDG’s) zijn geen doelstel- lingen voor energie opgenomen. Om de MDG’s in alle landen te realiseren in 2015 is het nodig dat 50% van de mensen die momen- teel traditionele biomassa gebruiken om te koken, de beschikking krijgen over moderne brandstoffen en dat er betrouwbare toegang tot elektriciteit komt (Modi et al., 2006).

Nederland heeft zich in het regeerakkoord 2007 als doel gesteld om uiterlijk in 2015 10 miljoen mensen te voorzien van moderne energie op duurzame wijze. Net als met de keuze voor de Nederlandse energieopwekking is het ook hier de vraag welke vormen van energieopwekking zullen worden geïmplementeerd (zie Hoofdstuk 3). Nederlands beleid zou erop gericht kunnen zijn het beleid voor ontwikkeling beter af te stemmen op het beleid voor energie en klimaat. Dit kan bijvoorbeeld door met ontwikkelingsgeld de inzet van hernieuwbare bronnen te stimuleren.

voedingssupplementen, malarianetten en condooms te gebruiken. Tegelijkertijd is het belangrijk ook op langere termijn de ontwikkeling van een land structureel vooruit te brengen. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om kennis en technologie over te dragen om de landbouwproductiviteit te verhogen, de toegang tot energie en onderwijs te verbeteren en een systeem voor basisgezondheidszorg op te zetten en te onderhouden.

Samenhang MDG’s cruciaal

De MDG’s moeten in samenhang met elkaar worden bezien. Als een van de MDG’s wordt gehaald, gaat dit vaak gepaard met een positieve bijdrage aan andere doelen. Zo draagt vooruitgang van onderwijs er ook aan bij dat kinder- en moedersterfte wordt teruggedrongen. Naast deze verster- kende effecten kan er echter ook concurrentie optreden tussen de MDG’s, waardoor zij elkaar juist tegenwerken. Een goed voorbeeld hiervan is dat hiv/aids-programma’s een dusdanige aanspraak kunnen maken op het beschikbare gezondheidszorgpersoneel dat dit ten koste kan gaan van andere gezondheidsprogramma’s.

Figuur 2.9 Millenniumontwikkelingsdoelen voor armoede, honger, schoolgaande kinderen en kindersterfte. Oost-Azië Zuid-Azië Latijns-Amerika Midden-Oosten en Noord-Afrika Sub-Sahara Afrika 0 40 80 120 160 200 Aantal/duizend geborenen Kindersterfte

Millennium Development Goals

Oost-Azië Zuid-Azië Latijns-Amerika Midden-Oosten en Noord-Afrika Sub-Sahara Afrika 0 10 20 30 40 % bevolking Honger 1990 2000 2015 Oost-Azië Zuid-Azië Latijns-Amerika Midden-Oosten en Noord-Afrika Sub-Sahara Afrika 0 20 40 60 % bevolking Armoede MDG-doel 2015 Oost-Azië Zuid-Azië Latijns-Amerika Midden-Oosten en Noord-Afrika Sub-Sahara Afrika 0 10 20 30 40 50 % niet-schoolgaand Niet-schoolgaande kinderen Duurzaamheidsverkenning 2

MDG’s worden niet allemaal overal gehaald

Oost-Azië en Latijns-Amerika lijken de weg tot ontwikke- ling te hebben gevonden en zullen de meeste MDG’s voor 2015 halen of binnen bereik hebben (Figuur 2.9). Voor de andere regio’s zijn er nog stevige extra inspanningen nodig. Vooral in Sub-Sahara-Afrika lijken de doelen voor armoe- de, onderwijs en gezondheid nog erg ver weg. In Zuid-Azië wordt meer vooruitgang geboekt, maar ook niet genoeg om alle doelen te halen.

Halvering van armoede en honger wordt nipt gehaald Als de huidige trends zich doorzetten, zal voor de wereld als geheel de halvering van armoede en honger (MDG1) nipt gehaald worden. Dit resultaat wordt in grote mate bepaald door China. Sub-Sahara-Afrika zal deze doelen zonder aanvullend beleid zeker niet halen. Bovendien zal het aantal mensen dat moet rondkomen van minder dan 1 dollar per dag, absoluut gezien zelfs licht toenemen. Ook voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika is aanvullend beleid op hongerbestrijding nodig om de doelstelling te halen.

Alle kinderen naar school lijkt moeilijk realiseerbaar Hoewel er de laatste decennia grote vooruitgang is geboekt en mondiaal gezien al meer dan 80% van de kinderen naar school gaat, lijkt de doelstelling om alle kinderen toegang tot onderwijs te geven (MDG2) voor veel regio’s moeilijk te halen. Vooral Sub-Sahara-Afrika en in mindere mate het Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn nog ver van dit doel verwijderd. Ook Zuid Azië ligt nog niet goed op schema, maar heeft de afgelopen tien jaar wel een flinke inhaalslag gemaakt.

Doelen voor gezondheid lijken erg ver weg

De doelstellingen om kindersterfte in het jaar 2015 met twee derde terug te dringen (MDG4) en de moedersterfte met driekwart (MDG5) lijken geen van beide binnen bereik. Dit geldt weer in het bijzonder voor Sub-Sahara- Afrika. In 1990 overleed wereldwijd nog 9,5% van alle kinderen voor hun vijfde verjaardag. Het doel om deze 9,5% met twee derde te doen afnemen lijkt pas haalbaar rond de periode 2045-2050, en niet al in 2015.

Het aantal aidsdoden zal verder toenemen van 2,9 miljoen in 2006 tot 6,5 miljoen in 2030. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat hiv/aids zich in het huidige tempo verspreidt, dat er geen extra preventiebeleid wordt gevoerd en dat er antivirale medicatie beschikbaar komt voor 80% van de mensen (WHO, 2006; Mathers en Loncar, 2006). Het aantal malariadoden zal naar verwachting overal verder afnemen, van bijna 900 duizend naar 600 duizend doden per jaar (WHO, 2006). Aangezien meer dan 90% van alle malaria- doden in Sub-Sahara-Afrika valt, is dit een van de licht- puntjes voor Sub-Sahara-Afrika. Mede daardoor zal de

doelstelling om infectieziektes terug te dringen (MDG6) ten dele gehaald kunnen worden.

De millenniumdoelstelling om de drinkwatervoorzieningen te verbeteren (MDG7) wordt wel gehaald. Dit hebben we voornamelijk te danken aan Zuid-Azië en Latijns-Amerika. Andere regio’s blijven achter, hoewel ook daar al veel vooruitgang geboekt is en het doel niet ver weg lijkt. Voor toegang tot sanitaire voorzieningen (MDG7) lijkt het mondiale doel echter niet gehaald te worden en is het beeld voor de regio’s wisselend. Een aantal landen en regio’s (en dan voornamelijk China) lijkt op de goede weg te zijn, terwijl de vooruitgang in Sub-Sahara-Afrika klein is. MDG’s ook centraal in Nederlands ontwikkelingsbeleid In de notitie Aan elkaar verplicht wordt het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid uiteengezet (DGIS, 2003). Hierin staat duurzame armoedebestrijding centraal, met als hoofdthema’s onderwijs, hiv/aids, water en milieu, reproductieve gezondheid en goed bestuur. Nederland heeft voor deze thema’s gekozen, omdat deze eraan bijdragen dat de MDG’s in 2015 worden gehaald. De regering heeft het belang van de MDG’s, samen met het harmoniseren van bilaterale hulp en verdergaande schuldverlichting, recente- lijk ook onderstreept in het regeerakkoord (Ministerie van Algemene Zaken, 2007). Daarnaast is het beleid erop gericht om het ontwikkelingsbeleid beter en effectiever te maken, en om de inzet en resultaten van Nederlandse inspanningen zichtbaar te maken. Mede als gevolg van deze doelen is het aantal bilaterale samenwerkingslanden teruggebracht van 49 naar 36. De belangrijkste voorwaarde voor een land om in aanmerking te komen voor armoedebe- strijding is dat het een goed bestuur heeft. Hiermee wordt bedoeld ‘het politieke en institutionele klimaat waarin mensenrechten, democratische beginselen en de rechtsstaat worden beschermd, en menselijke en natuurlijke hulpbron- nen, evenals economische en financiële middelen op een transparante en verantwoordelijke wijze worden beheerd, ten behoeve van rechtvaardige en duurzame ontwikkeling’ (DGIS, 2003).

Nederlands ontwikkelingsbeleid in samenhang met andere beleidsterreinen

Ook door het kabinet Balkende IV worden de MDG’s als belangrijk onderdeel gezien van de bredere duurzame ontwikkelingssamenwerkingsagenda die verder reikt dan louter de traditionele ontwikkelingssamenwerking, ondermeer door een extra inzet op duurzame groei en verdeling en het nemen van duurzaamheid als leidraad, met extra inspanning voor duurzame energie (Minister van Ont- wikkelingssamenwerking, 2007). Cruciaal is hierbij het bezien van de MDG’s in nauwe samenhang met elkaar en met andere facetten. Zo moet armoedevermindering ondermeer tot stand komen door stimuleren van landbouw en de informele sector mede omdat zich hier de werkgele-

genheid van de armen voor een belangrijk deel concen- treert. Ook wordt door het kabinet onderkend dat ontwik- kelingssamenwerking moet worden geoperationaliseerd in samenspraak met de ministeries van Economische Zaken en VROM om ook in ontwikkelingslanden tot een duur- zame energievoorziening te komen.

2.4 Beleidsopties en instrumenten voor