• No results found

De meerwaarde van handpalmsporen voor de opsporing

4. Toepassing in de praktijk I: Politie en Openbaar Ministerie

4.5 De meerwaarde van handpalmsporen voor de opsporing

Alle respondenten geven aan dat handpalmsporen van meerwaarde zijn voor het opsporingsonderzoek. De manieren waarop handpalmen van meerwaarde kunnen zijn, zijn divers. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de meerwaarde van het handpalmspoor als middel van technisch bewijs, als dactyloscopisch spoor, de meerwaarde ten opzichte van vingers en de meerwaarde als enig bruikbaar spoor.

4.5.1 De meerwaarde van het handpalmspoor als technisch bewijs

Verschillende respondenten koppelen de waarde van de handpalmsporen aan het feit dat technisch bewijs de laatste jaren een steeds belangrijkere rol heeft gekregen binnen de opsporing. Dit is volgens hen het gevolg van het feit dat vrijwel geen enkele verdachte meer praat in de verhoorkamer omdat dit wordt afgeraden door de advocaat, die nu ook bij het eerste gesprek aanwezig mag zijn:

‗Forensische opsporing wordt in zijn algemeenheid, wordt dat steeds belangrijker in het opsporingsproces en dat weten de collega‘s ook. Want vroeger had je een inbreker en die zei: ‗ja ik ben daar nog geweest, ik ben daar nog geweest en ik ben daar ook nog geweest.‘ Ja en dan ging je met zo‘n vent rijden en dan zei die: ‗ohja daar was ik ook nog!‘ Maar dat doet ie nu niet meer… die zeggen gewoon niks… en trouwens tegenwoordig komt er gelijk een advocaat bij en die geeft ook wel het advies van eh, ik zou maar effe niks zeggen vriend.‘ (Respondent 9, sporencoördinator).

Daar komt volgens Respondent 16 (FO officier van justitie) nog bij dat als een verdachte geconfronteerd wordt met forensisch bewijs hij/zij wel gaat praten:

‗Vroeger had je die eerste zes uur. Nou je wilt niet weten hoeveel mensen bekenden in die eerste zes uur. Maar nu is dat dus niet meer (...). Een advocaat heeft ook recht om het hele verhoor erbij te zijn. Met als gevolg, dat je eigenlijk, die verhoren zijn illusoir geworden. Er wordt echt helemaal niks meer gezegd, veel flauwekul en zo. En mijn ervaring nu met de huidige wetgeving en jurisprudentie zoals die er ligt, is dat verdachten bekennen op het moment wanneer ze geconfronteerd worden met hard bewijs. En dat kan een getuigenverklaring [zijn], maar vooral is dat forensisch bewijs. Dus een DNA-hit, vingertafdruk-hit.‘ (Respondent 16, FO officier van justitie)

Het technisch bewijs heeft daardoor volgens de respondenten een prominentere rol gekregen om het bewijs rond te krijgen. De respondenten zien handpalmen als een belangrijk onderdeel van het totaalpakket aan technische middelen dat zij tot hun beschikking hebben en dat totaalpakket is waardevoller geworden voor de opsporing.

4.5.2 De meerwaarde van het handpalmspoor als dactyloscopisch spoor

Vrijwel alle respondenten geven aan geen duidelijk onderscheid te maken tussen vinger- en handpalmsporen maar beide als een dactyloscopisch spoor te zien.

87

‗Ik zeg van we hebben niet echt heel duidelijk de scheiding tussen vingerafdrukken en handpalmen omdat we het eigenlijk hetzelfde zien gewoon (…)‘ (Respondent 6, dactyloscoop)

Dactyloscopische sporen zijn één van de soorten sporen die, naast de DNA-sporen, individualiserend vermogen hebben. Dat wil zeggen dat deze typen sporen direct kunnen leiden naar een persoon. Respondent 4 (senior forensisch onderzoeker) stelt:

‗Kijk, er zijn schoensporen, werktuigsporen… daar kan je geen persoon aan hangen... ja die sporen waar je echt actief op kan rechercheren zijn voor ons de vingerafdrukken en de DNA én de handpalm… als je handpalmen weghaalt, wat nu dus eigenlijk gebeurd is, dan heb je nog maar twee dingen over.‘

Dit wordt bevestigd door Respondent 15, een sporencoördinator. Hij stelt dat dacty- en DNA-sporen voor de opsporing de belangrijkste DNA-sporen zijn. Schoen- of werktuigDNA-sporen hebben bijvoorbeeld pas unieke kenmerken wanneer de bron van het spoor, dus de betreffende schoen of het stuk gereedschap, langer in gebruik is en deze kenmerken door de tijd zijn ontwikkeld. Is hier sprake van, dan moet het voorwerp eerst nog gevonden worden. Een mogelijke match heeft vervolgens niet direct betrekking op een persoon, maar op een voorwerp. Schoen- en werktuigsporen lijken dan ook vooral van waarde voor het koppelen van verschillende delicten aan elkaar en het maken van clusters van delicten waarbij dezelfde voorwerpen zijn gebruikt. De sporencoördinatoren die deze clusters maken stellen dat er vervolgens altijd nog een dactyloscopisch of DNA-spoor voor nodig is om het cluster op basis van technisch bewijs aan een persoon te kunnen koppelen. Dit individualiserende vermogen van dactyloscopische sporen wordt door veel respondenten als reden genoemd waarom handpalmsporen, zijnde dactyloscopische sporen, van grote waarde zijn voor de opsporing.

Naast dit individualiserende vermogen met betrekking tot personen, dat dactyloscopische sporen delen met DNA-sporen, hebben dactyloscopische sporen ook een aantal voordelen ten opzichte van DNA-sporen. Door verschillende respondenten wordt aangegeven dat het voordeel ten opzichte van DNA-sporen is dat dactyloscopische sporen vrijwel altijd contactsporen zijn. Dit betekent dat ze alleen kunnen zijn achtergelaten doordat de bron daadwerkelijk contact heeft gehad met het voorwerp. Dit geldt dus voor handpalmsporen net zoals voor vingersporen. DNA-sporen kunnen ook op een plaats of voorwerp terecht komen doordat ze daar al dan niet moedwillig door een ander zijn geplaatst:

‗Dat is natuurlijk ook een beetje de unieke waarde van überhaupt dactyloscopische sporen ten opzichte van DNA. DNA heeft natuurlijk een enorme lift ondergaan, maar daar is altijd nog de vraag of er sprake is van secundaire overdracht en vooralsnog is dat met dacty… is dat natuurlijk niet zo … het is het sterkste middel eigenlijk‘ (Respondent 8, operationeel specialist).

Respondent 1 (operationeel specialist biometrie) geeft daarbij aan dat de techniek om DNA te detecteren steeds beter wordt, met als gevolg dat het juist steeds moeilijker wordt om relevante sporen van niet-relevante sporen te onderscheiden. Bij dactyloscopische sporen speelt dit punt niet.

Daarnaast hebben dactyloscopische sporen nog een andere meerwaarde ten opzichte van DNA. Verschillende respondenten geven aan dat de sporen van meerwaarde zijn als het gaat om het vaststellen van wat er zich op de plaats delict heeft afgespeeld, het zogenaamde activiteitenniveau. Dactyloscopische sporen hebben een hogere reconstructieve waarde dan DNA. Volgens Respondent 4 (senior forensisch onderzoeker) kan bijvoorbeeld de stand van de afdruk of de kracht waarmee het spoor is neergezet iets vertellen over de activiteit waarmee het spoor is achtergelaten. Dit betekent ook dat bij dactyloscopische sporen, zowel bij vingers als handpalmen, beter is vast te stellen bij wat voor actie het spoor is achtergelaten en of het spoor dus is achtergelaten bij een actie die is te koppelen aan het delict. In combinatie met het feit dat het bij dactyloscopische sporen altijd gaat om een contactspoor, en in het geval van een afdruk op een

88

onverplaatsbaar voorwerp het vaststaat dat iemand op die plek is geweest, is het bij dactyloscopische sporen beter vast te stellen of het om een daderspoor gaat. Zoals respondent 8 (operationeel specialist) stelt wordt de waarde van een spoor bepaald door de kennis over de context waarin het geplaatst is. Bij dactyloscopische sporen is dit vaak duidelijker dan bij DNA-sporen en dus is het duidelijker of het spoor van de dader afkomstig is. Als dactyloscopisch spoor is het handpalmspoor volgens de respondenten om deze reden van meerwaarde voor de opsporing.

Een voorbeeld dat door een aantal respondenten wordt genoemd zijn ‗inklimsporen‘ bij inbraken. Als handpalmsporen worden gevonden aan de binnenkant van een raamkozijn op de eerste verdieping en de stand van de sporen zo is dat ze alleen maar kunnen zijn achtergelaten als een persoon het kozijn van buitenaf heeft beetgepakt, dan is het duidelijk dat het spoor is achtergelaten bij het binnenklimmen. Deze actie kan vaak worden gekoppeld aan de inbraak die is gepleegd. Een inklimspoor is daarmee een duidelijk daderspoor. Door het individualiserende vermogen kan dit spoor een mogelijke verdachte in beeld brengen. Deze verdachte heeft dan echt iets uit te leggen. Respondent 9 vat het voorgaande als volgt samen:

‗Het zegt zoveel meer hè een handpalmspoor, want tegenwoordig, kijk, toen met die nieuwe DNA-wetgeving was het natuurlijk het summum [DNA-analyse], maar ondertussen zijn we zoveel jaren verder en wordt er bijvoorbeeld ook al gezegd als er een peuk wordt binnen aangetroffen, van ja weet je ik had mijn peuk naar binnen gegooid weet je, maar als je echt een inklimspoor hebt, ja dat is gewoon 100% bewijs.‘ (Respondent 9, sporencoördinator)

DNA-sporen hebben ook voordelen ten opzichte van dactyloscopische sporen: ieder persoon heeft maar één DNA-profiel. Dat is een eenvoudiger situatie dan tien vingers of twee handpalmen die ook nog eens op vele verschillende manieren achter kunnen blijven. Ook lijkt DNA minder gevoelig voor vervormingen en zijn verschillende sporen aan elkaar, en een spoor aan een profiel gemakkelijker te koppelen. Maar mengsporen waarbij twee verschillende, vaak onvolledige, DNA-profielen zijn gevonden brengen anderzijds wel moeilijkheden met de interpretatie met zich. Geconcludeerd kan worden dat een grote meerwaarde van handpalmsporen ligt in het feit dat het dactyloscopische sporen zijn en dit soort sporen eigenschappen hebben op zowel bron- als activiteitenniveau die door de geïnterviewden als zeer waardevol worden gezien voor de opsporing. 4.5.3 De meerwaarde van handpalmsporen ten opzichte van vingersporen

De respondenten maken over het algemeen geen onderscheid tussen handpalmsporen en vingersporen. Beide soorten sporen worden als dactyloscopische sporen gezien. Ook zien respondenten over het algemeen geen verschil tussen handpalmsporen en vingersporen wat betreft het individualiserende vermogen. De meerwaarde van handpalmen lijkt dan voor een groot deel te liggen in het feit dat het dactyloscopische sporen zijn. Toch geeft een aantal respondenten wel wat kleine verschillen aan tussen vinger- en handpalmsporen voor de opsporing.

Eén van deze genoemde verschillen heeft betrekking op de kwaliteit van de sporen. Sommige respondenten stellen dat handpalmsporen vaak duidelijker sporen zijn dan vingerafdrukken. De handpalm wordt meestal met meer druk neergezet en geeft zo een duidelijkere afdruk. Daarbij is de handpalm minder beweeglijk dan vingers en treden er bij handpalmen daardoor minder snel verschuivingen en dus onduidelijkheden op. Het komt daardoor volgens Respondent 6 (dactyloscoop) voor dat je alleen een bruikbaar handpalmspoor hebt omdat de vingersporen te veel zijn verstoord terwijl de handpalmafdruk wel duidelijk is achtergelaten. Een ander voordeel dat door een aantal respondenten wordt genoemd is het grote oppervlak van de handpalm. Daardoor kun je vaak tot het benodigde aantal punten voor individualisatie komen, ook wanneer maar een gedeelte van de handpalm als afdruk is achtergebleven. Dit is bijvoorbeeld het geval met afdrukken achtergelaten op plasticzakken omdat deze gemakkelijk dubbelvouwen. Vingersporen zijn in zo‘n geval eerder onbruikbaar dan handpalmsporen. Respondent 6 bevestigt dat bij handpalmsporen door het grotere oppervlak over het algemeen meer dactyloscopische punten zijn te vinden dan bij vingersporen en dit geeft een grotere kans om tot individualisatie te komen. Wel is het volgens hem zo dat het feit dat in een handpalm meer gegevens zitten, het

89

nadeel met zich brengt dat de vergelijking zelf ingewikkelder is. Een goede vergelijking maken duurt langer.

Andere respondenten stellen dat de kwaliteit van een spoor toch vooral afhangt van de persoon die het spoor heeft achtergelaten (bijvoorbeeld de vetheid van iemands handen) en andere omstandigheden zoals de ondergrond en opgetreden vervuiling. Deze factoren hebben de meeste invloed op de bruikbaarheid van het spoor. Zij stellen dat het daarom lastig is iets algemeens te zeggen over het verschil in kwaliteit tussen handpalm- en vingersporen.

Ook op het activiteitenniveau zouden handpalmen meerwaarde kunnen hebben in vergelijking met vingersporen, maar daar verschillen de uitspraken van de respondenten over. Respondent 8 (operationeel specialist) stelt dat bij bepaalde type activiteit vaker een handpalmspoor achterblijft dan een ander soort spoor. Inklimsporen zijn bijvoorbeeld vaak handpalmsporen. Ook als een persoon ergens tegenaan leunt blijft vaak een handpalmspoor achter. Volgens Respondent 5 (forensisch medewerker) blijven handpalmsporen alleen achter op voorwerpen die met de hele hand worden omvat; ze moeten een bepaalde breedte hebben. Respondent 7 (dactyloscoop) noemt zakken, blikjes en kopjes als voorwerpen waarbij dit het geval is. Op kleine voorwerpen die zijn vastgepakt worden volgens Respondent 5 vaak vingersporen gevonden. Respondent 8 concludeert dat het feit dat bij bepaalde activiteiten relatief vaker handpalmsporen worden gevonden, betekent dat wanneer je handpalmsporen niet kan individualiseren, je daardoor bepaalde type activiteiten mist. De inklimsporen zijn hiervan een goed voorbeeld. Deze activiteit kan, wanneer je niet de beschikking over de handpalmafdrukken van de bron hebt, niet aan een persoon worden gekoppeld en is daardoor van minder waarde binnen de reconstructie van wat heeft plaatsgevonden.

Een laatste voordeel van handpalmsporen ten opzichte van vingersporen dat door één van de respondenten wordt genoemd, heeft te maken met spoor-spoor-zoekingen en het vormen van clusters. Vooropgesteld dient te worden dat dactyloscopische sporen in het algemeen, dus zowel vinger- als handpalmsporen, vaak niet geschikt zijn om spoor-spoor-zoekingen mee te verrichten en een zeer kleine rol spelen bij het koppelen van verschillende delicten tot een cluster. Handpalmsporen zijn volgens Respondent 1 (operationeel specialist biometrie) hier echter wel iets geschikter voor dan vingers. Het is vrijwel onmogelijk om met behulp van vingersporen verschillende delicten aan elkaar te koppelen, vanwege de beweeglijkheid, het beperkte oppervlak van de afdruk en het feit dat mensen (meestal) tien verschillende vingers hebben. Handpalmsporen zijn volgens respondent 1 door de grotere afdruk, de gelimiteerde mogelijkheden om deze neer te zetten en het feit dat ieder persoon er maar twee heeft iets geschikter om spoor-spoor-zoekingen mee te doen. De kans op succes blijft echter ook hierbij klein. Spoor-spoor-zoekingen met handpalmsporen worden volgens hem dan ook beperkt uitgevoerd, alleen als in een onderzoek ‗alles uit de kast wordt gehaald‘. De sporencoördinatoren geven aan dat clusters over het algemeen worden gevormd door middel van DNA-sporen, schoensporen, werktuigsporen en de modus operandi van daders. Vinger- en handpalmsporen kunnen volgens hen wel een belangrijke rol spelen bij het koppelen van zo‘n cluster aan een individu door het individualiserende vermogen van handpalmsporen.

4.5.4 Meerwaarde handpalmspoor als enige bruikbare spoor

Een aantal respondenten stelt dat handpalmsporen soms het enige bruikbare spoor zijn. Soms heb je slechts één handpalmspoor in een zaak. Hoe vaak het precies voorkomt dat een handpalmspoor het cruciale spoor is om een verdachte in beeld te krijgen of het bewijs rond te krijgen is voor de respondenten erg moeilijk in te schatten. De indruk bestaat wel dat de voorbeelden die de respondenten geven, vaak speciaal waren opgezocht voor het interview en dat dit ook niet heel recente voorbeelden waren. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat het niet vaak voorkomt dat een handpalmspoor het enige spoor was. Maar dat het voorkomt is wel duidelijk. Respondent 4 (senior forensisch onderzoeker) zegt hierover:

‗Dat [een handpalm het enige bruikbare spoor is] komt wel eens voor (...) ik doe het sinds [negentien]negenennegentig, er zijn heel wat zaken geweest waar ik identificatie op handpalm heb gehad en ja op een geven moment is dat handpalm er uitgegaan en ja dat, je levert wel wat in qua mogelijkheden tot identificatie‘.

90

Respondenten geven aan dat een handpalmspoor cruciaal kan zijn voor het oplossen van gehele reeksen van zaken wanneer dit het enige individualiserende spoor in een cluster is. Hoe vaak dit voorkomt is niet duidelijk.

Wanneer een handpalmspoor wordt gevonden, worden ook vaak vingersporen gevonden. Respondenten stellen dat in zo‘n geval de individualisatie eerder op de vinger wordt uitgevoerd dan op de handpalm, omdat de vingerafdruk(referentie)databank groter is en er daardoor dus meer kans is op succes. De handpalmsporen worden volgens Respondent 7 (dactyloscoop) in zo‘n geval wel altijd ook gewoon ingevoerd in HAVANK en er wordt aan de tactische recherche doorgegeven dat er ook handpalmsporen zijn gevonden maar er geen overeenkomende handpalmafdrukken in de databank aanwezig zijn. Mocht het nodig zijn, dan kunnen in zo‘n geval alsnog de handpalmafdrukken bij de verdachte in die zaak worden genomen. Er kan dan bijvoorbeeld gecontroleerd worden of het handpalmspoor ook echt van dezelfde verdachte is als van wie de vingersporen afkomstig zijn, of dat er mogelijk nog een ander persoon bij de zaak betrokken is. Respondent 7 is duidelijk over het belang van het invoeren van handpalmsporen:

‗Als wij dat niet zouden doen hè [het invoeren van handpalmsporen bij een zaak waar al een individualisatie is op vingersporen], als we zouden zeggen van ja het wordt toch minder gevuld, dan heb je ook geen zicht meer van hoeveel handpalmsporen worden er nou eigenlijk veiliggesteld. Uhm, en op actie niveau zou je er misschien nog wat mee kunnen, maar dat laat je dan allemaal liggen en dan ontstaat er een beeld zo van nou die handpalmen zijn helemaal niet meer nodig. Maar dat is niet zo, dus we proberen altijd toch nog het in te voeren en het vast te leggen dat het er is.‘

Soms bestaat een spoor uit een vinger en (een gedeelte van) een handpalm. Wanneer in zo‘n geval individualisatie op alleen de vinger niet mogelijk is omdat er niet voldoende punten van overeenkomst zijn tussen het spoor en de referentieafdruk, kan het volgens Respondent 3 (medewerker portefeuillehouder FO) soms wel lukken om toch aan de benodigde hoeveelheid dactyloscopische punten te komen wanneer de handpalm erbij wordt genomen. Volgens hem kan ook in zo‘n geval de handpalm een belangrijke rol spelen bij het vinden van een mogelijke verdachte of het rond krijgen van het bewijs.

4.6 De meerwaarde van standaardafname