• No results found

4. Methodologisch kader

5.2.4 Duidelijkheid van het transitieproces

De vierde variabele heeft betrekking op de duidelijkheid van het transitieproces. De voorgaande drie variabelen schetsten het beeld dat veel medewerkers van RUD IJsselland bereid zijn tot de

verandering en dat zij zich hiervoor ook willen inzetten, dat de transitie desondanks niet bij iedereen leeft, en dat veel medewerkers de transitie momenteel niet als positief ervaren.

Binnen deze laatste variabele die betrekking heeft op weerstand tegen de transitie, staat de vraag centraal of het transitieproces voldoende duidelijkheid met zich meebrengt. Deze variabele bestaat uit 4 items, en dus kan worden gescoord van 0-4. In het histogram hieronder zijn de scores weergegeven.

Figuur 9: Mate waarin de transitie door RUD-medewerkers als duidelijk wordt ervaren

Ook de duidelijkheid van de transitie schept een negatieve tendens. Zo scoort 64% van de

respondenten slechts 0 of 1, waardoor zij de transitie als volstrekt onduidelijk ervaren. De overige respondenten vinden dat de transitie op dit moment in meer of mindere mate wel duidelijkheid met zich meebrengt. Dit betreft zo’n 36% van de medewerkers. Een gebrek aan duidelijkheid is daarmee een belangrijk punt van zorg voor medewerkers van RUD IJsselland.

Ook in de interviews is dit een probleem dat telkens wordt aangehaald. Zo zegt een

medewerker: “Er is momenteel nog zoveel niet duidelijk dat men ongemotiveerd raakt. Het duurt te lang. Ik snap wel dat men niet veel meer kan zeggen, maar over het algemeen ziet het ernaar uit dat ze de hele boekcover al bedacht hebben, terwijl de inhoud nog niet geschreven is. Dat geeft geen goed gevoel. Als je niet weet waar je naartoe werkt, dan raak je ongemotiveerd.” Ook het ontbreken van een eenduidige visie wordt gehekeld door medewerkers: “Wat mij opvalt is dat men nog geen strakke visie heeft. De ene keer gaan ze links, dan weer rechts. Ze zijn echt zoekende.”

Daarnaast is er een groep die wel meer duidelijkheid in het transitieproces ervaart.

Hierbinnen wordt bijvoorbeeld gezegd: “Wat fijn is, is dat we elke drie weken geïnformeerd worden door ons afdelingshoofd. Ook via nieuwsbrieven en andere kanalen is de informatiestroom best aardig op gang gekomen.” Wel zouden ook deze medewerkers graag meer zekerheid hebben, maar zij hebben er meer begrip voor dat die zekerheid er op dit moment nog niet is. In de nu volgende kruistabellen worden de resultaten weer gerelateerd aan gebied, taakveld en geslacht.

Gebied Onduidelijk Duidelijk

Oost 80,0%* 20,0%

Provincie 71,4% 28,6%

West 60,0% 40,0%

Zuid 56,6% 43,5%

Noord 55,6% 44,4%

Tabel 24: Duidelijkheid van de transitie per gebied

Wat opvalt binnen de gebieden is dat de provincie laag scoort. Dit gebied scoorde binnen de

voorgaande variabelen altijd het meest positief, terwijl nu alleen het oosten negatiever is. Een reden daarvoor kan zijn dat medewerkers van de provincie, zoals in subparagraaf 5.2.2 reeds aangegeven, naar RUD Twente of naar RUD IJsselland overgaan. Zij hebben dus met een extra onzekerheidsfactor te maken, wat deze onduidelijkheid kan veroorzaken. Omdat in Twente momenteel nog veel minder bekend is over de transitie dan in IJsselland, is het te verklaren dat de provincie op dit gebied laag scoort. Het transitieteam in IJsselland lijkt daar echter niet per se invloed op te kunnen uitoefenen.

Buiten het oosten en de provincie, is de groep die de transitie als (on)duidelijk ervaart betrekkelijk gelijkmatig over het gebied verspreid. In zowel het westen, zuiden als het noorden is de verdeeldheid groot. Wel ervaart overal een meerderheid van de medewerkers de transitie als onduidelijk, waardoor ook hier een grote opgave voor het management ligt.

Taakveld Onduidelijk Duidelijk

Toezicht 73,7%* 26,3%

Specialistische taken 73,3% 26,7%

Vakinhoudelijke toets 54,4% 45,5%

Ondersteuning 42,9% 57,1%

Management 33,3% 66,7%

Tabel 25: Duidelijkheid van de transitie per taakveld

* Scores van 0-4, op basis van histogram ingedeeld in 0-1 (Onduidelijk) en 2-4 (Duidelijk)

Dan de taakvelden. Opnieuw scoren de specialistische taken laag. Dit is dan ook een taakgebied dat over de volle breedte van de transitie meer aandacht nodig lijkt te hebben. Vakinhoudelijk toetsers ervaren ondanks hun negatieve houding wel iets meer duidelijkheid. Opmerkelijk is de positie van toezichthouders. Waar dit taakveld tot dusverre tot de meest positief scorende behoorde, ervaren zij wel de meeste onduidelijkheid omtrent het transitieproces.

Het lijkt voor het transitieteam raadzaam om binnen alle taakvelden meer aandacht te besteden aan de helderheid van het transitieproces, maar er lijkt maatwerk nodig voor

toezichthouders en specialisten, omdat deze categorieën aanzienlijk meer onduidelijkheid ervaren dan de overige taakvelden.

Een reden dat managers meer duidelijk ervaren, kan opnieuw zijn dat zij van naderbij betrokken zijn bij het transitieproces. Voor ondersteuners is dat niet per se het geval, maar gezien de centrale rol die zij vervullen, krijgen zij mogelijk wel meer informatie dan de primaire taakvelden, en dus is ook hun hoge score te verklaren.

Geslacht Onduidelijk Duidelijk

Man 62,8%* 37,2%

Vrouw 61,5% 38,5%

Tabel 26: Duidelijkheid van de transitie per geslacht

* Scores van 0-4, op basis van histogram ingedeeld in 0-1 (Onduidelijk) en 2-4 (Duidelijk)

Tabel 26 is slechts ter kennisgeving weergegeven. Opnieuw is de statistische waarde namelijk te verwaarlozen (sig=.464). Daarmee kan de conclusie worden getrokken dat geslacht geen invloed heeft op de mate waarin – op welk vlak dan ook – weerstand tegen de transitie wordt ervaren.

Concluderend lijkt het voor wat betreft de variabele ‘duidelijkheid’ voor het transitieteam zaak om een duidelijker rode draad te vormen en medewerkers meer handvatten te geven. Een heldere visie en meer zichtbaarheid vanuit het transitieteam kunnen medewerkers mogelijk meer

grip op het proces bieden. De groep die te weinig duidelijkheid ervaart betreft namelijk zo’n twee derde van de medewerkers. Zij geven bijvoorbeeld aan: “Er zijn mensen aangewezen om de kar te trekken, maar die zie je niet veel. Er wordt veel teveel gepraat over details en onbenulligheden.” En: “Er is momenteel een boel wazigheid, er is nog niks duidelijk en niemand kan duidelijke antwoorden geven.”

5.2.5 Resumé

Resumerend bestaat in het oosten van IJsselland de meeste weerstand tegen de transitie, men scoort hier op de meeste variabelen het laagst. Waar het vakgebieden betreft ervaren

vakinhoudelijk toetsers en specialisten de meeste weerstand. Het geslacht is niet van invloed op de mate waarin weerstand wordt ervaren. De negatieve houding die veel medewerkers ten opzichte van de transitie hebben, is een voornaam punt van weerstand. Daarnaast is de onduidelijkheid die de transitie met zich meebrengt medewerkers een doorn in het oog. Ook leeft de transitie maar bij een minderheid van de medewerkers. Ondanks dat, zijn zij wel bereid om de schouders eronder te zetten en er iets van te maken.

De volgende paragraaf gaat in op behoeften en verwachtingen. Weerstand komt volgens de theorie namelijk voort uit het feit dat medewerkers er bezorgd over zijn dat aan bepaalde behoeften en verwachtingen niet tegemoet kan worden gekomen na de transitie.