• No results found

Juridische en maatschappelijke problemen bij natuurontwikkelingsprojecten in Vlaanderen

VLAANDEREN

Het uitvoeren van natuurontwikkelingsmaatregelen gaat in de praktijk vaak met allerlei juridische en maatschap-pelijke problemen gepaard. In totaal werden voor de 543 natuurontwikkelingslocaties 151 keer een juridisch knel-punt aangehaald. De meeste hebben betrekking op problemen met stedenbouwkundige en milieuvergunningen (11%) en de verplichte bestrijding van distels (26%), die vaak met natuurontwikkeling verschijnen. Verder zijn ook de vergunning en compensatie voor ontbossing een veel voorkomend probleem (11%), naast gebrek aan financi-ële of personele ondersteuning (9%). Dit laatste geldt voornamelijk voor de terreinbeherende verenigingen. Een groot (vnl. financieel) probleem voor de toekomst vormt de nieuwe grondverzetregeling, die de procedure om nog aan natuur technische milieubouw te kunnen doen zeer sterk zal verzwaren.

In totaal wordt 201 keer melding gemaakt van maatschappelijke aanvaardingsproblemen bij landbouwers (22%), landbouworganisaties (8%), jagers (13%), omwonenden (12%) en lokale politici (9%). Het wijst er op dat bij natuurontwikkeling de nodige voorlichting en sensibilisatie niet onbelangrijk is.

Over juridische en maatschappelijke problemen bij natuurontwikkeling is recent heel wat onderzoek in Vlaanderen gebeurd, o.a. : Bogaer t (2004), Bogaer t & Cliquet (2002, 2003), Bogaer t et al. (2003a, 2003b) en De Zitter et al. (2002). In verband met de distelproblematiek zijn volgende referenties nuttig : Decleer & Leten (1997), Cornelis & Hermy (2002) en Cliquet & De Smedt (2002).

32

IV. Natuurontwikkeling :

33

I V . N

A T U U R O N T W I K K E L I N G

:

H O E D E G E P A S T E M A A T R E G E L E N K I E Z E N

?

Er bestaat geen algemeen recept voor natuurontwikkeling of herstel van natuurgebieden. Welk type maatregelen het beste genomen kunnen worden, is sterk afhankelijk van het type gebied en de aard van de problemen, maar vaak zijn ook zeer lokale kwaliteiten (soor ten, levensgemeenschappen, cultuurhistorische waarden, kleinschalige processen…) van een gebied bepalend voor de te maken keuzes.

Alvorens een keuze te maken voor bepaalde herstelmaatregelen is het nodig een analyse uit te voeren van de opgetreden veranderingen in de vegetatie/fauna en te bepalen wat de oorzaken zijn van de geconstateerde ach-teruitgang. Ook bij natuurontwikkelingsprojecten waar een totaal nieuw milieu wordt gecreëerd, moet duidelijk zijn welke natuurlijke processen (zullen) spelen of verstoord zijn. Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden in natuurlijke successieprocessen (biotische én abiotische) en verstoorde processen. Bij natuurontwikkeling en –herstel zijn het vnl. deze laatste, welke in aanmerking komen voor herstel.

Om te achterhalen in hoeverre bepaalde problemen in een gebied daadwerkelijk spelen, moet gebruik gemaakt worden van gebiedsspecifieke gegevens. Natuurontwikkelingsprojecten op het terrein illustreren in vele gevallen beter het gebrek aan gebiedsspecifieke kennis, eerder dan dat ze generaliserende informatie inhouden die toe-pasbaar is in andere terreinen. In deze zin kan ook eerder geleerd worden uit de fouten die er gemaakt zijn, dan uit de resultaten zelf. Dit is wellicht eigen aan natuurontwikkeling en –herstel in het algemeen. Veranderingen in abiotiek en vegetatie zijn meestal slecht gedocumenteerd (ook in Nederland, Runhaar et al., 2000) en vaak zijn die veranderingen complex (b.v. combinaties van verdroging, vermesting en wijziging van het landgebruik zijn legio).

Toch moet er naar gestreefd worden om vóór het uitvoeren van herstel- of natuurontwikkelingsmaatregelen een oorzaak- en potentieanalyse uit te voeren. Door gebruik te maken van een combinatie van aanwezige informa-tie kunnen in vele gevallen achterliggende oorzaken of poteninforma-ties achterhaald worden. De beheerder probeer t minimaal een aantal basisvragen te beantwoorden vóór (herstel)ingrepen in de abiotiek uit te voeren (fig. 4.1).

34 natuurontwikkelings en — herstelmaatregelen bronpopulaties in de omgeving? geschikte abiotiek dispersie ? ? doelgemeenschap bronpopulaties zaadvoorraad ? relictpopulaties ?

Figuur 4.2: Schema van eenvoudige potentieanalyse histor isch e k aarte n

archi even

veran derin gen in abi ot iek

actuele k art erin gen

en m eti ng en hui stan voormalige vegetatie voormalig beheer bodem type huidige abiotiek voormalige abiotiek + standplaatscondities huidige abiotiek + standplaatscondities huidige vegetatie huidig beheer

Figuur 4.1 Schema van een oorzaak- en potentieanalyse. Daar gegevens over de vroegere abioti-sche situatie bijna steeds ontbreken, kan alleen via indirecte weg nagegaan worden welke veran-deringen er zijn opgetreden.

35 Gegevens over vroegere vegetaties zijn te vinden in archieven van terreinbeherende instanties, excursieverslagen

of de eerste versies van de biologische waarderingskaar t, maar zeer vaak zijn er enkel (vaak waardevolle) mon-delinge medemon-delingen of soor tenlijstjes van beheerders of botanisten.

Uit de vergelijking tussen de huidige en vroegere vegetatie kan bij benadering worden bepaald welke verande-ringen in standplaatscondities zijn opgetreden. Als er aan de hand van de hoger vermelde vraagstelling wordt gewerkt, kan een doeltype voor natuurontwikkeling worden vooropgesteld dat nauw aansluit bij de potenties van het terrein, wat de kans op succes verhoogt.

De mogelijkheden voor het herstel van de abiotiek én de mogelijkheden van doelsoor ten voor kolonisatie van-uit zaadbanken of nabijgelegen bronpopulaties bepalen de potenties voor natuurontwikkeling in een bepaald ter-rein (fig 4.2). Belangrijke vragen zijn hier : kan er voldoende garantie geboden worden dat maatregelen leiden tot een geschikte abiotiek? Kan het terrein gekoloniseerd worden door doelsoor ten?

Vaak is het zeer moeilijk om vooraf in te schatten welke levensgemeenschappen zich op een bepaalde plaats zul-len vestigen of ontwikkezul-len. Dit is zeker het geval in sterk verstoorde situaties die bij natuurontwikkeling bijna steeds aan de orde zijn. Zeer vaak betreft het een terrein of een deel er van dat een intensief landbouwgebruik kende. Vaak kunnen natuurlijke processen enkel door natuur technische milieubouw (Londo, 1997) worden ver-sterkt of hersteld. Ook voor zeer grote terreinen, die op een integrale manier beheerd worden, kan de uitwer-king van de doelstellingen problematisch zijn. De doelstellingen kunnen dan ook soms beter aan de hand van nagestreefde natuurlijke processen beschreven worden.

De aanwezigheid van relictpopulaties van bedreigde of zeldzame soor ten in het gebied of in de nabije omgeving kan een belangrijk signaal zijn voor een bepaalde milieukwaliteit. Het behoud en het versterken van die relictpo-pulatie of het terugkrijgen van een levensgemeenschap of andere soor ten met gelijkaardige milieueisen wordt dan ook vaak ver taald naar een specifiek beheersdoel of een specifieke natuurontwikkelingsmaatregel. Anderzijds moet zeer zorgvuldig worden omgesprongen met relictpopulaties, die vaak in suboptimale omstandigheden voor-komen en daardoor uiterst kwetsbaar kunnen zijn voor (te) drastische maatregelen. Bovendien zijn relictpopula-ties van uitzonderlijk belang voor de herkolonisatie van natuurontwikkelingsterreinen (van Duinen et al., 2002). Op een gelijkaardige manier kunnen “historische” gegevens en kaar ten van een gebied aangewend worden. Waar soor ten of levensgemeenschappen verdwenen door een bepaalde verstoring van het abiotisch milieu, kunnen oude gegevens potentiële natuurwaarden aangeven, die dan ver taald kunnen worden naar natuurontwikkelings-maatregelen.

Ook het gebruik van binnenlandse en buitenlandse referentiegebieden of -systemen waar natuurlijke processen nog ongestoord aanwezig zijn (of hersteld zijn), kan helpen bij de keuze van de doelstellingen en maatregelen. Dit geldt o.m. voor allerlei vallei-ecosystemen, maar ook voor de meeste bostypes, die in Vlaanderen in nagenoeg alle gevallen sterk door de mens zijn beïnvloed.

36

V. Maatregelen voor natuurontwikkeling :

achtergronden, knelpunten en effecten

37

V . M

A A T R E G E L E N V O O R N A T U U R O N T W I K K E L I N G

:

A C H T E R G R O N D E N

,

K N E L P U N T E N E N E F F E C T E N