• No results found

2. Methode

2.3 Methoden om rapport te verkrijgen

Rapport is een begrip dat regelmatig wordt gebruikt in de sociale wetenschappen. Vooral in etnografische studies is het een begrip dat regelmatig terugkomt (Cunliffe, 2010; Geertz, 2005). Ondanks dat het belang van ‘rapport’ voor de uitkomst van interacties al vele jaren erkend is door de sociale wetenschappen, is het concept nog niet erg duidelijk afgebakend (Tickle-Degnen & Rosenthal, 1987; Gremler & Gwinner, 2000). Verschillende onderzoeken en wetenschappers geven veel

verschillende definities van rapport, maar hierbij geldt ook dat rapport erg afhangt van waarnaar er onderzoek is gedaan (Gremler & Gwinner, 2000). Rapport is echter zo’n bekend concept dat bijna iedereen wel kan identificeren wanneer het aanwezig is in een relatie (Gremler & Gwinner, 2000). In dit verslag zal even kort worden ingegaan op wat rapport nou inhoudt en waarom het zo belangrijk is. Dit zal worden gedaan omdat bij het afnemen van de onderzoeken heel erg duidelijk rapport is ontstaan, en hier kunnen interessante inzichten uit gehaald worden, waar gedurende hoofdstuk 3 Resultaten en hoofdstuk 4 Conclusies graag op terug gekomen wordt. Daarom wordt in dit deel van dit verslag eerst gekeken naar wat rapport inhoudt, vervolgens zal er kort worden gekeken naar waarom rapport belangrijk is en vervolgens zal er wat dieper worden ingegaan op de methoden die er zijn gebruikt om rapport te verkrijgen gedurende dit onderzoek.

2.3.1 Definitie rapport

Ondanks dat rapport maar moeilijk gedefinieerd kan worden is het wel belangrijk een beeld te schetsen van wat rapport inhoudt, want later zal in dit deel van het verslag en in hoofdstuk 3 Resultaten en hoofdtuk 4 Conclusies blijken dat dit begrip in deze studie erg belangrijk is gebleken. Daarom zal ondanks dat het begrip erg moeilijk is om af te bakenen, toch worden gekeken naar wat verschillende onderzoeken al eerder over rapport gezegd hebben, zodat er een duidelijker beeld ontstaat over wat rapport inhoudt. Bij het zoeken naar definities van rapport werd al snel duidelijk dat het geven van een goede definitie moeilijk zou worden. Verschillende onderzoeken en

wetenschappers geven veel verschillende definities van rapport en daarbij geldt voor een groot gedeelte ook dat rapport erg afhangt van waarnaar er onderzoek is gedaan en op wat voor manier dit onderzoek is gedaan (Gremler & Gwinner, 2000). Echter, rapport is wel zo een danig bekend concept dat iedereen het wel kan identificeren in een relatie wanneer het aanwezig is (Gremler & Gwinner, 2000). Ondanks dat het moeilijk is rapport te definiëren zijn er wel verschillende factoren die regelmatig door verschillende wetenschappers genoemd worden bij rapport. Zo komt het begrip ‘chemistry’ en een kwalitatief goede relatie vaak terug (Tickle-Degnen & Rosenthal, 1990; Gfeller, Lynn & Pribble, 2987; Carey, Stanley & Biggers, 1988; Bernieri, Gilles, Davis & Grahe, 1996; Aburatani, 1990). Tickle-Degnen en Rosenthal (1990) suggereren dat mensen rapport ervaren wanneer ze een goede klik met elkaar voelen of de interactie goed verloopt als gevolg van een goede ‘chemistry’. Ook wordt rapport wel beschreven als de kwaliteit van de relatie tussen de onderzoeker en de

respondent (Gfeller, Lynn & Pribble, 1987). Er kan van een kwalitatief goede relatie worden

gesproken met sprake van rapport wanneer de relatie gekenmerkt wordt door goede communicatie, wederzijds begrip, harmonie, overeenstemming, akkoord en affiniteit (Carey, Stanley & Biggers, 1988; Bernieri, Gilles, Davis & Grahe, 1996).

Zoals aangegeven door Gemler en Gwinner (2000) verschilt rapport wel heel erg van studie tot studie. Vele studies waarbij rapport voorkomt hebben een totaal verschillende invalshoek en worden met behulp van verschillende methodes afgenomen (Gemler & Gwinner, 2000). Dit geeft al aan dat het concept rapport ook verschilt per studie en situatie, en dat rapport niet in elke studie hetzelfde

35 wordt ervaren (Gemler & Gwinner, 2000). Aburatani (1990) heeft gekeken naar rapport in het

specifieke geval van interviews en definieert rapport hierbij als een emotionele band tussen de interviewer en de respondent, die ontstaat ten gevolge van een goede chemie.

Rapport wordt in dit onderzoek daarom gedefinieerd als een emotionele band tussen interviewer en respondent, waarbij zowel de interviewer als de respondent een soort van een sterke chemie ervaren tussen elkaar wat de kwaliteit van de relatie, en hiermee het onderzoek, ten goede komt.

2.3.2 Belang van rapport

Dat rapport een onderzoek ten goede komt, komt ook uit verschillende literatuur naar voren. Zo is het belang van rapport voor de uitkomst van interacties al vele jaren erkend door de sociale

wetenschappen (Tickle-Degnen & Rosenthal, 1987; Gremler & Gwinner, 2000). Berg (1989), die zich ook heeft verdiept in het concept rapport gedurende het gebruik van de interviewmethode, stelt zelfs dat rapport een essentiële vereiste is voor een goed, en voornamelijk ook succesvol, kwalitatief onderzoek. Maar rapport brengt ook nog een aantal andere voordelen met zich mee gedurende de interviewmethode, die een onderzoek altijd ten goede komen. Wanneer er sprake is van rapport, is er gebleken dat de motivatie van een respondent gedurende een interview ook omhoog gaat (Goudy & Potter, 1976). Respondenten zullen dus veel beter willen meewerken aan een onderzoek wanneer er sprake is van rapport (Goudy & Potter, 1976). Ook is het makkelijker om vrije en eerlijke

antwoorden van respondenten te genereren wanneer er sprake is van rapport gedurende een interview (Goudy & Potter, 1976). Aburatani (1990) heeft daarnaast ook nog gevonden dat de interpretatie van de antwoorden van de respondent beter worden gedaan door een interviewer wanneer er sprake is van rapport. Genoeg redenen dus om als interviewer moeite te steken om gedurende een interview rapport te verkrijgen tussen hem/haar en de respondent.

2.3.3 De gebruikte methoden om rapport te bereiken gedurende het onderzoek

Gedurende het schrijven van het theoretisch kader van dit onderzoek is er duidelijk naar voren gekomen dat mensen met een functiebeperking erg veel moeite kunnen ervaren om over deze functiebeperking te spreken. Ook is er gebleken dat deze moeite zeker aanwezig is wanneer mensen met een functiebeperking deze beperking met een vreemde moeten of willen bespreken. Deze angst komt vooral voort uit het idee dat mensen met een functiebeperking bang zijn dat andere mensen vooroordelen zullen hebben, of zullen denken dat mensen met een functiebeperking incompetent of overmatig afhankelijk zullen zijn. Ook is uit het theoretisch kader gebleken dat de fase waarin een persoon met een functiebeperking verkeert invloed heeft op de openheid waarover een persoon over zijn functiebeperking wilt spreken. Mensen die er net achter komen dat zij een functiebeperking hebben blijken hier minder over te willen spreken dan mensen die hun functiebeperking al volledig hebben geaccepteerd.

Met deze informatie in het achterhoofd is er bij dit onderzoek geprobeerd om het voor de

respondenten zo makkelijk mogelijk te maken om over zijn of haar functiebeperking te praten. Als onderzoeker wilt men natuurlijk altijd zo veel mogelijk informatie verkrijgen en wilt men dat de respondenten open en vrij kunnen en willen spreken over de onderwerpen die men wilt onderzoeken. Aangezien van te voren duidelijk was dat de respondenten in dit onderzoek naar verwachting niet makkelijk zouden praten over het onderwerp, waar nog vrij diep op in zou worden gegaan ook, is er van te voren nagedacht over hoe de informatie die van belang zou zijn voor het onderzoek toch zou kunnen worden los gepeuterd. Oftewel, hoe kan er in dit onderzoek voor worden gezorgd dat er rapport wordt bereikt, en een fijn gesprek op gang komt waarbij de

respondent alles gewoon durft te vertellen, zonder schaamte of iets dergelijks, zodat de informatie op tafel komt die van belang is voor het onderzoek en waarbij de respondent zich ook nog prettig bij voelt.

36 In dit deel van het verslag zal er wat dieper worden ingaan op de manieren die er toegepast zijn om rapport te verkrijgen. In hoofdstuk 3, resultaten en hoofdstuk 4, conclusies zal dan op worden terug gekomen op deze methoden en manieren en zal er worden besproken hoe de respondenten hebben gereageerd op deze methoden en wat voor inzichten ons dat geeft.

De methoden die in dit onderzoek zijn gebruikt voor het verkrijgen van rapport zullen worden beschreven in vier delen. Eerst zullen de methoden worden besproken die zijn gebruikt bij

binnenkomst van de respondent bij het onderzoek. Vervolgens zal er wat dieper worden ingegaan op de introductie van het interview. Ten derde zullen de manieren die er zijn gebruikt om rapport te bereiken gedurende het interview zelf worden besproken, en tot slot komen de manieren die zijn gebruikt gedurende het slot en de afronding van het interview aan bod.

Binnenkomst in de onderzoeksruimte

Uiteraard is er alvorens de interviews gingen beginnen nagedacht over methodes die konden helpen om de respondenten zo veel mogelijk op hun gemak te stellen, zodat zij zo vrij en open mogelijk over hun functiebeperking en hun ervaringen wilden praten. Echter, wanneer men de interviewmethode toepast zal men als interviewer toch ook wat moeite moeten doen om aan te voelen waarmee hij de respondent het beste aan het spreken krijgt (Baarda, De Goede & Teunissen, 2009). Zodoende zijn een aantal methoden die zijn toegepast gedurende dit interview dus ook ter plekke op komen zetten. Later bleek dit wel effect te hebben op de respondenten waardoor het wel van belang is om deze methoden te benomen. De effecten die deze methoden gehad hebben worden besproken in hoofdstuk 3, resultaten en hoofdstuk 4, conclusies van dit verslag.

Ook bij de binnenkomst van de respondenten is het zo geweest dat er een manier is toegepast om de respondenten op hun gemak te stellen die van te voren niet was bedacht. In de e-mails die de

respondenten hebben gekregen van de studentenbegeleiding en van mij als onderzoeker om een afspraak te maken voor een onderzoek af te nemen (welke beide te vinden zijn in de bijlagen van dit verslag), was al beschreven dat het onderzoek zou gaan over de functiebeperking van de respondent en de behoeften die hij had met betrekking tot de informatievoorziening van studentenbegeleiding. De studenten wisten dus dat hun functiebeperking waarschijnlijk besproken zou worden. De meeste studenten kwamen dan ook erg gespannen binnen op het moment dat de afspraak stond gepland voor het onderzoek af te nemen.

De respondenten waren meestal erg stil en keken vaak een beetje bedrukt bij binnenkomst. Omdat de verwachting al was dat de respondenten meer moeite zouden ervaren om over het onderwerp functiebeperkingen en hun ervaringen te spreken werden er daarom buiten het onderzoek om, om te beginnen wat simpele vragen gesteld om een luchtig gesprekje op gang te brengen. Dingen die daarbij zoal gevraagd werden waren bijvoorbeeld of de respondent de ruimte makkelijk had kunnen vinden, of hij of zij een beetje zin had in het interview, wat voor studie ze deden enzovoorts. Daarbij werd er een heel vriendelijke en open houding aan gehouden door veel te glimlachen en al

geïnteresseerd te luisteren naar wat de respondent allemaal te vertellen had. Wanneer de respondent dan een wat minder gespannen indruk maakte werd er pas verder gegaan met het daadwerkelijke onderzoek.

Introductie van het interview

Zoals besproken in deel 2.2.3.1 ‘introductie’ van dit verslag, is de introductie van het onderzoek iets anders aangepakt dan normaliter gedaan zou worden. De eigen mening of eigen ervaringen van de onderzoeker worden door onderzoekers eigenlijk altijd buiten beschouwing gelaten gedurende een onderzoek omdat daar de gewenste objectiviteit en neutraliteit mee bedreigt wordt. In dit onderzoek is er echter toch voor gekozen om buiten de normale zaken die verteld worden, zoals de duur van het onderzoek, de anonieme verwerking van de data enzovoorts, ook te vertellen dat ik als onderzoeker zelf ook een functiebeperking heb. Dit is bewust gedaan in de hoop dat de

37 respondenten minder bang zouden zijn dat ik bepaalde vooroordelen zou hebben of dat ik zou denken dat ze overmatig afhankelijk of incompetent zouden zijn, omdat ik zelf met een vergelijkbaar probleem zit.

Gedurende de introductie van het onderzoek heb ik alleen aangegeven dat ik zelf ook last heb van een functiebeperking en dat me dat ook heel wat last heeft bezorgd gedurende mijn opleiding, iets waar de respondenten misschien ook wel wat ervaring mee hadden en waar ik graag meer over zou willen horen wanneer het onderzoek begon. Er is dus niet aangegeven met wat voor

functiebeperking ik precies te maken heb, alleen dat er sprake was van eentje.

Het interview

Ook gedurende het interview zelf zijn er een aantal manieren toegepast om de respondenten wat meer op hun gemak te stellen. Zo waren de eerste vragen die er werden gesteld vrij algemeen, en in de praktijk bleek dan ook dat de respondenten vaak antwoorden gaven op deze vragen die veel te breed en lang waren, en waarbij in de data analyse veel als onbruikbaar kon worden bestempeld. Toch was het prettig om de respondenten veel te laten vertellen in het begin, om meerdere redenen. De eerste reden is omdat het makkelijker werd de verhalen en de antwoorden die daarna kwamen te begrijpen wanneer de bredere context van het verhaal duidelijk was, en de tweede reden was omdat het de respondenten zichtbaar goed deed om gewoon hun ervaringen te vertellen zoals zij dat graag wilde, in een bredere context. Deze bredere contexten hielpen ook om vervolgens specifieker vragen te gaan stellen naar de onderwerpen die wel belangrijk waren voor het onderzoek, en omdat de respondenten al een het gevoel hadden dat ze hun verhaal gewoon konden vertellen en uiten waren deze specifiekere vragen daarna ook minder moeilijk voor ze om te beantwoorden, omdat het onderzoek zodoende van makkelijke vragen naar moeilijkere vragen werd opgebouwd. De

specifiekere antwoorden werden zodoende meer een aanvulling op hun eigen verhaal, in plaats van zaken die ze moeilijk vinden om over te praten. Dit betekend echter niet dat het onderwerp helemaal geen moeite meer kostte om over te praten. Vaak hadden respondenten het zichtbaar erg moeilijk met bepaalde onderwerpen. Er is dan ook regelmatig aangegeven dat als ze het er liever niet over hadden, of iets liever niet wilden vertellen ze dat natuurlijk niet per se hoefde te doen. De

respondenten gaven echter in alle gevallen aan het wel te willen vertellen, ook al koste het wat moeite.

Slot van het interview

Het slot is in principe ingeleid geworden zoals dat bij een normaal onderzoek ook zou gebeuren. Het was wel duidelijk dat respondenten het moeilijk vonden om het onderwerp zo maar los te laten wanneer het onderzoek eigenlijk klaar was. Vandaar dat er in vrijwel alle gevallen nog is nagepraat. Na het uitvoeren van een onderzoek werd er daarom nog vaak een kwartier tot anderhalf uur gepraat met de respondenten, over zowel het onderwerp functiebeperkingen, als studeren in het algemeen, en vaak ook nog wel algemenere onderwerpen. Op deze manier konden de respondenten het onderwerp functiebeperkingen rustig even afsluiten.