• No results found

Milieuproblemen bij ontwikkeling en herstel van soortenrijke droge tot vochtige graslanden (ev. met

VI.6 Herstel en ontwikkeling van soortenrijke droge tot vochtige graslanden (ev. met zomen en struwelen) op

VI.6.2 Milieuproblemen bij ontwikkeling en herstel van soortenrijke droge tot vochtige graslanden (ev. met

GRASLANDEN

(EV. MET ZOMEN EN STRUWELEN)

De soor tenrijkere types van de hoger vermelde gemeenschappen ontwikkelen zich op matig voedselrijke, kalkrij-ke, zuidelijk geëxposeerde terreinen. Goed ontwikkelde voorbeelden zijn te vinden in de duinen en op kalkhel-lingen. Bij natuurontwikkeling is vooral het verkrijgen van matig voedselrijke omstandigheden van belang (zie hier-voor V.7.).

Met het kunstmatig bovenbrengen van kalkrijke lagen in de bodem (b.v. kalkrijke zandstenen) door diepploegen of afgraven bestaat tot op heden weinig er varing. Gezien het waardevolle karakter van de cultuurlandschappen, waarin dergelijke lagen voorkomen (Brabantse Leemstreek) moet hiermee ook voorzichtig worden omgespron-gen.

VI.6.3. RESULTATEN IN DE GESELECTEERDE GEBIEDEN

Figuur 6.15 Ligging van de geselecteerde gebieden: ( AB = Altenbroek; MB = Moenebroek; HV = Hoegaardse valleien; HB = Hazeberg; WB = Walsbergen; OB = Osbroek; SB = Sulferberg)

135

VI.6.3.1.VEGETATIEONTWIKKELING

Uit de bestudeerde projecten blijkt dat vnl. in matig productieve systemen gunstige ontwikkelingen in de vegeta-tie te verwachten zijn. Bovendien zijn projecten die een langere tijd zijn uitgevoerd soor tenrijker of meer gelij-kend op het doeltype. In slechts één project is sprake van een herstel waarbij de doeltypes een grote opper vlak-te van het onderzoeksblok hebben ingenomen (Hazeberg, bijlage 9). De vegetatie is er vrij stabiel, maar de houd-baarheid op langere termijn is nog niet volledig gewaarborgd. In de meeste gevallen hebben zich wel doelsoor-ten gevestigd, maar wel in kleine aantallen én bedekkingen. In een klein aantal gevallen hebben zich nog geen gun-stige ontwikkelingen voorgedaan.

Voornamelijk in de terreinen met een braakfase (1-2 jaar), gevolgd door een halfextensieve begrazing en inten-sief gemaaide terreinen, hebben zich de interessantste ontwikkelingen voorgedaan (Moenebroek, bijlage 10; Sulferberg, bijlage 48) Wellicht speelt hier echter ook het tijdseffect. Van de hier bestudeerde gebieden, hebben de begraasde terreinen de langste ontwikkelingstijd. Met Italiaans raaigras ingezaaide en gemaaide terreinen heb-ben een vrij kor te ontwikkelingstijd, maar hebheb-ben het voordeel dat ze bijna alle reeds een zeer laag productieni-veau halen, waardoor ze in de toekomst (in de meeste gevallen eveneens onder (half)extensieve begrazing), nog zeer sterk zullen veranderen (Hoegaardse valleien, bijlagen 1 en 2).

In een aantal projecten staan vnl. natuurlijk processen centraal, waarbij gestreefd wordt naar mozaïeken van gras-land, ruigte, struweel en bos. In Altenbroek ontwikkelt zich onder extensief graasbeheer een mozaïek van ruigtes en bos (bijlage 49). In het Osbroek komt bosontwikkeling moeizaam op gang. Een te hoge graasdruk (jaarrond-begrazing) verhinder t hier verdere ontwikkeling (bijlage 50).

VI.6.3.1.1.DOELSOORTEN

Als doelsoor ten worden de kensoor ten en karakteristieke soor ten (cf. Zwaenepoel, 2002; Westhoff & Den Held, 1975; Schaminée et al., 1996) van de hoger vermelde natuur typen (op verbondsniveau) gekozen (+ de ken- en differentiërende (t.o.v. het verbond) soor ten op een lager (plantensociologisch) niveau). Een aantal zeer zeldza-me kensoor ten, die slechts van enkele locaties in Vlaanderen bekend zijn, werden weggelaten.Verder worden ook een aantal begeleidende soor ten meegenomen, die karakteristiek zijn voor de goed ontwikkelde vegetaties van dit type. Enkele van deze soor ten komen in meer dan één type voor, maar worden hier slechts één keer vermeld. In tabel 6.10 wordt een overzicht gegeven van de doelsoor ten en hun presentie in de verschillende locaties.

Tabel 6.10 Presentie van doelsoorten in de verschillende gebieden ( AB = Altenbroek; MB = Moenebroek; HV = Hoegaardse valleien; HB = Hazeberg; WB = Walsbergen (bijlage 52); OB = Osbroek; SB = Sulferberg). Kensoorten staan vet gedrukt.

doeltype \ locatie AB MB HV HB WB OB SB Kamgrasland Kamgras * * * Madeliefje * * * * * * * Timoteegras * Kattedoorn *

Kamgrasland + kalksoor ten

Ruige leeuwentand *

Zeegroene zegge *

Knautia * * *

136 doeltype \ locatie AB MB HV HB WB OB SB Gewoon duizendblad * * * * * * * Pinksterbloem * * * Glanshavergrasland Groot streepzaad * Grote bevernel * * Rapunzelklokje * * Peen * * * Fluitenkruid * * * * * * * Gewone berenklauw * * * * * * * Gele morgenster * Margriet * * * * Knoopkruid * * * * Rode klaver * * * * Brunel * * * * Gewoon reukgras * * * * * Zomen Wilde marjolein * * * Gewone agrimonie * * * Bosrank * * Aardaker * Donderkruid * Gewone rolklaver * Sint-Janskruid * * * Grasklokje * Aardbeiganzerik * Valse salie * Boshavikskruid *

Struwelen en jonge bosopslag

Brem * Meidoorn * * * * * Sleedoorn * * Boswilg * * * * * * Grauwe wilg * * Gewone es * * * * * Zomereik * * Esdoorn * * Hondsroos * * * * Zoete kers * Gewone vlier * * * bramen * * * Rode kornoelje * Witte abeel * Hazelaar * Zwar te els * * Zachte berk *

137

VI.6.3.1.2.STRUCTUURVARIATIE

In begraasde terreinen, die reeds een middellange ontwikkelingstermijn (> 5 jaar) hebben worden de waardevol-ste vegetatiestructuren aangetroffen (structuurrijk grasland met struweelontwikkeling en/of bos). Hierbij lijkt vooral de braakfase bepalend, in mindere mate de aard van de begrazing (jaarrond of seizoensbegrazing), hoe-wel er in de meeste projecten nog onvoldoende lange tijd wordt gegraasd.

VI.6.3.2.FAUNA

De fauna werd nog niet of nauwelijks onderzocht en kon niet geëvalueerd worden. Er is hooguit een verkennen-de inventarisatie gedaan of her en verkennen-der zijn toevallige waarnemingen geregistreerd. Nochtans worverkennen-den in gebieverkennen-den waar men waardevolle vegetatiestructuren probeer t te ontwikkelen vaak ook fauna-doelstellingen geformuleerd (Geelgors, “vlinders”…).

VI.6.3.3.NUTRIËNTEN

In de geselecteerde terreinen kon door gewasanalyses een idee verkregen worden van de nutriëntenhuishou-ding. Steeds werd in de laag productieve vegetaties N-limitatie vastgesteld. In een aantal terreinen is echter wel-licht nog geen sprake van nutriëntenlimitatie, hetgeen voor de hier beoogde doeltypes evenwel niet steeds strikt noodzakelijk is. In laag tot matig productieve terreinen wordt.

VI.6.4.HOOFDLIJNEN

- Het bereiken van een matig productief (± 6-7 ton/ha/jaar) systeem is meestal noodzakelijk voor een gun-stige vegetatieontwikkeling in de richting van de doeltypes. Hier voor is in de meeste gevallen tenminste tij-delijk een maaibeheer en/of een voldoende lange ontwikkelingstijd noodzakelijk (± 8-10 jaar).

- Een aantal doelsoor ten (met name de zoomsoor ten en de minder kritische soor ten van de kamgras- en glanshavergraslanden) vestigen zich vrij snel, maar bijna steeds in lage bedekkingen en geringe aantallen. Over hun overlevingskansen op langere termijn is nog te weinig bekend.

- Zeer soor tenrijke vegetaties met veel typische en zeldzame (rode lijst)soor ten zijn niet te verwachten in een sterk agrarische omgeving (meeste projecten), tenzij de ontwikkelingstijd nog veel langer is dan 10 jaar. Gezien de zeldzaamheid van de beoogde types kunnen de minder goed ontwikkelde types echter ook als waardevol worden bestempeld

- Extensief graasbeheer als ontwikkelingsbeheer is niet geschikt voor de ontwikkeling van de beoogde doel-types en lever t hooguit de structuurrijke variant van een voedselrijkere, soor tenarme rompgemeenschap op. - Halfextensief of extensief graasbeheer als uiteindelijk beheer is wel geschikt om de meeste doeltypes te handhaven of verder te laten ontwikkelen (zeker de kamgraslanden en zoomgemeenschappen), maar is in Vlaanderen nog weinig uitgetest op voormalige akkers.

- Een initiële braakfase (1-2 jaar) is van groot belang om, indien gewenst, struweelontwikkeling op gang te brengen, maar conflicteer t met zowel graas- als maaibeheer nadien. Teveel of te weinig begrazing lever t geen of een eenvormige struweelstructuur. Maaibeheer + sparen van opslag is praktisch gezien moeilijk haalbaar, tenzij op kleine opper vlaktes.

138

139

Aer ts R. & Berendse F. (1988). The effect of increased nutrient availability on vegetation dynamics in wet heathlands. Vegetatio 76: 63-69.

Aer ts R. & Heil G.W. (1993). Heathland: patterns and processes in a changing environment. Geobotany 20, Kluwer, Dordrecht, 223 pp.

Aer ts R., Huiszoon A., Van Oostrum J.H.A., van de Vijver C.A.D.M. & Willems J.H. (1995). The potential for heathland restora-tion on formerly arable land at a site in Drente, The Netherlands. Journal of Applied Ecology 32: 827-835.

Albers K., Van der Hoek W., Hanhar t K., Mosterdijk H. & Faasen W. (2001). Vademecum Monitoring Natuurinrichting. Praktische handleiding bij het opstellen van monitoringplannen voor natuurinrichting. Studie in opdracht van AMINAL afde-ling Natuur, 259 pp.

AMINAL afdeling Natuur (zonder datum). Synthesenota met betrekking tot aanduiding van het gebied Molsbergen te Lokeren als Vlaams Natuurreser vaat. 36 pp.

Anoniem, 1987. Themanummer. Het machinaal plaggen van heide. Bosbouwvoorlichting 26(5).

Ar ts G. & van Duinhoven G. (1999). Sleutelen aan Vennen. Overlevingsplan bos+natuur. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 34 pp.

Ar ts G.H.P., van Dam H. & Wor telboer F.G. et al. (2002). De toestand van het Nederlandse ven. Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen.

Aubroeck B., Huybrechts W. & De Becker P. (1998). Verkennend ecohydrologisch onderzoek van de Demer vallei tussen Diest en Werchter. Rappor t van het Instituut voor Natuurbehoud 98.05.

Bakker J.P. & Berendse F. (1999). Constraints in the restoration of ecological diversity in grassland and heathland communities. TREE 14(2): 63-68.

Bakker J.P. & de Vries Y. (1988). Verspreiding van zaden door maaimachines en grote herbivoren. De Levende Natuur 89: 172-176.

Bakker J.P. (1989). Nature Management by grazing and cutting. Kluwer Academic Publishers, Dordrecht.

Bakker T., Ever ts H., Jungerius P., Ketner-Oostra R., Kooijman A., van Turnhout C. & Esselink H. (2003). Preadvies stuifzanden. Rappor t EC-LNV nr. 2003/228-O, Ede/ Wageningen, 114pp.

Beije H.M. & van Tol G. (1996). Voorbeelden van OBN-maatregelen in bossen en natuur terreinen. Bosbouwvoorlichting 35(9):148-149.

Bellemakers M.J.S., Maessen M., Cals M. & Roelofs J.G.M. (1993). Effectgerichte maatregelen tegen verzuring en eutrofiëring van opper vlaktewateren. Eindrappor t monitoringsprogramma eerste fase. K.U.Nijmegen i.o.v. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Bobbink R., Hornung M. & Roelofs J.G.M. (1998). The effects of air-borne nitrogen pollutants on species diversity in natural and semi-natural European vegetation. Journal of Ecology 86: 717-738.

Boeye D. & Verhagen B. (1997). Plaggen in een beekbegeleidend laagveen. De Levende Natuur 7: 272-277.

Boeye D., Huybrechts W., De Becker P., Aubroeck B. & Peymen J. (2001). Verdroging. In: Kuijken et al., 2001. Natuurrappor t 2001. Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededeling van het Instituut voor Natuurbehoud 18, Brussel, 144-150.

Boeye D., Verhagen B., Van Haesebroeck V. & Verheyen R.F. (1997). Nutrient Limitation in species-rich lowland fens. Journal of Vegetation Science 8: 415-424.

Bogaer t D. & Cliquet A. (2002). Draagvlakonderzoek bij natuurontwikkelingsmaatregelen. Beleidsgerichte analyse en voorstel-len tot het optimaliseren van juridische en maatschappelijke instrumenten voor natuurontwikkelingsprojecten, VLINA 99/08, Ar teveldehogeschool en Universiteit Gent, 755p.

Bogaer t D. & Cliquet A. (2003). Interne draagkracht en extern draagvlak voor natuurontwikkelingsmaatregelen en natuurbe-heer : uitdagingen voor een terreinbeherende vereniging, Natuur.focus 2(2): 64-71.

Bogaer t D. (in voorbereiding, 2004). Natuurbeleid in Vlaanderen. Natuurontwikkeling en draagvlak als vernieuwingen. Doctoraatsproefschrift Katholieke Universiteit Nijmegen.

Bogaer t D., Cliquet A. & De Zitter M. (2003). “Draagvlakonderzoek bij natuurontwikkelingsmaatregelen in Vlaanderen”, De Levende Natuur 3: 46-51.

140

Bogaer t D., De Zitter M. & Wijmeersch T. (2003). Draagvlak voor natuur. In: Kuijken et al., 2003. Toestand van de natuur in Vlaanderen : cijfers voor het beleid. Mededeling van het Instituut voor Natuurbehoud nr. 21, Brussel.

Bossuyt B., Honnay O., Van Stichelen K., Hermy M. & Van Assche J. (2001). The effect of a complex land use histor y on teh restoration possibilities of heathland in central Belgium. Belg. J. Bot. 134: 29-40.

Bossuyt N. & Hermy M. (2001). Influence of land histor y on seed banks in European temperate forest ecosystems: a review. Ecography 24: 225-238.

Brouwer E., Bobbink R., Roelofs J.G.M. & Verheggen G.M. (1996). Effectgerichte maatregelen tegen verzuring en eutrofiëring van opper vlaktewateren. Eindrappor t monitoringsprogramma tweede fase. Katholieke Universiteit Nijmegen.

Brouwer E., Verheggen G.M. & Roelofs J.G.M. (2000). Effectgerichte maatregelen tegen verzuring en eutrofiëring van opper-vlaktewateren. Eindrappor t monitoringsprogramma derde en laatste fase K.U.Nijmegen i.o.v Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. 82 pp.

Burny J. (1999). Bijdrage tot de historische ecologie van de Limburgse Kempen (1910-1950): tweehonderd gesprekken samen-gevat. Natuurhistorisch genootschap Limburg (Nederland), Maastricht.

Buskens R.F.M. (1989). Beuven: Herstel van een ecosysteem. K.U.Nijmegen i.o.v Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. 154 pp.

Cals M., de Graaf M. & Roelofs J. (1992). Effectgerichte maatregelen tegen verzuring en eutrofiëring in natuur terreinen. Proceedings Symposium 20/10/92. Katholieke Universiteit Nijmegen en Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (Nederland).

Carpenter S.R. & Kitchell J.F. (eds.) (1993). The trophic cascade in lakes. Cambridge University Press, Cambridge, England. Clays S., Van Camp M. & Spanoghe G. (2000). Studie naar de haalbaarheid van het natuurinrichtingsproject Uitkerkse Polders: ecohydrologische studie. Labo voor toegepaste geologie en hydrogeologie Gent– Onderzoeksgroep terrestrische plantene-cologie en vegetatiekunde Gent – Instituut voor Natuurbehoud. 160 pp. + bijlagen.

Cliquet A. & De Smedt P. (2002). Over meidoorns en distels : ecologische juweeltjes of doorn in het oog ? Een juridische evaluatie van de wettelijke bestrijdingsplicht van distels en van bacterievuur op meidoorns. Tijdschrift voor Milieurecht 2002 : 394-406.

Cornelis J. & Hermy M. (2002). Natuur technisch distelbeheer. Rappor t i.o.v. AMINAL afd. Algemeen Milieu- en Natuurbeleid. 103 pp. + bijlagen.

Cosyns E. & Hoffmann M. (2004). Extensieve begrazing: mogelijkheden en beperkingen. In: Hermy, M., De Blust, G. & Slootmaekers M. (red.). Natuurbeheer. p. 363-405. Uitg. Davidsfonds i.s.m. Argus vzw, Natuurpunt vzw en het IN, Leuven. Cosyns E. (1998). Kansen voor ontwikkeling van bedreigde kusthabitats: natuurontwikkeling en parkaanleg in het TRP Raversijde. Referaat studiedag “Ecosysteemvisie voor de Vlaamse Kust”. Oostende 21 april 1998.

Cosyns E., Leten M., Hermy M., & Triest L. (1994). Een statistiek van de wilde flora van Vlaanderen. V.U.B., Instituut voor Natuurbehoud.

Couvreur M. & Hermy M. (2002). Verspreiding van zaden door maai- en graasbeheer. Natuur.focus 1: 4-8.

De Becker P. (1999). Herstel van soor tenrijke graslandvegetaties, ver trekkende van intensieve maïsakkers. Advies van het Instituut voor natuurbehoud 99.41. 2 pp.

De Becker P., De Blust G., Huybrechts W. & Verlinden A. (1990). Waterpeilmetingen in natuurgebieden, practische aspecten: studienamiddag voor conser vators en terreinbeheerders. Instituut voor Natuurbehoud (IN), Hasselt.

De Beelde T. (2002). Herstel van een bijzonder heidebiotoop in het natuurreser vaat het Maldegemveld (Oost-Vlaanderen): een tussentijdse balans. Natuur.focus 1 (2): 48-52.

De Blust G. (1998). De plantengroei van de Turnhoutse Vennen. In: Anonymus. Turnhouts Vennengebied. De Warande.Turnhout. p. 12-15.

De Blust G. (2004). Heide en heide beheer. In: Hermy, M., De Blust, G. & Slootmaekers M. (red.). Natuurbeheer. p. 221-263. Uitg. Davidsfonds i.s.m. Argus vzw, Natuurpunt vzw en het IN, Leuven.

de Graaf M.C.C., Verbeek P.J.M., Cals M.J.R. & Roelofs J.G.M. (1994). Effectgerichte maatregelen tegen verzuring en eutrofië-ring van matig mineraalrijke heide en schraallanden. Eindrappor t monitoeutrofië-ringsprogramma eerste fase. K.U. Nijmegen. 248 pp.

141

De Mayer K. (1997). Vegetatieontwikkeling in het natuurreser vaat de Westgeul (Zeeuws-Vlaanderen) in functie van het beheer. Licentiaatsverhandeling Universiteit Gent. 159 pp. + bijlagen.

De Meester L., Cottenie K., Michiels E., Declerck S., Van de Meutter F. & Rommens W. (1999). Ecologie, natuurwaarden en beheer van de ondiepe vijvers van de Maten: een overzicht van enige onderzoeksresultaten. Niet gepubliceerde nota. De Ridder R.P. (1996). Helofytenfilters: integegratie van opper vlaktezuivering, natuur en andere functies in moerassen. LBL mededeling 206, Utrecht.

De Vos B. (1994). De aanpak van primaire Natuur technische Milieubouw op baggerslibgronden. Groen band 93. 40 pp. De Zitter M., Bogaer t D. & Cliquet A. (2002). Natuur … hoe bedoelt u?, Valorisatie van de onderzoeksresultaten van VLINA 9908, Verslag van de workshops met ambtenaren van VLM en Aminal natuur, juni 2002, Ar teveldehogeschool Gent en Universiteit Gent, Gent, 56p.

Decleer K. (1994). Herstel laagveenmoeras in de Leiemeersen (West-Vlaanderen). De Levende Natuur 95 (6), 218-219. Decleer K. & Leten M. (1997). De wettelijk verplichte bestrijding van distels in Vlaanderen. Een standpunt van het Instituut voor Natuurbehoud. Rappor t I.N. 97/13, Brussel, 1997, 23 pp. + bijlagen (uitverkocht).

Decleer K. & Vanroose S. (2003). Hoofdstuk 34. Verwer ving van natuurgebieden. In : Dumor tier et al. (2003). Natuurrappor t 2003. Toestand van de natuur in Vlaanderen : cijfers voor het beleid. Mededeling van het Instituut voor natuurbehoud nr. 21, Brussel, pp. 257-266.

Decleer K. (1999). Mogelijkheden en randvoorwaarden voor natuur en natuurontwikkeling op baggergronden. Nota Instituut voor Natuurbehoud A99.119 (Referatenmap Studiedag “Landbouw, bos en natuur op baggergronden” Grimminge, 19 novem-ber 1999).

Decleer K., Leten M., Van Uytvanck J. & Hermy M. (2004). Zaadvoorraden in de bodem: het soor tenkapitaal bij natuurherstel door plaggen en afgraven. In: Hermy, M., De Blust, G. & Slootmaekers M. (red.). Natuurbeheer. p. 246-251. Uitg. Davidsfonds i.s.m. Argus vzw, Natuurpunt vzw en het IN, Leuven.

Declerck S., De Meester L., Podoor N. & Conde-Porcuna J. M. (1997).The relevance of size efficiency to biomanipulation theo-r y: a field test undetheo-r hypetheo-r ttheo-rophic conditions. Hydtheo-robiologia 360: 265-275.

Declerck S., De Meester L., Geenens V., Vyverman W., Rommens W. & Decleer K. (2001). Experimenteel ecologisch onderzoek naar de herstelkansen van het aquatisch ecosysteem van de Blankaar t door hydrologische isolatie en voedselwebmanipulatie. TWOL-studie in opdracht van Instituut voor Natuurbehoud IN/KD/98.0. Rappor tnummer TWOL 98 09 015. Koninklijke Universiteit Leuven (KUL), Laboratorium voor Aquatische Ecologie, Leuven.

Declerck S., Nuytten N. & De Meester L. (2000). Zoöplankton en visfauna-onderzoek van de Kraenepoel te Aalter. Eindverslag AMINAL/NA/99. 36 pp.

Dekoninck W., Versteir t V. & Grootaer t P. (red.) (2002). Praktijkgericht onderzoek naar kansen en belangrijke stuur variabelen voor natuurontwikkeling op gronden met voormalig intensief landbouwgebruik. Deel IV: Inver tebraten. Studie uitgevoerd voor rekening van de Vlaamse Gemeenschap binnen het kader van het Vlaams Impulsprogramma voor Natuurontwikkeling in opdracht van de Vlaamse minister bevoegd voor Natuurbehoud. Rappor t ENT.2002.01.

Desender K., Maes D. & Maelfait J.-P. (1995). Een gedocumenteerde Rode Lijst van de zandloopkevers en loopkevers van Vlaanderen. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

Desmedt P., Declerck S., Vyverman W., Decaestecker E., De Meester L. & Ollevier F. (1998). Ecologisch onderzoek in het erkend natuurreser vaat “De Blankaar t” met inbegrip van actief biologisch beheer van Kasteel- en visvijver. Uitvoering onder-deel van het operationeel programma Ecologisch Impulsgebied IJzer vallei. Studierappor t in opdracht van AMINAL (Afdeling Natuur) & Ecologisch Impulsgebied IJzer vallei. 77 pp. + bijlagen.

Devos K. & Anselin A. (1996). Kolonievogels en zeldzame broedvogels in Vlaanderen in 1994. Instituut voor Natuurbehoud (IN), Brussel.

Dochy O. (2003). Overzicht van beschermingsmaatregelen ten gunste van akker vogels. Rappor t Instituut voor natuurbehoud IN.A.2003.218.

Dorland E. & Bobbinck R. (2002). Toxic ammonium concentrations: a serious constraint to the restoration of plant diversity in wet heaths. Conference Abstracts of the 3rd European conference on restoration ecology. Budapest. 25-31 August 2002.

142

Dumor tier M., De Bruyn L., Peymen J., Schneiders A., Van Daele T., Weyembergh G., Van Straaten D. & Kuijken E. (2003). Natuurrappor t 2003. Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededeling van het Instituut voor natuur-behoud nr. 21, Brussel.

Dumor tier M., Scheiders A., Boeye D., De Schrijver A., De Keersmaeker L., Mar tens K., Ver vaet H., Van der Welle J. & Van Damme S. (2001). Vermesting. In: Kuijken E., Boeye D., De Bruyn L., De Roo K., Dumor tier M., Peymen J., Schneiders A., Van Straaten D. & Weyembergh G. (red.). Natuurrapor t 2001. toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededeling van het Instituut voor Natuurbehoud 18, Brussel. p. 125-138.

Eer tman R.H.M., Kornman B.A., Stikvoor t E. & Verbeek H. (2002). Restoration of the Sieperda Tidal Marsh in the Scheldt Estuar y, The Netherlands. Restoration Ecology 10 (3): p. 483.

Erisman J.W. & Bobbink R. (1997). De ammoniakproblematiek – Wetenschappelijke achtergronden. Landschap 14(2): 87-104. Gough M.W. & Marrs R.H. (1990a). A comparison of soil fer tility between semi-natural and agricultural plant communities: Implications for the creation of species-rich grasslands on abandoned agricultural land. Biological Conser vation 51: 83-96. Gough M.W. & Marrs R.H. (1990b). Trends in Soil Chemistr y and Floristics Associated with the Establichment of a Low-Input Meadow System on an Arable Clay Soil in Essex, England. Biological Conser vation 52: 135-146.

Grootjans A.P. & Van Diggelen R. (1995). Assessing the restoration prospects of degraded fens. In: Wheeler, B.D., Shaw, S.C., Foit, W.J. & Rober tson, R.A. (eds.). Restoration of temperate Wetlands. Wiley and Sons, Chichester. pp 73-90.

Grootjans A.P. (1986). De invloed van ingrepen in de waterhuishouding op de verspreiding van moeras- en hooilandplanten. Waterbeheer, Natuur, Bos en Landschap: standplaats en plant, 1c Studiecommissie Waterbeheer, Natuur, Bos en Landschap, Utrecht, 92 pp.

Gr yseels M. (1987). Introductie en reïntroductie van plantesoor ten: beschouwingen en standpunten in het kader van natuur-behoud. Biologisch Jaarboek Dodonaea 55 : 44-56.

Hargeby A., Andersson G., Blindow I. & Johansson S. (1994). Trophic web structure in a shallow eutrophic lake during a ndo-minance shift from fytoplankton to submerged macrophytes. Hydrobiologia 280: 457-456.

Hirons G., Goldsmith B. & Thomas G. 1995. Site management planning. In: Sutherland W.J. & Hill D.A. (eds.) Managing Habitats for Conser vation. Cambridge University Press. 399 p

Hoet I., Plessers L., Cardoen F. & Nagels K. (1998). Integraal rivierbeheer langs de grensmaas: een overzicht van het natuur-ontwikkelingsplan van het grensmaasgebied. Water 99 (2): 61- 66.

Hoffmann M., Hoys M., Monbaliu J. & Sas M. (1996). Ecologisch streefbeeld en natuurherstelplan voor het integraal kustreser-vaat "de IJzermonding" te Nieuwpoor t-Lombardsijde met civieltechnische realisatiemogelijkheden. Universiteit Gent (RUG), Gent.

Hoste I. & Vanhecke L. (2002). Werk in uitvoering; De Kraenepoel: herstel van een voedselarm water. De Levende Natuur 103(1): 26-27.

Hoste I. (2000). Macrofyten van de Kraenepoel (Aalter, Oost-Vlaanderen) vóór, tijdens en na de werken uitgevoerd in het kader van het LIFE-project LIFE98NAT/B/5172. Deelrappor t in opdracht van het gemeentebestuur van Aalter.

Hoste I. (2003). Inrichting en beheer van de Kraenepoel in Aalter (Oost-Vlaanderen): ontwikkeling van flora en vegetatie na herstelmaatregelen in het kader van LIFE98NAT/B/5172. ontwerprappor t Nationale Plantentuin van België, Meise. 107 pp. Huybrechts W., Batelaan O., De Becker P., Joris I. & Van Rossum P. (2000). Ecohydrologisch onderzoek waterrijke vallei-ecosys-temen. Vlina-rappor t, Vlaina 96/03, Instituut voor Natuurbehoud, Vakgroep Hydrologie en Waterbouwkunde VUB & Laboratorium voor Bodem en Water KUL, 281 pp. + bijlagen.

I.U.C.N. (1987). The International Union for Conser vation of Nature and Natural Recources position statement on translo-cation of living organisms.

Jansen A. & Schipper P. (1997). Tips voor herstel van natte schraallanden. De Levende Natuur 98(7): 304-309.

Jansen A. (2000). Hydrology and restoration of wet heathland and fen meadow communities. Rijksuniversiteit Groningen, Wiskunde en Natuurwetenschappen, Groningen.

Jansen A., Schipper P. & van Opstal S. (1997). Het herstel van natte schraallanden. De Levende Natuur 7: 242-247.

143

Jansen AJ.M., De Graaf M.C.C. & Roelofs J.G.M. (1996). The restoration of species rich heathland communities in The Netherlands. Vegetatio 126: 73-88.

Janssens F., Peeters A., Tallowin J.R.B., Bakker J.P., Bekker R.M., Fillat F. & Oomes M.J.M. (1998). Relationship between soil che-mical factors and grassland diversity. Plant and Soil 202: 69-78.

Kemmers R.H. (1990). De stikstof- en fosforhuishouding van mesotrofe standplaatsen in relatie tot mogelijkheden van aan-voer van gebiedsvreemd water. The Utrecht Plant Ecology News Repor t 10: 7-23

Kemmers R.H., Jansen P.C. & van Delft S.P.J. (2000). De regulatie van de basentoestand in kwelafhankelijke schraalgraslanden en laagvenen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en visserij, Wageningen.

Klooker J., van Diggelen R. & Bakker J.P. (1999). Natuurontwikkeling op minerale gronden. Ontgronden: nieuwe kansen voor bedreigde plantensoor ten? Rijksuniversiteit Groningen, lab. voor plantenoecologie. 154 pp.

Koerselman W. & Meuleman A. (1996). N:P ratio’s en nutriëntenbeperking. Landschap 13(4): 273-283.

Kuijken E. (red.) (1999). Natuurrappor t 1999. Toestand van de Natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 6, Brussel.

Kurstjens Ecologisch Adviesbureau (2000). Ecologische Monitoring Proefproject Meers/Grensmaas in 1999/2000. Studie in opdracht van Maaswerken. 48 pp. + bijlagen.

Lammens E.H.R.R. (1989). Causes and consequences of the succes of bream in Dutch eutrophic lakes. Hydrobiological Bulletin