• No results found

Maaslinie en Peel-Raamstelling

In document 1 9 39 -1 9 45 D E E L 3 (pagina 81-94)

De zes Duitse divisies en de 4de Panzer-Division die in enkele uren dwars door Zuid-Limburg trokken, behoorden tot het zesde Duitse leger dat, zou men kunnen zeggen, als hoofdopdracht had, aan te vallen in de richting van Brussel en Antwerpen. Daartoe moest het ten noorden van Zuid-Limburg de Maaslinie overwinnen en, zo nodig, door het zuidelijk deel van de Peel- Raamstelling heenbreken. Op het noordelijk deel zou een aanval uitgevoerd worden door onderdelen van het achttiende leger dat de verovering van de

MAASLINIE

Vesting Holland als hoofdtaak had. Bij dat achttiende leger behoorde de 9de Panzer-Division die dwars door Noord-Brabant naar de Moerdijkbrug moest gaan en vandaar naar Rotterdam. De Nederlandse troepen aan de Maas ten noorden van Maasbracht en in de Peel-Raamstelling werden dus door delen van twee Duitse legers aangevallen (het zesde en het achttiende), en wel door zes infanteriedivisies in eerste linie, ondersteund door pantser- treinen op de lijnen naar Roermond, Venlo en Gennep; op die infanterie­ divisies volgden twee Panzer-Divisionen - de al genoemde 9de Panzer-

Division die bij Gennep, de 3de Panzer-Division die bij Roerm ond de Maas moest passeren.

D e numerieke overmacht van de Duitsers was groot. De Maaslinie, hoofd- zakehjk bestaande uit ruim driehonderd grote en kleine bunkers, was slechts met zeven bataljons bemand - bij elkaar niet veel meer dan één divisie. Die bataljons vormden een langgerekt scherm zonder enige diepte. D e Peel- Raamstelling werd door zestien bataljons verdedigd. Daar en aan de Maas hadden de Duitsers het voordeel dat zij nauwkeurig konden bepalen waar zij hun aanval zouden concentreren. Een klein deel van de Nederlandse troepen aan de Maas en een groot deel van de troepen in de Peel-Raamstelling kreeg op die 10de mei geen enkele Duitser tegenover zich en behoefde dus geen schot te lossen; des te zwaarder kwam de slag aan in de sectoren die de Duitsers voor hun operaties uitgekozen hadden.

Men had aan Duitse kant gehoopt dat men, door list o f door verrassing, zo al niet alle dan toch vele van de bruggen over de Maas ongeschonden in handen kon krijgen. Dat gelukte, zoals wij in ons vorig deel beschreven, bij de spoorbrug te Gennep. Militair was dat van groot belang. Een pantsertrein, gevolgd door een goederentrein waarin zich een bataljon infanterie bevond, kon kort na X -Z eit (zie kaart X op pag. y|) volkomen ongehinderd west- f ] # 0 waarts rijden; in het gebied tussen de Maas en de Peel-Raamstelling waren toen de vernielingen nog niet aangebracht en de versperringen nog niet gesteld; de twee treinen (die door menigeen aanvankelijk voor Nederlandse treinen gehouden werden1) konden brug na brug passeren; daar waar de rails de Peel-Raamstelling sneden, waren de stalen balken van de z.g. asperge- versperring nog niet in de betonnen voetstukken geplaatst. Kort na half v ijf kwamen beide treinen bij de kleine halte Zeeland die ongeveer een kilometer ten westen van de stelling lag, tot stilstand en het grootste deel van het batal­ jon werd ontladen. Op de gevechten welke zich toen ontwikkelden, komen wij straks terug.

Met de spoorbrug in handen konden de Duitsers tegenover Gennep op de westelijke oever van de Maas, noord- en zuidwaarts uitzwermend, de Nederlandse verdedigingslinie een eindweegs oprollen. Aan de spoorbrug hadden zij, hoewel zij die met bielsen geschikt maakten voor ander verkeer, niet voldoende; dicht er bij begonnen zij met het slaan van een pontonbrug - die was vooral nodig voor de 9de Panzer-Division waarvan de honderd- vijftig tanks die vrijdag uit Duitsland kwamen aanrollen.

Behalve de spoorbrug te Gennep gingen alle bruggen over de Maas tijdig de lucht in. In ons vorig deel beschreven wij, hoe dat bij de verkeersbrug en de spoorbrug te Roermond (beide object van aanslagen door detachementen van de Abwehr) nog maar op het nippertje gelukte; de spoorbrug ging de lucht in terwijl er zich al Duitsers op bevonden. Hetzelfde geschiedde bij de naast elkaar liggende spoor- en verkeersbruggen te Venlo. Een gemotoriseerde groep Duitse pioniers had opdracht, die bruggen op o f kort na X -Z eit in handen te krijgen - zij bereikte ze evenwel eerst een minuut o f twintig later. Toen wist men aan Nederlandse zijde reeds dat de bruggen in Roermond vernield waren. De Venlose bruggen hadden electrische ontsteking: één druk op de knop was voldoende om ze de lucht in te laten gaan. Een sergeant aan de westelijke oever zag een aantal verdachte personen in onduidehjk uniform de bruggen opkomen, kon met zijn kijker zien hoe er een soldaat naar de ontstekingskast omhoog klom, wachtte niet op nadere orders, maar rende zijn bunker in en drukte op de knop. De bruggen sprongen de lucht in met achttien Duitsers er op van wie er tien sneuvelden. D e pantsertrein die de spoorbrug had moeten passeren, kwam niet verder dan het station Venlo. Meteen werd druk gevuurd. De compagnie die op de westelijke oever bij de gesprongen bruggen in stelling moest gaan, werd in Blerick tegenover Venlo in de kazerne verzameld, ‘velen raakten overstuur zodat de compagnies­ commandant krachtig de orde moest herstellen.’1 De Duitse aanslag was mislukt.

Dan waren er, verder stroomafwaarts (zie kaart X op pag. 75), nog twee andere spoorbruggen: bij M ook (spoorlijn Nijmegen-Venlo) en bij Raven- stein (spoorlijn Nijmegen-Den Bosch) en één verkeersbrug: bij Grave. Die bij M ook sprong om 4 uur 3o,2 die bij Ravenstein om 5 uur 15, die bij Grave (door onbegrijpehjk en gevaarlijk talmen van de plaatselijke commandant) pas om 6 uur 45.3 Op geen van die drie bruggen hadden de Duitsers aan­ slagen voorbereid.

1 (Sectie krijgsgeschiedenis) V . E. Nierstrasz: De verdediging van Noord-Limburg en Noord-Brabant, mei 1940 (1953), p. 94, 96-97. Verder aan te halen als Nierstrasz: Noord-Limburg en Noord-Brabant. 2 A .v ., p. 179. s A .v ., p. 233.

MAASLINIE

Niet alleen de bruggen over de Maas waren onder bewaking gesteld maar ook de pontveren. Er waren tussen Maasbracht en Grave achttien van die oeververbindingen. Tevoren was opdracht gegeven, in elke veerboot explosieven aan te brengen; de boten moesten bij een Duitse aanval midden op de rivier tot zinken gebracht worden. Dat gelukte op de iode mei met nagenoeg alle veerponten, helaas niet met die in Roermond waar vergeten was, voor de springlading te zorgen. D e pont lag er aan de westelijke oever. Terwijl de Duitsers al aan de oostelijke oever zaten, poogde een moedige sergeant-majoor van de politietroepen met enkele korporaals alsnog de lading aan boord te brengen, ‘halverwege wordt hij echter’, aldus een verslag, ‘door het razende vuur van de Duitsers getroffen en letterhjk uit elkaar ge­ reten; de overblijfselen hangen als wasgoed aan de prikkeldraadversper­ ringen.’1

W aar (met uitzondering van Gennep) bruggen en veerponten ontbraken, moesten de Duitsers met andere middelen de Maas oversteken. Zij hadden daar een dertiental punten voor uitgekozen die meest dicht bij het eindpunt van de aanvoerwegen uit Duitsland lagen. De Nederlandse bunkers op de westelijke oever hadden zij zorgvuldig verkend en in kaart gebracht en voor het oversteken hadden zij als regel hun keuze laten vallen op sectoren waar door bochten in de rivier het vuur uit die bunkers het minst effectief zou zijn. Aan elke poging, de rivier over te steken, ging dan een zware beschieting vooraf waaraan bij het gedeelte van de Maas dat op enkele kilometers af­ stand van de Duitse grens lag, deelgenomen werd door zware houwitsers die op Duits gebied stonden. De uitwerking van het artillerievuur werd waargenomen uit kleine vliegtuigjes, bij M ook uit een kabelballon die boven het Reichswald hing. De Duitse opzet was, aan een bepaald riviergedeelte bunker na bunker buiten gevecht te stellen (de lichtste bleken niet bestand tegen de Duitse granaten) om daarna, soms onder dekking van een rook­ gordijn, in rubberbootjes (kleine voor een man o f vijf, grote voor een man o f twintig) troepen over te zetten; die bootjes werden door de inzittenden naar de overkant gepagaaid. Lukte die eerste overtocht, dan werd de rubber­ boot aan een lijn teruggehaald; zo kon men de Duitse troepen aan de weste­ lijke oever versterken en die konden dan, zijwaarts uitzwermend, de Neder­ landse bunkers en andere weerstandsnesten gaan opruimen.

Plaatselijk kwam het tot hevige strijd.

Het uitbreken van de oorlog was voor de Nederlandse militairen aan de Maas en in de Peel-Raamstelling een enorme schok geweest. Keer op keer was hun ingeprent dat zij ‘tot de laatste man’ moesten standhouden - dat waren zo van die consignes die, zo lang het vrede was, geen enkele realiteits­ waarde hadden. Op 7 mei was de alarmtoestand afgekondigd, in de twee daarop volgende nachten waren velen al slaap tekort gekomen - en nu op­ eens, 10 mei in alle vroegte, ratelend machinegeweervuur en kanongebulder aan de Maas, hier en daar laag overvliegende Duitse toestellen, brandende boerderijen, ‘paarden en koeien die gek van angst door elkaar hollen, alles vertrappend.’1 ‘Er is geen twijfel meer mogelijk’, aldus een in Asten inge- kwartierd militair die zijn eigen reacties met prijzenswaardige zuiverheid beschreef,

‘de hel van de oorlog is over ons losgebroken en ik zit er midden in! Ik krijg een huilbui en begin luidop te bidden, vervuld als ik ben met gedachten aan mijn vrouw en kinderen. Juffrouw Martens wekt Joosten die in de kamer naast de mijne slaapt en ik loop helemaal van streek naar beneden en de deur uit. Daar is half Asten al op de been. Iedereen weet iets en langzaam begint de situatie tot me door te dringen. . .Joosten komt nu ook doodsbleek en ontdaan beneden en ik word bij de buren voorzien van een kop thee en een paar beschuiten die ik haastig naar binnen werk. ’t Geraas en gedreun duurt voort, maar ik kom in­ middels wat tot bedaren. Als ’t dan toch moet wezen, dan in Godsnaam en dan ken ik mijn plicht.

Op ’t Koningsplein is ’t precies als op de markt. Overal mensen in groepjes voor de huizen, zenuwachtige gesprekken en bleke gezichten. Bij ’t Heilig Hartmonument loopt onze aalmoezenier op z’n eentje heen en weer. Ik bedenk me geen ogenblik en vraag hem om te biechten. Heen en weer lopend regel ik mijn zaakjes met Onze Lieve Heer en vraag na afloop van de absolutie om zijn priesterzegen voor mij en mijn gezin. Ik was ongetwijfeld de eerste, maar aanstonds komen er meer die me op een afstand hebben bezig gezien. Ik voel me rustiger worden; er komt zelfs een soort vastberadenheid over me die ik niet had verwacht en waar ik zelf me inwendig over verbaas.’2

Bij hoevelen die aanvankelijk ‘doodsbleek en ontdaan’ waren maar in wie, tot eigen verrassing, ‘een soort vastberadenheid’ groeide, speelde zich een 1 A.v., p. 13. 2J. H. Th. J. Westen: ‘Relaas van mijn belevenissen tussen 10 mei en 11 juni 1940’, p. 16-18 (a.v., no. 223).

MAASLINIE

overeenkomstig proces af? W ij mogen niet generaliseren. Nagenoeg alle militairen waren in den beginne bevreesd - bevlogen van de angst, gewond te raken o f liet leven te verliezen. De een at in zijn nervositeit alles op wat maar eetbaar was (om te beginnen het militaire noodrantsoen), de ander kon geen hap door de keel krijgen. Schokkend was steeds de vuurdoop - het fluiten der kogels en gieren der granaten, de ontploffingen, het zien van de eerste gewonden, de eerste gesneuvelden. Ergens bij de Maas in Noord- Brabant doken twee Duitse duikbommenwerpers op een Nederlandse luchtafweerbatterij neer. ‘Een van de mannen van het afweergeschut’ , schreef een militair die met zijn compagnie langstrok,

‘was doodgeschoten. Het is moeilijk, de emotie te beschrijven die we voelden toen we hem zagen liggen. Je was verontwaardigd maar niet eens razend, meer nieuwsgierig dan iets anders. De eerste gesneuvelde! ‘Ik wou dat ik voorlopig een vogeltje was’, zei iemand. Het was de eerste keer in zijn leven dat hij een dode zag. Het was een schok, zoals de beschieting uit de lucht, waarvan geen van ons tevoren een voorstelling had. De rest van die dag lagen we langs de dijk, zoveel mogelijk onder de bomen. Wij waren al gedemoraliseerd.’ 1

Men ziet: deze compagnie werd verder die eerste dag niet in de strijd betrokken. Bij vele van de onderdelen aan de Maas waar dat wèl het geval was, kwam men over de schok van de vuurdoop heen, aanvaardde de ge­ varen en risico’s van het gevecht en sloeg vastberaden van zich af. Het feit dat men (met slechte verbindingen!) in kleine groepjes bijeen zat (een paar man samen in één bunker o f dicht naast elkaar in z.g. schuttersputjes) had, naast nadelen, het grote voordeel dat van het voorbeeld van één flinke kerel een onmiddellijk effect kon uitgaan. Neem die wachtmeester die bij een klein veerbootje over de Maas, dicht bij het klooster van St. Agatha (tussen Gennep en M ook: een punt waar de Duitsers de rivier wilden oversteken) een stokoud kanon bediende:

‘De omgeving van het voetveer . . . lag onder zwaar vuur, waarvan in het bijzonder het kanon van 8-staal, bediend door een wachtmeester en acht man, te lijden had. Deze flinke wachtmeester besloot af te wijken van zijn instructie om slechts op pantserwagens te vuren, deed de voorbereide hulpmiddelen voor nachtelijk vuur afbreken en het stuk omzetten, zodat hij vuur kon brengen op een vijandelijk mitrailleursnest in een schuur naast het veerhuis.

Hoewel het vijandelijk vuur het bijna onmogelijk maakte, het kanon te richten, slaagde hij daarin en wist de schuur met het mitrailleursnest te vernieti­ gen. Hij zelf werd driemaal gewond en had daardoor een verlamde arm. Des-1 M. Smedts in Den vaderland getrouwe. Een boek over oorlog en verzet. . . geschreven

X . D e val van de Maaslinie Plaatsen en tijdstippen waarop de Duitsers op de ochtend van 1 o mei de Maas over­ schreden, zijn in rood aangegeven. Alleen de Nederlandse troepen die zich aan het

niet-aangevallen Maasgedeelte bevonden, konden naar de Peel-Raamstelling terugkeren.

MAASLINIE

niettegenstaande bleef hij in actie en wist hij zelfs een brandend stuk camouflage- net van de kruitton te verwijderen. Van zijn mannen werden er vier gewond en tenslotte moest het stuk worden verlaten, waarna de bediening met de karabijn verder streed.

De wachtmeester raakte bewusteloos, kwam eerst in de namiddag tot bewust­ zijn en sleepte zich toen naar het klooster waar hij werd verzorgd.’ 1

D e Duitsers waren toen bij St. Agatha al over de rivier, maar dat was hun eerst om elf uur ’s morgens gelukt.2 Op sommige andere punten nam het hun nog meer tijd. Bij Venlo, waar zij zich in alle huizen aan de rivierkade genesteld hadden, wist één compagnie (ca. tweehonderd man) tot in de avond een heel Duits regiment (ca. vierduizend militairen) te beletten, over de Maas te komen - ‘een resultaat dat voortreffelijk kan worden genoemd’, aldus de zeer zorgvuldige en met zijn lo f zeer spaarzame Nierstrasz.3 Bij Roermond hielden (terwijl een deel van de bevolking door nieuwsgierigheid gedreven, onbewust van gevaar, naar de gevechten stond te kijken4) honderd man een Duits regiment vier uur lang op - en waarlijk, ook hier zetten de Duitsers alles op alles om snel over de rivier te komen:

‘Rubberbootjes glijden de Maas in, Duitsers er in, laag kruipend tegen het koele rubber dat hun geen bescherming bieden zal.

Granaten granaten

-Treffers op onze bunker. De schietgaten brokkelen af na elke treffer - stof­ wolken verduisteren de felle schichten der wapens die het vuur beantwoorden. Het rubberbootje is op de helft van de Maas gekomen - wordt gegrepen door een kogelbundel uit de mitrailleur van de kazemat. Daar achter brandt het dorp.

Langzaam glijden de Duitsers van het bootje in het rusteloze water van de Maas - aan een lijntje trekken de troepen aan de kant het bootje weer terug.

Lijken in de Maas - grotesk in hun houding. Ik tel er tientallen. Gewonden brullen en zinken.

Waarom zinken de gewonden en blijven de lijken drijven?

’n Vuurstoot van onze troepen - ’n vuurstoot van de Duitsers. Wéér wordt het bootje teruggetrokken. Driemaal - viermaal - vijfmaal. Duidelijk onder­ scheid ik de Duitse officieren die met de revolver in de hand de bootjes weer vol krijgen . . . Ze komen toch niet verder dan het midden - steeds acht tot tien Duitsers tegelijk.’

Dan wordt de Duitse artilleriebeschieting te zwaar; de bunker wordt verlaten:

1 Nierstrasz: Noord-Limburg en Noord-Brabant, p. 171. 2 A.v., p. 188. 3 A.v., p. 107. 4 (Minist. van binnenl. zaken) J. Koolhaas Revers: Evacuaties in Nederland 1939-1940 , p. 231. Verder aan te halen als Koolhaas Revers: Evacuaties.

‘We kunnen het niet houden - het is teveel. Slag op slag - dreun na dreun - de eentonige dood, en dan al dat s t o f.. . Waar blijft onze artillerie? . . .

Het is gruwelijk te zien hoe de granaten huishouden onder onze troepen; gewonden worden langs de weg gelegd - verminkte lichaamsdelen bij elkaar gezocht en netjes met een tentzeiltje bedekt. Daar tussen zitten de soldaten in ge- improviseerde schuilkelders, biddend bij de ene voltreffer, vloekend bij de volgende, gebogen om zo dicht mogelijk bij de grond te zijn, luisterend naar het gieren, dat onheilspellend gieren. Nooit hebben we de aarde meer gewaardeerd dan wanneer we onze angstige gezichten in de koele grond drukken, wachtend op het barsten van de granaten, de vingers in onze oren o f diep in de grond geklauwd - blij, wanneer we het zachte ruisen van het stof op onze nek voelden neerkomen.’ 1

Verscheidene, vooral kleinere bunkers waren er in de Maaslinie waar, door Duitse voltreffers, de gehele bemanning sneuvelde. Behalve bij Venlo waren de Duitsers aan het eind van de ochtend evenwel overal waar zij dat wilden, over de rivier gekomen - ‘met een geweldig élan en ontzag inboe­ zemende doodsverachting’, schrijft Wilson. ‘Er werd gepagaaid onder de maatroep ‘Sieg-H eil!’ ’2

Was de overtocht eenmaal gelukt, dan kostte het de Duitsers op de meeste plaatsen niet veel moeite, de dunne Nederlandse linie op te rollen; menigmaal dreven zij daarbij Nederlandse krijgsgevangenen voor zich uit om zich te dek­ ken.3 Op punten die goede wegverbindingen hadden, begonnen zij, was de westehjke oever eenmaal veroverd, onmiddelhjk met de aanleg van oorlogs- bruggen: bij Wessem, bij Roermond (waar ze eerst de niet-opgeblazen veer­ pont konden gebruiken4), ten zuiden en ten noorden van Venlo, bij Gennep (al genoemd) en bij M ook - al die bruggen kwamen in de loop van de iode mei gereed. Op de oostelijke oever waar de Nederlandse grensposten soms geen o f weinig, soms hardnekkig verzet geboden hadden, was de mannelijke bevolking toen in menig oord al gedwongen, voor de Duitsers te werken: versperringen moesten opgeruimd worden,5 paarden en wagens werden gevorderd om de Duitsers bij hun transporten te helpen.6

Aan een gedeelte van de rivier, ongeveer halverwege Venlo en Mook, tussen de opmarsgebieden van zesde en achttiende leger, verschenen geen Duitsers. Het Nederlandse bataljon dat hier in stelling lag, kon samen met de aangrenzende compagnieën van andere bataljons in vrij goede orde op de Peel-Raamstelling terugtrekken; overigens waren er maar weinig Neder­

1 H. H. A. Sengers: ‘Herinneringen’, p. 21-23. 2 Wilson: V ijf oorlogsdagen, p. 1 1 1 . 3 Nierstrasz: Noord-Limburg en Noord-Brabant, p. 100, 113. 4 A.v., p. 67. 6 Velden

MAASLINIE

landse militairen welke die stelling wisten te bereiken. Sommigen konden zich dagenlang schuilhouden, de mcesten werden nog op de iode mei krijgsge­

In document 1 9 39 -1 9 45 D E E L 3 (pagina 81-94)