• No results found

4. Toepassing in de praktijk I: Politie en Openbaar Ministerie

4.6 De meerwaarde van standaardafname

Alle respondenten geven aan handpalmsporen als een waardevol instrument te zien voor de opsporing. Verder stellen alle respondent dat een goed gevulde referentiedatabank voor handpalmen (in het vervolg: referentiedatabank) voor het opsporingsonderzoek van meerwaarde zou zijn. Een belangrijke vraag binnen dit onderzoek is wat de meerwaarde zou kunnen zijn van een vorm van standaardafname,2 die leidt tot een goedgevulde referentiedatabank. In deze paragraaf wordt eerst besproken wat de mening van de respondenten is over standaardafname. Daarna wordt nader ingegaan op de verschillende aspecten van die meerwaarde.

4.6.2 Mening respondenten over standaardafname

De landelijke portefeuillehouder forensische opsporing (Respondent 2) zegt dat Nederland binnen Europa vrijwel het enige land is dat zulke verregaande beperkingen kent wat betreft het nemen van handpalmafdrukken bij verdachten. Standaardafname van handpalmafdrukken is niet toegestaan; standaardafname van tien vingerafdrukken wel omdat deze ter identificatie dienen. Respondent 2 vraagt zich af waarom daar tien vingers voor nodig zijn als in principe één of twee ook zouden voldoen:

2 Met standaardafname wordt bedoeld dat bij in beginsel iedere verdachte die wordt verhoord, niet alleen vingerafdrukken, maar ook handplamafdrukken mogen worden afgenomen, zonder dat een specifiek onderzoeksbelang hoeft te bestaan.

91

‗Kan iemand mij uitleggen waarom je het wel goed vindt dat ik tien vingers neem, maar dan die handpalm niet?‘

De respondent stelt dat uit die verplichting blijkt dat het nemen van de afdrukken van tien vingers in plaats van bijvoorbeeld twee ook impliciet een opsporingsbelang dient.

Deze respondent begrijpt het argument dat het standaard nemen van handpalmsporen in strijd zou zijn met artikel 8 EVRM niet: waarom is het nemen van handpalmafdrukken méér een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte dan het nemen van tien vingerafdrukken? Respondent 3 (medewerker portefeuillehouder FO) voegt hieraan toe dat vroeger standaardafname van handpalmen wel was toegestaan terwijl toen de handen van de verdachte helemaal onder de inkt kwamen te zitten, terwijl de afname nu digitaal gaat en de verdachte dus slechts zijn handen op een plaat moet leggen. De inbreuk op de lichamelijke integriteit is daardoor alleen maar lichter geworden volgens deze respondent.

De officieren van justitie zijn het erover eens dat standaardafname van handpalmafdrukken wenselijk is, aangezien volgens hen meer informatie beter is dan minder informatie. Respondent 1 zegt dat hij/zij handpalmsporen als dactyloscopische sporen beschouwt. En Respondent 16 merkt op dat hij/zij twee zware zaken heeft gezien waarin een handpalmspoor gevonden is dat naar de dader zou kunnen leiden, maar dat die geen match hebben gegeven in de referentiedatabank.

De respondenten die werkzaam zijn bij de forensische opsporing geven ook aan dat het zonde is dat handpalmen niet meer standaard worden genomen omdat daardoor nu sporen verloren gaan:

‗Ik vind het echt jammer. Ik denk ja, weet je, het hoort bij je hele hand. En als je dan toch bezig bent met rollen, ja neem dan die handpalm ook gewoon mee. Zeker omdat we ook handpalmsporen aantreffen. Het is zonde als dan die sporen verloren gaan. Ik denk, ja je hebt sporen, er is een inbraak en het enige wat je hebt is een handpalm. En dan zou je daar niks mee kunnen. Ja dat vind ik zonde, want dan laat je toch echt wel wat liggen.‘ (Respondent 13, forensisch medewerker)

De andere respondenten vinden het onderscheid dat nu in de wet gemaakt wordt tussen handpalmen enerzijds en vingers anderzijds eveneens onnatuurlijk. Volgens hen zijn beide onderdeel van één dactyloscopisch signalement. Respondent 4 (senior forensisch onderzoeker):

‗Als we het daar even over hebben over die toestemming, kijk je geeft toch al de toestemming voor die vingerafdrukken, ja waarom de handpalmen apart? De technieken zijn er om er automatische zoekingen mee te doen, dus ja, ik snap die scheiding niet, vingerafdrukken handpalm, snap ik niet … Ik zou zeggen vooral doen.‘

De landelijke portefeuillehouder forensische opsporing (Respondent 2) geeft aan dat de politie er last van heeft dat Nederland vrijwel het enige land in Europa is dat niet standaard handpalmafdrukken afneemt.3 Gevonden handpalmsporen in Nederland worden soms in buitenlandse referentiedatabanken met handpalmafdrukken vergeleken terwijl ze niet door de eigen Nederlandse databank gaan. Ook kan Nederland niet aan buitenlandse verzoeken voldoen omdat onze databank nauwelijks referentiemateriaal bevat. Er zijn verdragen om internationaal samen te werken, omdat internationale samenwerking op een krachtige manier helpt criminaliteit te bestrijden. Maar de respondent moet dan op dat punt nee verkopen aan buitenlandse collega‘s.

Respondent 2 stelt dat doordat de referentiedatabank slecht gevuld is, een gevonden handpalmspoor niet snel zal worden geïndividualiseerd. Als eenmaal een verdachte in beeld is, kan zijn of haar handpalmafdruk worden genomen en vervolgens dus als bewijs dienen, maar dan is het belangrijkste werk (het opsporen van de verdachte) al gedaan.

De respondenten zijn ook van mening dat als er standaard handpalmafdrukken zouden worden genomen bij verdachten, dit zou leiden tot meer identificaties en daardoor meer aanhoudingen. Ook zouden er minder onterechte aanhoudingen kunnen zijn van mensen die niks

3 Zie over dit onderwerp en de vraag of inderdaad alle andere landen standaardafname kennen hoofdstuk 6, Rechtsvergelijking.

92

met de zaak te maken hebben, omdat ze uitgesloten kunnen worden als donor van een spoor. Een handpalm kan dus wel degelijk van cruciaal belang zijn in een opsporingsonderzoek. Respondent 4 (senior forensisch onderzoeker) geeft aan dat als je handpalmen niet meeneemt, je een wezenlijk onderdeel van je dactyloscopische sporen mist. Dit wordt ondersteund door cijfers uit Europa, zoals respondent 2 zegt:

‗(…) in Europa levert het meebrengen van een handpalmspoor in 26% van de gevallen een hit op. (…) je moet eens nadenken wat dit voor de opsporingspraktijk betekent, hoeveel lui er gepakt worden door die handpalm. In Nederland is dat inmiddels gezakt tot 12% en dat is een negatief progressief proces.‘

4.6.3 Opsporingsfase versus bewijsfase

Een aantal respondenten maakt een onderscheid tussen de ‗opsporingsfase‘ en de ‗bewijsfase‘ van het opsporingsonderzoek. De ‗opsporingsfase‘ is de fase van het opsporingsonderzoek waarin er nog geen mogelijke verdachte in beeld is. De ‗bewijsfase‘ duidt op de fase in het opsporingsonderzoek wanneer er een mogelijke verdachte in beeld is en er bewijs tegen die verdachte wordt verzameld. Een goedgevulde referentiedatabank heeft alleen een functie in de opsporingsfase, dus voor het in beeld brengen van een verdachte. Wanneer er immers een verdachte in beeld is en er een handpalmspoor is gevonden, is afname van handpalmafdrukken in principe geen probleem. Een goedgevulde databank heeft zo beschouwd in deze fase geen functie. Respondenten gaven aan dat een bruikbare referentiedatabank vooral een ‗richting kan geven‘ aan het onderzoek naar een mogelijke verdachte.

4.6.4 Meerwaarde als technisch bewijs

Hierboven werd gesteld dat technisch bewijs, met als onderdeel daarvan het handpalmspoor, in de afgelopen jaren steeds belangrijker is geworden binnen het opsporingsonderzoek omdat verdachten minder geneigd zijn een verklaring af te leggen. De vraag is in hoeverre deze meerwaarde van het handpalmspoor als technisch bewijs een argument is voor een vorm van standaardafname.

Als een verdachte wordt aangehouden in een zaak waarin geen handpalmspoor is gevonden, mogen in principe geen afdrukken worden afgenomen. Het kan echter zo zijn dat zijn handpalmspoor wel bij andere delicten is gevonden waarvoor nog geen verdachte is aangehouden én waarvoor hij ook niet als verdachte in beeld is. Vroeger had deze verdachte wellicht niet alleen dit delict maar ook de andere delicten bekend waarin ook handpalmsporen zijn gevonden (zie citaat in § 4.5.1 van respondent 9). Omdat de verdachte op advies van zijn advocaat nu vaak niet meer praat tijdens het verhoor zijn in die gevallen het technisch bewijs en daarmee de handpalm belangrijker geworden voor het in beeld brengen van de verdachte bij die delicten. Het linken van andere delicten dan waarvoor de verdachte is aangehouden valt zo binnen de opsporingsfase, en daar is een vorm van standaardafname van meerwaarde omdat die informatie in mindere mate op een andere manier kan worden verkregen.

4.6.5 Meerwaarde als dactyloscopisch spoor

Respondenten geven aan dat handpalmsporen naast vingersporen en DNA-sporen één van de drie soorten individualiserende sporen zijn die direct naar een mogelijke verdachte kunnen leiden. Een bruikbare, gevulde referentiedatabank kan zo een onbekende verdachte in beeld brengen. Zeker wanneer een handpalmafdruk het enige bruikbare spoor is, kan een bruikbare referentiedatabank door het individualiserende vermogen van handpalmsporen van grote waarde zijn. Dit is een belangrijk argument vóór een vorm van standaardafname; hierdoor kan een bruikbare referentiedatabank worden gecreëerd. Dit argument wordt nog sterker door de het feit dat een handpalmspoor een contactspoor is. Handpalmsporen zijn vaker aan te wijzen als duidelijke dadersporen dan DNA-sporen. Een goed gevulde referentiedatabank maakt het mogelijk om de bron van dit daderspoor vast te stellen als nog geen verdachte in beeld is.

Een andere meerwaarde is die op het activiteitenniveau. In de opsporingsfase kan dit een rol spelen, bijvoorbeeld doordat activiteiten aan personen gekoppeld kunnen worden waarmee

93

daders van omstanders kunnen worden onderscheiden. Een referentiedatabank heeft hier geen echter geen functie in.

4.6.6 Meerwaarde ten opzichte van vingersporen

Waarschijnlijk hebben handpalmsporen ook meerwaarde ten opzichte van vinger- en andere sporen op het activiteitenniveau. Inklimsporen bij inbraken zijn hiervan een goed voorbeeld, andere zijn het leunen tegen een muur of het vastpakken van bepaalde voorwerpen. Zie de voorbeelden die eerder in dit rapport zijn genoemd. Voorwaarde voor bruikbaarheid op activiteitenniveau is wel dat individualisatie heeft plaatsgevonden, en daarvoor is een goed gevulde databank noodzakelijk. 4.6.7 Meerwaarde referentiedatabank per type delict

Een goede referentiedatabank lijkt vooral van belang voor HVC-zaken, waaronder vooral inbraken. Uit de interviews kwam naar voren dat vooral bij die zaken dactyloscopische sporen, waaronder handpalmsporen een functie hebben in de opsporingsfase, dus om een verdachte in beeld te brengen. Bij zwaardere delicten komt een verdachte eerder via een andere weg in beeld en als er dan een handpalmspoor is gevonden, kan de handpalmafdruk ook bij de verdachte worden genomen.

4.7 Cijfers gebruik verschillende soorten sporen