• No results found

4. Methodologisch kader

5.2.2 Mate waarin de transitie leeft

Uit de vorige subparagraaf is gebleken dat de bereidheid om te veranderen bij veel medewerkers aanwezig is. Nu wordt bekeken in hoeverre de verandering op dit moment leeft bij medewerkers. Betrokkenheid is daarbij een belangrijk begrip. Omdat de variabele uit 7 items bestaat, kon gescoord worden van 0-7. Eerst wordt, op de volgende pagina, het histogram voor alle respondenten

Figuur 7: De mate waarin de transitie bij RUD-medewerkers leeft

Het beeld dat uit bovenstaand histogram naar voren komt, sluit niet aan op het beeld dat bij veranderbereidheid werd geschetst. Er is met betrekking tot de mate waarin de transitie leeft namelijk een veel grotere groep te onderscheiden die laag scoort, terwijl de groep met ‘kartrekkers’ juist is geslonken. Deze twee groepen zijn duidelijk te herkennen in het histogram, en dus lijkt er sprake te zijn van een groep waarbij de transitie nadrukkelijk leeft, en een groep waarbij dat niet zo is.

Laatstgenoemde groep bevat in totaal zo’n 55% van de medewerkers, terwijl een minderheid van 45% van de medewerkers van RUD IJsselland zich op dit moment daadwerkelijk bezighoudt met de transitie. De bereidheid tot de verandering is bij veel medewerkers dus wel aanwezig, maar een groot gedeelte van hen houdt zich op dit moment nauwelijks met de transitie bezig.

In de interviews wordt het wisselende beeld dat uit het histogram naar voren komt bevestigd. Zo geven respondenten soms aan dat ze zich niet veel met de transitie bezig houden, omdat ze er geen invloed op denken te hebben. Ook hebben ze het idee dat de transitie hen nog niet zozeer aangaat. “Ik hoop mijn huidige werk ook in de GR te kunnen doen, maar dat is een kwestie van vraag en aanbod. Dat is nog koffiedik kijken. Ik ga me er verder niet druk om maken. Ik zie wel hoe het uitpakt”, geeft iemand aan. Een ander sluit zich daarbij aan door aan te geven: “Je krijgt soms wel wat boekwerken doorgestuurd, maar daar staat dan een heel wollig verhaal in. Voor ons betekent het allemaal nog niet zoveel.”

Anderzijds is er de groep bij wie de transitie juist wel leeft: “Iedereen is ervan doordrongen dat de transitie er hoe dan ook gaat komen, en dit is het moment om mee te praten”, is daar een voorbeeld van. Ook wordt binnen deze groep meer betrokkenheid ervaren: “Onlangs was er een erg prettige werkgroepsessie, waar we zelf input konden geven. Dan heb je echt het idee dat je

Gebied Transitie leeft niet Transitie leeft Oost 70,0%* 30,0% West 60,0% 40,0% Noord 55,6% 44,4% Zuid 52,2% 47,8% Provincie 42,9% 57,1%

Tabel 18: Mate waarin de transitie leeft per gebied

* Scores van 0-7, op basis van histogram ingedeeld in 0-3 (transitie leeft niet) en 4-7 (transitie leeft wel)

Wanneer per gebied naar de mate waarin de transitie leeft wordt gekeken, dan blijkt opnieuw het oosten laag te scoren, wederom gevolgd door het westen van IJsselland. Hier leeft de transitie bij respectievelijk 30% en 40% van de medewerkers, terwijl de overige medewerkers er binnen deze gebieden niet mee bezig zijn of zich niet betrokken voelen. Dit bevestigt de constatering dat deze gebieden wellicht meer aandacht nodig hebben.

Bij medewerkers van de provincie leeft de transitie het meest. Dit is het enige gebied waar meer dan de helft (57%) van de medewerkers zich nadrukkelijk bezighoudt met de transitie. Een oorzaak daarvan kan zijn dat deze medewerkers niet per definitie overgaan naar RUD IJsselland, maar mogelijk ook naar RUD Twente. Zij hebben dus te maken met twee RUD’s, en hun eigen werkgever, waardoor zij wellicht meer met de situatie bezig zijn dan medewerkers van andere partners.

Taakveld Transitie leeft niet Transitie leeft

Vakinhoudelijke toets 81,8%* 18,2%

Specialistische taken 73,3% 26,7%

Ondersteuning 42,9% 57,1%

Toezicht 42,1% 57,9%

Management 16,7% 83,3%

Tabel 19: Mate waarin de transitie leeft per taakveld

* Scores van 0-7, op basis van histogram ingedeeld in 0-3 (transitie leeft niet) en 4-7 (transitie leeft wel)

Ook per taakveld zijn verschillen waarneembaar in de mate waarin de transitie leeft. Vooral vakinhoudelijk toetsers, oftewel vergunningverleners, lijken zich maar in beperkte mate betrokken te voelen bij de transitie. Datzelfde geldt voor bijna driekwart van de medewerkers binnen de specialistische taken. Deze twee vakgebieden blijven ver achter bij hun collega’s, en zijn maar zeer beperkt bezig met de transitie. Er zal dan ook gericht gepoogd moeten worden om deze groep ‘aan boord’ te krijgen, bijvoorbeeld door ze vaker te raadplegen.

Managers voelen zich juist zeer betrokken bij de transitie. Dat is eenvoudig te verklaren, vanwege hun functie zijn zij namelijk van dichterbij betrokken bij het transitieproces.

Toezichthouders en ondersteuners vormen ten slotte een sterk verdeelde categorie, waarvoor het transitieteam weliswaar waakzaam moet zijn, maar waarvoor het aannemelijk is dat de transitie meer gaat leven naarmate het transitieproces intensiveert. Concluderend is het vooral het management waar de transitie op dit moment daadwerkelijk leeft.

Geslacht Transitie leeft niet Transitie leeft

Vrouw 61,5%* 38,5%

Man 53,5% 46,5%

Tabel 20: Mate waarin de transitie leeft per geslacht

Het geslacht van medewerkers lijkt beperkt van invloed op de mate waarin de transitie leeft. Naar verhouding voelen minder vrouwen dan mannen zich betrokken bij de transitie. Een Chi-

kwadraattoets wijst echter opnieuw uit dat de kans groot is dat dit verschil op toeval is gebaseerd (sig=.609), en dus kan aan deze percentages statistisch gezien geen waarde worden gehecht.

Concluderend leeft de transitie bij minder dan de helft van de medewerkers. Degenen bij wie de transitie wel leeft, bevinden zich vooral bij de provincie. Ook managers blijken veel met de transitie bezig te zijn. Partners in het oosten en westen zijn het minst aangehaakt bij de transitie, datzelfde geldt voor vakinhoudelijke toetsers en specialisten. Geslacht levert geen significante verschillen op.