• No results found

Aanvechten handpalmvergelijking en tegenonderzoek

5. Toepassing in de praktijk II: Rechterlijke uitspraken

5.7 Aanvechten handpalmvergelijking en tegenonderzoek

Een enkele maal wordt een verweer gevoerd met betrekking tot de dactyloscopische vergelijking. Bij een inbraakzaak stelde de raadsman dat de handpalmafdruk op de plaats delict niet afkomstig was van verdachte. De rechtbank passeerde dit verweer. Er zijn namelijk ook camerabeelden en schoensporen van het dak, en ook die sporen wezen die in de richting van de verdachte.33

In een zaak die diefstal met geweld betrof, betoogde de raadsvrouwe dat de palmafdruk van de hand van de verdachte op een ander moment dan ten tijde van het delict op de rol tape terecht kan zijn gekomen. Het hof gaat daar echter niet in mee en stelt dat de afdrukken zijn gevonden op de rol tape op een plaats die uitsluit dat deze daarop kunnen zijn geplaatst vóór het plegen van de onderhavige feiten.34 Soms wordt door de verdediging gesteld dat het aangetroffen dactyloscopische spoor slechts één van de vele is of dat het een ‗oud‘ spoor kan zijn, waarmee wordt bedoeld dat het spoor waarschijnlijk al op een eerder moment is achtergelaten, en dus niet ten tijde van het delict.35

Enkele malen is een tegenonderzoek36 uitgevoerd, of buigen meerdere bureaus, deskundigen of dactyloscopen zich over de sporen en afdrukken. In een drugszaak krijgt een raadsman die vindt dat de conclusie van drie dactyloscopen ‗niet betrouwbaar is‘ nu er onverklaarbare dactyloscopische verschilpunten zijn aan te wijzen, een tik op de neus. ‗Door de raadsman is voorts aangevoerd dat de conclusie van drie dactyloscopen dat er een dactyloscopische hit is tussen de handafdrukken van verdachte en de dactyloscopische sporen die zijn aangetroffen op de tape waarmee de heroïne in de zaak Finland was verpakt, niet betrouwbaar is zodat het bewijs in deze zaak niet in overwegende mate daarop mag worden gebaseerd, te minder niet nu er volgens de raadsman onverklaarbare dactyloscopische verschilpunten zijn aan te wijzen. Het verweer wordt verworpen, nu door drie dactyloscopische deskundigen, te weten[naam], werkzaam bij de Forensic Science Service te Londen, [naam], werkzaam als senior vakspecialist bij de afdeling Forensische Opsporing, sectie dactyloscopie & DNA van de politie Rotterdam Rijnmond en [naam], werkzaam bij het Nationaal Expertise Centrum van het K.L.P.D. onafhankelijk van elkaar geconcludeerd is dat de handpalmsporen aangetroffen op de tape en de handpalmsporen van [naam] identiek zijn. De raadsman heeft onvoldoende (deskundig) onderbouwd op grond waarvan de - eensluidende - conclusie van deze drie deskundigen onbetrouwbaar zou zijn‘.37

5.8 Samenvatting

 Op basis van de steekproef van uitspraken en dossiers valt niets te zeggen over de aantallen zaken waarin in de praktijk gebruik wordt gemaakt van de handpalmvergelijking.

32 Zie onder meer ECLI:NL:RBDHA:2015:1884; ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5091.

33 ECLI:NL:RBAMS:2015:6671; voor een andere zaak waarin een discussie plaatsvond over de bron van handpalmsporen, zie ECLI:NL:RBAMS:2009:BH1786.

34 ECLI:NL:GHAMS:2016:1774.

35 Zie ECLI:NL:RBHAA:2008:BD4753.

36 Niet altijd maakte de uitspraak duidelijk of het tegenonderzoek op verzoek van de verdediging was uitgevoerd.

37 ECLI:NL:RBROT:2006:AZ8683; zie voor een zaak waarin het verweer van de verdediging is gehonoreerd: ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ9194. Verweren aangaande de handpalmvergelijking worden in de onderzochte zaken zelden toegewezen.

105

 De analyse van rechterlijke uitspraken en dossiers laat zien dat handpalmvergelijking met enige regelmaat is gebruikt ter onderbouwing van een rechterlijke uitspraak.

 Bij alle onderzochte zaken werd een spoor gelinkt aan een verdachte.

 Zowel de deskundigen als de rechters lieten zich daarbij dikwijls uit in absolute termen: spoor en afdruk zouden ‗identiek‘ zijn; dactyloscopische sporen zouden ‗eenmalig‘ zijn; de verdachte zou ‗donor‘ zijn van het spoor, het zou ‗uitgesloten‘ zijn dat iemand anders de donor is van het spoor.

 De recentere jaren laten echter conclusies in aanzienlijk minder absolute termen zien.

 Rechters nemen in de onderzochte zaken de oordelen van de dactyloscopisch deskundigen (vrijwel) altijd letterlijk over.

 De verweren van raadslieden die aan de orde stellen dat er ook punten van verschil zijn, zijn in alle zaken afgewezen. Hetzelfde geldt voor verweren dat het spoor op een ander moment op de betreffende plek zou zijn gekomen.

 Tegenonderzoek wordt niet vaak toegelaten.

 In een aantal zaken wordt uit een handpalmspoor een activiteit afgeleid, zoals duwen, leunen, trekken. Handpalmsporen verschaffen méér informatie over de activiteiten die tijdens het delict zijn verricht dan bijvoorbeeld DNA-sporen, omdat zij bijvoorbeeld een greep kunnen laten zien of het leunen door de donor van het spoor tegen een muur of een object.

 Uit de analyse van de dossiers bleek dat dactyloscopisch deskundigen van elkaar van mening kunnen verschillen over het aantal punten van overeenkomst tussen spoor en afdruk, en dat die verschillen ook niet altijd gering zijn. De eindconclusie van de deskundigen was in die zaken wel steeds hetzelfde, en die tendeerde steeds sterk naar individualisatie. Onzekerheid over de beoordeling van sporen en afdrukken wordt, voor zover dit uit de rechterlijke uitspraken en de dossiers kon worden afgeleid, niet expliciet ter sprake gebracht of ter discussie gesteld, noch in de rapportages of de processen-verbaal, noch in de rechterlijke uitspraken.

107

6. Rechtsvergelijking

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van het rechtsvergelijkende deel van het onderzoek. Dit onderzoek heeft voornamelijk betrekking op Duitsland (§ 6.2), Zwitserland (§ 6.3) en Engeland & Wales (§ 6.4). Van deze landen worden de regels met betrekking tot het nemen, verwerken en opslaan van vinger- en handpalmafdrukken in kaart gebracht. De betekenis van de wettelijke regels is vastgesteld aan de hand van literatuur en – in geval van Duitsland en Zwitserland – jurisprudentie.1 De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in bijlage 6.

De keuze voor deze landen is ingegeven door de volgende overwegingen. Al deze landen zijn verdragsstaat bij het EVRM en de relevante bronnen zijn voor de onderzoekers toegankelijk omdat zij de talen beheersen waarin in deze landen wordt geschreven. Engeland & Wales hebben de beschikking over een zeer grote database met vinger- en handpalmafdrukken en over zeer specifieke wetgeving, die recentelijk is gewijzigd nadat het Verenigd Koninkrijk in de zaak S. & Marper door het EHRM op te vingers was getikt. Omdat in Duitsland en Zwitserland een rechtsmiddel kan worden ingesteld tegen het bevel tot het nemen van vinger- of handpalmafdrukken, is in die landen veel jurisprudentie beschikbaar die licht werpt op de betekenis van de wetgeving in specifieke situaties. In beide landen zijn commentaren beschikbaar op de relevante wetgeving, die in Duitsland dikwijls zeer uitvoerig en goed onderbouwd zijn. Duitsland heeft bovendien een constitutioneel hof, dat ook buiten de landsgrenzen als gezaghebbend wordt aangemerkt. Zwitserland is ten slotte een interessant land voor de vergelijking, omdat daar tot voor kort sprake was van een standaardafname van vinger- en handpalmafdrukken, maar tegenwoordig de afname noodzakelijk moet zijn.

In § 6.5 wordt de wettelijke regeling van een aantal andere landen beschreven. In de inleiding tot die paragraaf wordt aangeven wat de reden daarvoor is en worden enige methodologische kanttekeningen geplaatst. In § 6.6 wordt een vergelijkende analyse gemaakt. Daarbij wordt ten aanzien van specifieke aspecten aangegeven welke keuzes in het buitenland zijn gemaakt en hoe deze keuzes zich verhouden tot het Nederlandse recht.

6.2 Duitsland