• No results found

KOMST DER EERSTE FRANSEN

In document 1 9 39 -1 9 45 D E E L 3 (pagina 166-170)

‘Hoge eisen bleken ze niet te stellen, ’n Slok landwijn spoelde het droge kommiesbrood door de keel en bleek hun goed te smaken. Aan de tucht en de orde mankeerde niets.’1

Over zee werden andere Franse eenheden aangevoerd. De torpedoboot met één compagnie van de óoste infanteriedivisie meerde tegen half zes ’s avonds in Vlissingen, ongeveer op het moment waarop zich in Duinkerken een groot vrachtschip in beweging zette dat, door v ijf torpedoboten geës- korteerd, met het eerste deel van de gevechtsgroep van generaal Durand aan boord ook al in de richting van Vhssingen koers zette; in de nacht van 10 op i i mei zou het daar aankomen. Tevoren had men in de Scheldemond de magnetische mijnen welke de Luftwaffe daar ’s morgens vroeg afgeworpen had, onschadelijk gemaakt.

Op de avond van de iode had de commandant Zeeland, schout-bij-nacht van der Stad, in Middelburg een belangrijk maar enigszins teleurstellend gesprek met de Franse kolonel de Beauchesne. Het Algemeen Hoofdkwartier (geheel onkundig van hetgeen zich in de loop van de dag aan Franse troepen­ bewegingen afgespeeld had) had namehjk kort na negen uur uit Parijs tele­ fonisch bericht gekregen van overste van Voorst Evekink dat, luidens in­ lichtingen die deze van generaal Gamelin persoonlijk ontvangen had, de eerste Franse troepen al bezig waren, de Wester Schelde over te steken; voorts zou, zo meldde van Voorst Evekink, het Franse zevende leger ‘zo spoedig mogelijk’ naar de streek Breda-Tilburg gebracht worden en in ver­ band daarmee drong, zei hij, generaal Gamelin er op aan, dat ‘de troepen die de Peelstelling bezetten’ (dat die stelling bij M ill doorbroken was en dat al de order was uitgegaan, haar geheel te verlaten, wisten Gamelin en van Voorst Evekink niet), naar het westen zouden terugtrekken om met het zevende leger contact op te nemen.2

Het bericht uit Parijs klonk hoopvol, en voor generaal Winkelman was speciaal de mededeling van belang dat zich op Walcheren en Zuid-Beveland al Franse troepen bevonden: konden die niet onmiddellijk naar de Moer­ dijkbrug oprukken, waar (dat was duidelijk) het 6de grensbataljon, van het zuiden uit aanvallend, geen vorderingen maakte? Schout-bij-nacht van der Stad kreeg instructie, die vraag voor te leggen aan de commandant van die eerste Fransen. Dat deed hij - maar hij kreeg negatief bescheid. Kolonel de Beauchesne ‘antwoordde dat een dergelijk optreden in strijd zou zijn met de aan hem verstrekte opdracht, doch dat het geval-Moerdijk ongetwijfeld

1 ‘M ei 1940 in W est Zeeuws-Vlaanderen’ , in Zeeland in bewogen jaren, 1940-1945, dl. V ,p . 155 . 2 D . van Voorst E v e k in k :‘M emorandum over de Peel-Raam stelling’ (19 mei 1946), Enq., dl. I b, p. 44.

op 1 1 mei zou worden opgelost door de Franse troepen te Breda en omge­ ving.’1 Kon de opdracht aan de Franse kolonel dan niet gewijzigd worden? ’s Avonds laat belde generaal Winkelman persoonlijk generaal Gamelin o p ; hem werd beloofd, dat naar het zevende leger order zou uitgaan om de Duitsers van de Moerdijkbrug te verjagen.2 In ons volgend hoofdstuk zullen wij zien wat daarvan terecht kwam.

Vermelding verdient nu, dat op die iode mei in Vlissingen niet alleen Franse maar ook Engelse militairen aan land gekomen waren.

W at had zich die dag in Londen afgespeeld?

Londen

Dat het Duitse offensief in West-Europa, zodra het losbarstte, zich ook tot Nederland zou uitstrekken, was door de regering en de militaire leiding van Engeland voorzien. Men had evenwel (daar kwam het op neer) Neder­ land bij voorbaat afgeschreven. De enige militaire operatie die voorbereid was (de Nederlandse marine-attaché te Londen werd, zoals wij al eerder vermeldden, in de loop van de ochtend van 10 mei hieromtrent in gelicht), hield in, dat z.g. demolition parties per torpedobootjager naar IJmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen overgebracht zouden worden (een vierde vemielploeg zou in Antwerpen ontscheept worden), o.m. om er de haven­ installaties onbruikbaar te maken en de aardolietanks in brand te steken. Voorts had de Admiralty tevoren vastgesteld dat het transport van de goud­ reserve van de Nederlandse Bank over de Noordzee een eskorte zou krijgen van enkele Engelse marine-eenheden.

Er was aan Engelse kant nog een voorzorgsmaatregel getroffen die, voor­ zover bekend, aan de Nederlandse marine-attaché niet meegedeeld was. Medio april hadden de Britten twee oude schepen van de Harwich-hjn, eigen­ dom van de London and North Eastern Railway Company, de ‘St. Denis’ en de

‘Malines’ , naar Rotterdam gezonden; daar lagen ze, voortdurend onder stoom, in een van de kleinere havens, de IJselhaven, tussen Rotterdam en Schiedam3 - de bedoeling was dat zij, als de Duitsers aanvielen, het Engels

1 Kam erling: Zeeland, p. 16. 2 H . F. M . van Voorst tot V oorst: ‘Notities’, p. 108. 3 (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal van Scheepvaart) W . E. van Popta: ‘Feiten en gegevens met betrekking tot de Nederlandse koop­ vaardijvloot in de tweede w ereldoorlog’ (1959, stenc.), p. 4 1 ; verder aan te halen als van Popta: ‘K oopvaardijvloot’ .

EE N E N G E L S E E V A C U A T I E

consulaatspersoneel en de in Rotterdam, wellicht ook elders woonachtige Engelse burgers aan boord zouden nemen; uiteraard zouden zo, in geval van nood, ook allen die bij het werk van de Engelse geheime dienst betrokken waren, aan Abwehr en Sicherheitspolizei kunnen ontsnappen.

Tot die laatsten behoorde, zoals w ij in ons vorig deel beschreven, de Nederlander A. J. J. Vrinten, ‘firmant’ van ‘Zaal & C o ’, in werkelijkheid een van de naaste medewerkers van het in Den Haag gevestigde bureau van de

Secret Intelligence Service. Vrinten werd sinds enkele jaren terzijde gestaan door de jeugdige F. A . van Koutrik die in de herfst van '38 zijn diensten mede aan de Abwehr ter beschikking gesteld had - feit, dat Vrinten uiteraard onbekend was. Op de ochtend van 10 mei snelden van Koutrik en zijn vrouw naar Vrintens woning. Vrinten (die zich bewust was dat hij, als hij in Duitse handen viel, zijn leven verbeurd had) was er haastig bezig, papieren te ver­ branden en koffers vol te stouwen. Tijd om alle documentatie te vernietigen, was er niet, maar Vrinten zei dat hij daar al maatregelen voor getroffen had. Men reed per auto naar de ‘Malines’; de auto ging nog een keer terug om persoonlijke eigendommen van Vrinten op te halen; ‘het gehele archief, en daarin stond een heleboel’ , bleef, aldus van Koutrik, liggen.1 In totaal waren er ongeveer honderdzestig passagiers aan boord, allen Engelsen behalve Vrinten, van Koutrik en de hunnen, toen de ‘Malines’ omstreeks de middag de Nieuwe Waterweg opstoomde en koers zette naar Engeland.2 De ‘St.

Denis’ bleef achter - zo ook Vrintens documentatie.

W at precies met die documentatie gebeurd is, weten wij niet; wèl, dat de

Abwehr korte tijd later een medewerker van Vrinten, de Waalwijkenaar F. A . Hensen (wiens naam door van Koutrik aan de Abwehr doorgegeven was), over zijn relaties met Vrinten ondervroeg; Hensen deelde toen mee, in welk Brabants pension Vrinten zijn vakantie placht door te brengen en in dat pension trof men twee koffers met documenten aan, waarin zich o.m. ‘een zeer nauwkeurige boekhouding’ bleek te bevinden ‘van alle door Vrinten in verband met zijn werkzaamheden gemaakte kosten en betalingen, gedaan aan zijn met name genoemde medewerkers.’3 Reeksen arrestaties en enkele doodvonnissen vloeiden hieruit voort.

1 Getuige F. A . van Koutrik, Enq., dl. IV c, p. 1522. 2 Getuige A . J . J . Vrinten, a.v., dl. II c, p. 602. 3 Verhoor van T . A. R . Protze, a.v., punt f, gestenc. bijlage

335

, p-

13

-In de morgen van 10 mei ging in Londen de order uit, dat de demolition

parties moesten embarkeren. Het voor IJmuiden bestemde detachement werd in de torpedobootjager ‘Whitshed’ overgevaren. Onderweg en tot in de haven van IJmuiden toe, werd de ‘ Whitshed’ door de Duitsers gebombardeerd. D e demolition party van zeven officieren en honderd-een-en-twintig man, onder bevel van Commander M. G. Goodenough, bestond uit een land- machtploeg (militairen van de genie) die zich naar Amsterdam moest bege­ ven (zij reisde per trein door), en een marineploeg die in IJmuiden bleef.

Commander Goodenough had een reeks vérstrekkende plannen bij zich, die evenwel door de commandant van de positie-IJmuiden, kapitein-luitenant- ter-zee C. Hellingman, ingrijpend gewijzigd werden. Z o was de Engelsman voornemens geweest, de IJmuidense sluizen in geopende stand te vernielen, hetgeen betekend zou hebben dat het Noordzeekanaal, met desastreuze gevolgen allereerst al voor de waterstand in de aangrenzende polders, in vrije communicatie zou komen te staan met de Noordzee.1 Overste Hellingman wist de uitvoering van dat van weinig deskundigheid getuigende denkbeeld te voorkomen.

Met de torpedobootjager ‘ W ild Swan’ kwam die iode tegen het einde van de middag een tweede vernielingsploeg (negen officieren, zes-en-tachtig minderen) onder bevel van Commander J. A. C . Hill, de haven van Hoek van Holland binnen. De marineploeg begon met de voorbereiding van een reeks vernielingen en blokkeringen (een voorbereiding welke op n mei voltooid werd), een ploeg van de Britse genie had opdracht, de grote aardolievoor- raden bij Pemis in brand te steken. Die ploeg voer ’s avonds met een van de Hoek-van-Hollandse loodsboten (‘Stoomloodsvaartuig 19 ’, bij de marine in dienst als bewakingsvaartuig) naar Rotterdam; Commander Hill ging mee. Inmiddels had evenwel, zoals wij al vermeldden, generaal Winkelman gelast dat het onbruikbaar maken van de aardolievoorraden (door menging van de verschillende soorten) alleen maar voorbereid mocht worden; hij had het, terecht, prematuur geacht, de tanks in een zo vroeg stadium van de strijd in brand te steken. D e militairen van de Britse genie keerden dus op 1 1 mei per trein naar Hoek van Holland terug.2 ’s Nachts hadden zij in Rotterdam geholpen bij het in de loodsboot laden van goudstaven van de Nederlandse Bank ter waarde van f 22 miljoen. Er was in het betrokken bijkantoor van de bank (de kluizen te Amsterdam waren niet groot genoeg geweest) nog veel meer goud aanwezig, maar doordat dat bijkantoor aan de Boompjes lag waar de Duitsers bij daglicht hun vuur op konden richten,

1 Nierstrasz: West- en Noordfront Vesting Holland, p. 9 -10 . 2 K . W . L . Bezem er: Z ij vochten op de zeven zeeën, p. 44.

In document 1 9 39 -1 9 45 D E E L 3 (pagina 166-170)