• No results found

DE BURGERIJ GEÏSOLEERD

In document 1 9 39 -1 9 45 D E E L 3 (pagina 126-130)

1 (Ministerie van sociale zaken, gewestelijke arbeidsbeurs Amsterdam) Gedenkboek Sleutels en Schakels, 19 0 8 -19 58 (1958), p. 54. 2 ‘Herinnering aan tien jaar geleden’, Algemeen Handelsblad, 10 mei 1950. 3 J . C . Herpel: ‘W ij in de oorlog. R eportage van het leven in de oorlogsdagen begin mei 1940 in zuidoost ’s Gravenhage’ , p. 6-7 (Collectie dagboeken, no. 232). 4 O p 12 mei w erd de bestelling van brief­ kaarten w eer toegestaan. (J. G . Visser: P T T 1940 -1945. Beleid en bezetting, p. 25). 6 A .v ., p. 32. 6 Tekst in D e Telegraaf, 10 mei 1940.

berichten doorgeven, dat het aannemen van telegrammen ’s middags stop­ gezet werd; op de n d e gebeurde hetzelfde.1

Al die maatregelen hadden tot effect dat men binnen de eigen woonplaats o f w ijk geïsoleerd raakte en door dat isolement werd de vatbaarheid voor berichten en geruchten versterkt. W aarlijk: die waren schokkend genoeg! ’s Avonds pas zouden de avondbladen verschijnen; wie een radiotoestel had (er waren, op ruim negen miljoen inwoners, meer dan een miljoen toe­ stellen in het land) o f aangesloten was bij de radiodistributie (ruim vierhon­ derdduizend aansluitingen2), ‘hing’ aan de luidspreker. Die eerste dag kwa­ men er drie z.g. legerberichten.3 Het eerste, ’s morgens even na half negen4 omgeroepen, meldde dat ‘de bruggen over Maas en IJsel vernield’ waren (die bij Gennep was in Duitse handen gevallen), dat de Duitsers alleen bij Arnhem tot de IJsel waren opgerukt en dat de Duitse parachutisten ‘die voor een deel in Nederlandse uniformen gekleed waren’, omsingeld waren en hun ver­ nietiging tegemoet gingen. Laat in de middag sprak het tweede legerbericht van een ‘verbitterd weerstand’ bieden aan IJsel en Maas (beide linies waren in werkelijkheid al doorbroken); vier Duitse pantsertreinen heetten buiten gevecht gesteld (in werkelijkheid: twee), ‘waarvan één tegelijk met de spoorbrug bij Venlo in de lucht vloog’ (hetgeen onjuist was); minstens zeven­ tig Duitse vliegtuigen waren neergeschoten en ‘van verschillende plaatsen’ werd ‘gemeld, dat Nederlandse krijgsgevangenen door Duitsers als dekking werden gebruikt.’ Kort na middernacht voegde het derde legerbericht5 nog toe dat meer dan honderd Duitse toestellen vernietigd waren; veertien buitgemaakt; en alle vhegvelden in het westen ‘op één na’ (Waalhaven, het belangrijkste) heroverd.

Die nogal positief klinkende legerberichten werden met opluchting, ja veelal met enthousiasme begroet. De schrijver Antoon Coolen werd samen met een geheel gezelschap door

‘een groots gevoel. . . meegesleurd als wij horen hoe de Maasbrug bij Venlo in de lucht is gevlogen, net op het ogenblik dat er een Duitse pantsertrein was opgereden. . . Wij stellen ons de katastrofe voor: de donderende explosie, de zuil van rook, de neerstortende brugdelen, de warreling van stalen binten, de in elkaar gedrukte o f vaneengereten trein, de gedode Duitsers. We schreeuwen het allemaal uit, sommigen staan van hun stoelen op en zwaaien, al roepend, met de armen, puur van blijdschap. Dat is een geduchte klap voor de vijand! Hoeveel pantsertreinen had hij ingezet? Die ene is hij al vast kwijt. Zouden er

1 J . G. Visser: P T T 194 0 -194 5, p. 27. 2 Nieuwe Rotterd. Crt., 5 mei 1940. 3 Tek­ sten in Nierstrasz: Algemeen Overzicht, p. 282. 4 J . Poortm an: D e jaren 1940-1945 (1969), p. 175 . 5 Het w erd om 1 uur 3 per radio uitgezonden (Vrij!, p. 29).

veel Duitsers in die trein hebben gezeten? Hoe meer, hoe liever, het zijn Duitsers, géén sentimentaliteit!’ 1

Aan de juistheid der legerberichten werd niet getwijfeld. Diezelfde dag waarschuwde het Algemeen Hoofdkwartier evenwel, dat de radioluisteraars uitsluitend geloof moesten hechten aan de bekende stemmen van de nieuws­ lezers van het A N P. Berichten en strooibiljetten die van ‘onderhandelingen met de aanvaller’ o f van staken van het verzet gewaagden, zouden steeds, aldus het hoofdkwartier, ‘van de vijand afkomstig zijn . . . Nooit ofte nim­ mer zullen opperbevel en regering zich inlaten met onderhandelingen met de vijand.’2 Het was een waarschuwing die, terwijl ze zekerheid wilde scheppen, onzekerheid bevorderde: wat was dat voor duivelse vijand die van de Neder­ landse golflengten gebruik kon maken om gefingeerde instructies te ver­ spreiden ! Het Algemeen Hoofdkwartier maakte overigens de fout om, ongeacht de algemene waarschuwing, de bekendmakingen met betrekking tot het militair gezag voor de radio te laten voorlezen door een van de offi­ cieren van het Centraal Luchtwachtbureau wiens stem uiteraard onbekend was - het was een handelwijze die, drie dagen volgehouden, heel wat extra verwarring wekte en op de 10de al aanleiding g af tot ‘allerlei wilde geruchten omtrent verraad e.d.’3 Trouwens, er was meer: in de avondbladen van de eerste oorlogsdag kon men lezen, dat in Den Haag door mensen die aan de huizen aanbelden (kennelijk Vijfde Colonnisten!), het bericht verspreid werd dat het gevaarhjk was, het drinkwater te gebruiken.4

Het was vooral de verrassende inzet van het Duitse luchtlandingsleger die in het westen des lands bij militairen en burgers nervositeit wekte. De onzekerheid werd versterkt doordat niet alleen op Waalhaven (dat berichtten wij al) maar ook elders aan parachutes hangende stropoppen leken te dalen die voor parachutisten gehouden werden. De werkehjke parachutisten kwamen overigens in veel sterker mate verspreid neer dan met de Duitse plannen overeenkwam, ten dele doordat zij met de wind afdreven.5 Spoedig deden geruchten de ronde dat die parachutisten een sinistere bewapening hadden, ‘de laarzen volgestopt met handgranaten. Naar werd beweerd, ook met een mechanisch pistool dat afging bij omhoogheffen der armen.’ 6 En dan waren deze lieden ook nog, aldus het eerste legerbericht, ‘voor een deel in Nederlandse uniformen gekleed’ ! Welke Nederlandse mili­ tair die men niet persoonlijk kende, kon men nog vertrouwen? Ieder die

1 A . C oolen: Bevrijd vaderland (1945), p. 17. 2 Tekst in De Telegraaf, 10 mei 1940. 3 M olenaar: D e luchtverdediging, V II, p. 7. 4 D e Telegraaf, 10 mei 1940. 5 Getuige M . R . H . Calmeijer, Enq., dl. I c, p. 309. 6 J . D . G. Poldermans: ‘D e maanden na 10 mei 1940’ (10 mei 1940, Collectie dagboeken, no. 956).

een Nederlands uniform droeg, kon een Duitser zijn. Nerveuze wachtposten gingen er toe over, iedereen die passeren wilde, enkele woorden te laten zeggen (‘Scheveningen en scheve schuiten’ bijvoorbeeld), waardoor men onmiddellijk kon constateren o f men misschien een verklede Duitser tegenover zich had. Die man hoefde niet eens in uniform te zijn! Druk werd rondverteld dat parachutisten (hun camouflagejak kan tot die misvatting bijgedragen hebben) zich als boer, pastoor o f non verkleed hadden. Dat was een extra-enerverend element in de situatie van de eerste oorlogsdag die op zichzelf speciaal voor de militairen al zo enerverend was. Velen hunner werden wat men in het Engels trigger-happy noemt: zenuwachtig spiedden zij rond o f zij iets verdachts zagen en was dat het geval, dan werd meteen ge­ vuurd. In Rotterdam gebeurde het ‘vele malen’ dat op politieagenten gescho­ ten werd door militairen, ‘onbekend als deze waren met de uniformen en de uitrusting der politie.’1 Binnen het militaire apparaat ontstond op menig punt nog méér verwarring doordat officieren, menend dat die geheimzinnige Vijfde Colonnisten in de eerste plaats op hen zouden schieten, hun onder­ scheidingstekenen van hun uniform verwijderden.2 Bij Leiden naderde die ochtend een autobus met militairen een Nederlandse compagnie die de hui­ zen in een straat bezet had. Men ziet Duitse uniformen:

‘Iemand schreeuwt: ‘Daar zijn ze!’ Van alle kanten knettert het los. Van de daken en vanuit de ramen. De bus wordt doorzeefd. Er komen twee Hollandse marechaussees uit: ‘Houdt op! Krijgsgevangenen!’ Met de schrik zijn ze er afgekomen. Onder de krijgsgevangenen vele gewonden en één dode. Een Duits vliegerofficier heeft een kogel door beide ogen.’3

Overal werd van verraad gerept. Namen van vooraanstaande Nederlan­ ders deden de ronde (onder hen die van de directeur der K L M , A . Plesman) die alle geheimen van de landsverdediging aan de Duitsers doorgegeven zouden hebben. Voorts werd op die plaatsen waar de Duitsers een verrassend succes behaald hadden, voetstoots door velen aangenomen, dat alleen ver­ raders dat succes mogelijk gemaakt hadden. Op het vliegveld Bergen waren de G -i jagers begin mei verspreid en gedekt opgesteld geweest, ‘maar op 9 en 10 mei juist niet! Sommigen zagen daar een soort verraad in.’4 In Dordrecht deden omtrent het verloren gaan van de bruggen

‘reeds terstond de wildste geruchten de ronde. Het publiek begreep het niet!

1 H. dejong: ‘De Rotterdamse politie gedurende de oorlogsjaren 1939-1945’, p. 110. 2

1

. Berends: ‘Een compagnie uit de oude doos’ (1966), p. 7. 3 ‘Parachutisten, 10 mei 1940’ in Vrij! ’n Filmisch beeld van strijd en bevrijding in Nederland en Nederlands Oost-Indië, 19 39 -19 4 5, p. 61. 4 Getuige J. van denWerff, Enq., dl. I c, p. 337.

Immers, men had zo dikwijls gehoord dat onder de bruggen springstoffen waren aangebracht, waarom werden ze niet opgeblazen? . . . Daar moest verraad achter schuilen en al spoedig wist men te vertellen dat in plaats van springstoffen ladingen zand waren aangebracht.’ 1

Alles wat van het normale stadsbeeld afweek, wekte onmiddellijk ver­ denking. In Rotterdam was ten tijde van de algemene mobihsatie een alarm­ systeem voor het politiekorps ontworpen: door middel van blauwe vlaggen die op zeven-en-dertig punten bij pohtieposten en woningen van buurt- agenten uitgestoken zouden worden, zou men diegenen die niet in dienst waren, waarschuwen om onmiddellijk op te komen; toen die vlaggen op 10 mei bij enkele woonhuizen van agenten uitgestoken werden, schoolden meteen grote menigten samen die, ‘menende dat er seinen aan de (Duitse) vhegtuigen werden gegeven’ , verontwaardigd eisten dat men die vreemde vlaggen zou verwijderen.2 In Noord-Brabant wekten de reclameplaten van Duitse firma’s die waren als ‘Ata’ en ‘V im ’ produceerden, verdenking: ‘misschien dienden de platen als richtingwijzers’ - richtingwijzers voor de Duitse troepen. Gelast werd, ze te verwijderen.3 In Lunteren kwam op de avond van de iode mei in een kring van functionarissen van de luchtbe­ schermingsdienst het gesprek op het terrein waar de N S B op tweede Pink­ sterdag, 13 mei, haar z.g. Hagespraak wilde houden, en speciaal op de hoge vlaggemast die daar stond:

‘ ‘Natuurlijk ook verraderswerk’, oppert er een. En ik val ijverig in: ‘Natuur­ lijk. Dat is een baken voor de hele Veluwe. De Duitsers weten drommels goed dat hier geen afweergeschut staat en ze vliegen allemaal hier over heen.’ ‘Dan moeten we ’m om gaan hakken’, zegt de veldwachter. Er springen zes mannen op. Ah, nu kunnen we dan toch ook wat voor het vaderland gaan doen! Bij een timmerman worden haastig bijlen en zagen gevorderd voor de lucht­ beschermingsdienst. Door het bos rijden we tegen de Goudsberg op. Het Hagespraak-terrein ligt natuurlijk verlaten en onder de deskundige aanwijzingen van de diender krijgen we het gevaarte werkelijk naar beneden zonder dat er iemand verongelukt. In de keten en barakken speuren we nog wat rond. Daar staat een microfoon, de draden lopen naar een kastje. W e breken het open. ’t Ziet er erg technisch uit en we vinden dat het een geheime zender moet zijn waarmee ’t gespuis naar de Duitsers heeft geseind. De veldwachter neemt het

corpus delicti onder zijn hoede. Straks, bij de grote afrekening, zal het te pas

1 J. Bleeker: De buffer. Enkele aantekeningen van persoonlijke belevenissen en voorvallen

van 10 -14 mei 1

94

° en uit de tijd der Duitse bezetting (z.j.), p. 6. 2 H. de Jong: ‘De Rotterdamse politie gedurende de oorlogsjaren 1939-1945’, p. 25-26, 100. 3 W. Lenaers: Oorlogskroniek van Stramproy en omgeving (z.j.), p. 19.

In document 1 9 39 -1 9 45 D E E L 3 (pagina 126-130)