• No results found

Men kan't ook singen op de stem:Yets moet ik u Laura vragen

In document Over-zeesche zege en bruylofts-zangen (pagina 183-189)

1.

IK en wil niet turelueren

Op een Rietjen nieuwe kueren, Met een ongemeen geluyt, Noch veranderen van wesen, Maar gelijk ik plach voor desen Spelen op mijn ouwe Fluyt.

2.

Laat de Jeught wat nieuws behagen, 'k Ben een Harder op mijn dagen, Slecht van Ouders, vroom van bloet, Slecht van Haaf, van Staat, van kleeren, Schraal van Wol van Vee,van Veeren, By de Veenmen op-gevoet.

3.

Die geen beter Rijkdom rekent Als te mogen zijn getekent In het groote Harder boek, O! waar ik daar in geschreven, 'k Ruylde mijn eenvuldigh leven, Niet voor 't alder Cloekste-clock

4.

Noch voor al de Zuyder-Landen Die met Peru zijn in handen Vanden. Moorder den Maraan, Noch voor d'Africaansche Mijnen, Want dit moet en sal verdwijnen, Maar het ander blyven staan.

5.

O ghy Vrecken, o ghy Slaven, Die u Zielen hebt begraven In 't vergankelijk Metaal, Als u kloot is uyt-gelopen, Kunt ghy geen uyr levens kopen Voor u schatten al-te-mael.

6.

Al u vroeten, al u ploegen Doet verarmen u genoegen, 't Is ghelijck het spreek-woort seyt, Veel te hebben dat doet haken

7.

Dus mijn Musa laat ons wijken Vande Hoven vande Rijken, Vande steedsche praal en pracht, Laat ons met de Boere Knaapjes Loven 't hoeden vande Schaapjes, En ons kleeden met de Vacht.

8.

Laat ons klimmen na de hooghte, Dat wy moghen op de drooghte Brengen ons sachtmoedigh Vee, Daar de wel-gebooren zielen, Die de Wolven over-vielen, Woonen t'saam in rust en vree.

9.

Woonen t'samen met genuchten, Vry van kommer, vry van suchten, Vry van lyden en ghevaar, Dees haar alder-slimste daghen Sou een Koningh wel behaghen, Ja wel koopen kost hy maar.

10.

Hierom Harders vander Heyden Die bemint de brede Weyden, En de nacht voor Sonne-schijn, Moet ik u geselschap-myen, Soud' ik myne Cud' bevryen 'k Moft op hooger Weyden zijn.

11.

'k Moft ter rechter hant gaan dryven, En op 't smalle paat jen blyven, Soo verdooltmen niet soo licht, Maar al eer ik tre wat varder Moet ik groeten eenen Harder Die hier by woont in het Sticht.

12.

Wel wat sie ik ginder woelen? Wel wat isser te krioelen? 't Schijnt verbannen is de druk, Wel hoe vrolijk zijn de menschen, Wel hoe gaat het op een wenschen,

Arent: Mari veel Geluk.

13.

Soude wel den Harder Arent, Die int Wout noch woonde 't Jarent Om te leeren kennen 't Kruyt, Zijn gevangen door de minne, Sou de soete Harderinne

Maritje wel zijn de Bruyt.

14.

Dat haar 't opper-hooft begroent, En bene'en, haar wangen blosen Even als twee roode Rosen, Even offe waar gesoent.

15.

Dit baart my geen quaat genoegen, 'k Mach my by't geselschap voegen, Ey! hoe net heb ik 't gepast, Sulke Waters, sulke Vissen, Op een Bruyloft moetmen dissen,

+

d'VVtheemsche ofte onduytsche woorden, die in dese volghende versen staen, Zijn willens gestelt uyt boertigheyt.

Dapper moeter zijn gebrast.+

16.

Ik en sal geen breek-spel wesen, Harders kom wilt u ghenesen Met Conserf van Hase-Vis, Met Extract van Callekoenen, En de Compost van Capoenen, 'k Wed dat dit Probatum is.

17.

Marmelaad'van Jonge Duyven, En Julep van Fransche druyven, Met Candy gedisteleert, Geconfijte Hoender-Bouten, Met wat Cappers over-fouten, O mijn Vrienden dat laxeert.

18.

Mostert Pillen van Sausysen, Ingenomen met Patryfen,

En het poeder Van een Schaap, Met twee stoopen Wijns gedronken, O dat zijn de rechte vonken

Om te raken tot den slaap. 19.

't Pulvriseersel van Pasteyen, En Composita van Vleyen, Met den Labis Marse-peyn, En Siroop van warme Taarten, Bruykt dit niet, gantsch Ele-caarten Alle dingen zijn niet reyn.

20.

Maar de Maaghden ende Vrouwen Mogen dit op goeder trouwen Vry gebruyken wel gerust, 'k Sal de reden daar van schryven, 't Is heel goet voor Jonge Wyven Voor de ongewoone lust.

21.

Oly van gebacken Vladen, En de Gomma van Sucaden, En het fap van Spaansche Pap, En Podrigo van Banketten, Dat kan vreemde lust beletten, Dit 's daar van de eygenschap.

22.

'k Wed u wondert al te samen Dat een Harder slecht van namen Soo veel Tuyghs heeft voort gebrocht, Van Recepten en fecreten,

'k Heb door 't menichvuldigh eten Van mijn leven veel besocht.

23.

'kHeb ook met verscheyden dranken, Soo gesonde Luy als kranken,

Menighmaal bescheyt gedaan, Daar van leerd' ik d'Operaci, En de rechte Beurs Purgaci Meesterlijk en wel verstaan,

24.

Dan ghy Harders en Hard'rinnen, Van verscheyden smaak en sinnen, Van verscheyden Aart en Proef, Wilt u selven toch niet pynen Gulfigh hier ae mediciinen, 't Soud u hind'ren aan deschroef.

25.

Na het salven van de Nieren Op de wijfe en manieren, Ende zeden van het Velt:

Die 't al bouwt en nedor-velt. 26.

Die ons heeft geleent het leven, Niet als om hem eer te geven, Laat ons prysen met ootmoet, Laat ons danken ende loven, Ende bidden daar en boven Dat hy dit Jongh' Paar behoet.

27.

Dat hy door sijn milde gaven Wil haar swacke zielen laven: Groote Schepper weest haar stijl, O ghy Heere der Heyrscharen Wilt genadelijk bewaren ARENT en MARIA PYL.

Stuer Recht.

J.v. Veen.

In document Over-zeesche zege en bruylofts-zangen (pagina 183-189)