• No results found

Maandelijksch overzicht Letterkundige notities

In document De Nieuwe Gids. Jaargang 49 · dbnl (pagina 115-121)

Een hoogst merkwaardige literaire coïncidentie.

Gaarne willen wij hier de aandacht vragen voor een literaire coïncidentie, die zóó merkwaardig is, dat zij stellig algemeene belangstelling wekken zal.

Het betreft hier de absolute overeenstemming, wat onderwerp, uitwerking en karakterteekening betreft, van:

Louis Couperus: Majesteit, verschenen 1893, en:

Ouida's Helianthus, verschenen 1909 (als nagelaten, onvoltooid werk van deze schrijfster).

In het zoo juist verschenen werk van Henri van Booven over Louis Couperus, waarin deze auteur met een ontzaglijke toewijding, ernst en ijver bijeengebracht heeft, wat voor ons interessant is om te weten, van den grooten en geliefden schrijver Louis Couperus, lezen wij ook alles, wat bekend is omtrent het werk Majesteit.

Henri van Booven vermeldt tevens de overeenstemming van dit werk met Les Rois van Jules Lemaître, ofschoon deze gelijkheid niet zoo frappant is als die van Helianthus met Majesteit Maar over Ouida's werk wordt in dit opzicht niet gesproken, en ook nergens anders zag ik er ooit melding van gemaakt.

Henri van Booven vertelt ons van Couperus' voorliefde voor het werk van Ouida. Het kleurige, romantische en tegelijk straffe en sarcastische, het idealiseerende en tegelijk forsch-realistische in deze schrijfster zal den fijnen, gevoeligen,

werkelijkheids-getrouwen Louis Couperus hebben aangetrokken, die immers zèlf

al deze elementen in zich had, en die eveneens bekoorde door zijn geestigheid, zijn zelfbeheersching, zijn extases en zijn toegespitste ironie, zijn natuurbeschrijvingen en zijn karakterontledingen, zijn uitbeeldingsvermogen en zijn psychologie.... alles in moderner vorm dan de zooveel oudere Ouida nog te geven vermocht, - maar in hun levensbeschouwing waren vele punten van overeenkomst; beiden zagen zij, in hun diepste ziel, het leven, zooals het is, - al noopte de teederheid van hun

kunstenaarsgeest hen ook, de werkelijkheid soms eenige schoonere illusie bij te zetten.

Men moge denken over Ouida, zooals men wil (en velen van tegenwoordig, -waarschijnlijk de meesten! ‘denken’ en, nog erger, spreken over Ouida, zonder haar te kennen!) zeker is het, dat zij het wel verdient, dat de streng-critische exact oordeelende, stipt-schiftende Cambridge History of English Litterature (1923) haar de vermelding waardig heeft gekeurd, waar de namen van zóóveel populaire en ook in Nederland welbekende auteurs zijn weg-gelaten.

Wat men thans nog van Ouida leest, is vermoedelijk niet veel anders dan: Under

two flags, Pascarel, Two little wooden shoes... en dan misschien nog: Tricotrin, Moths, Puck, Ariadne, Folle Farine.... maar ik vraag, wie is er die de fijne, poignante

korte verhalen kent: A leaf in the storm, Toxin, Don Gesualdo, of het zeer geestige

A rainy June.... of de sterke, aangrijpende romans: A village commune en In Maremma?....

Deze laatste twee boeken zijn allerminst ‘aardige’, ‘gezellige’ verhalen. Zij geven een getrouw beeld van de verschrikkelijke toestanden, welke er heerschten in de kleinere gemeenten van Italië, van den willekeur der overheid.... en den nood, de uitbuiting der lagere standen.

Het is zoo goedkoop en zoo gemakkelijk om een auteur te veroordeelen ‘op hooren zeggen’, zonder zelf de boeken te lezen, en zich een eigen oordeel te vormen. Zeker, Ouida schrijft niet, zooals men dat in den tegenwoordigen tijd gewend is geraakt; haar stijl is soms overweelderig, haar intriges zijn te romantisch, haar personnages handelen wel eens te angeliek en dan weer te demonisch; maar de groote verdienste van Ouida is, dat zij de consequenties van de door haar geschapen situaties aandurfde,

dat zij niet, terwille van de conventie, of om het gevoel der lezers te sparen, een onlogische, valsche, verwrongen oplossing gaf aan het gestelde procédé. Zij kende het leven, zij kende de menschen, en haar was een soort cynisme eigen geworden, waaraan zij uiting durfde geven, in een tijd, toen alle schrijfsters, zelfs de grootste, zich achter een zoogenaamd kiesche pruderie verscholen en de dingen, die zij toch noodig hadden voor hun verhaal, slechts vaag aanduidden of verbloemden. Ik herinner hier aan George Eliot's methode om te kennen te geven, dat (in Adam Bede) het meisje door den jonker is verleid: Arthur vindt in den koepel, waar hij altijd werkt,

een halsdoekje van Hettie. Ha! een halsdoekje! nu is de lezer voldoende op de hoogte

van de onzedelijkheden, die er in dien koepel hebben plaats gegrepen! Hij moet het tenminste uit dit simpele feit maar opmaken, want een nadere beschrijving krijgt hij niet, niet de minste of geringste! Ouida zou in deze omstandigheden rond voor de zaken zijn uitgekomen! Ik herinner hier ook aan Eliot's The Mill on the Floss, waar de hartstochtelijke Stephen Maggie op een boottocht medevoert, met de bedoeling, dat zij 's nachts niet meer terug kan, en hij zijn boozen lust dus aan haar kan voldoen. Als Maggie zich echter verontwaardigd betoont, en hem afwijst.... deinst Stephen terug en laat haar met vrede. Zou één Stephen ter wereld dat hebben gedaan, nadat hij zoo brutaal was geweest, haar te ontvoeren? Zou één Stephen zich in dit geval ‘zijn prooi’ hebben laten ‘ontsnappen’?

Ik stel hiertegenover de scène uit Princess Napraxine van Ouida. De prinses is getrouwd met een dronken bruut van een man, en.... ‘de rest kan men nu wel raden.’ Zij tracht zich voor hem te behoeden in de particuliere kapel harer vertrekken, aan de voeten van het Moeder Godsbeeld. Haar man volgt haar echter in zijn drift, en één enkel zinnetje geeft den toestand aan der rauwe werkelijkheid:

‘Het Moeder Godsbeeld had haar niet beschermd.’

Men houdt Ouida voor overdreven, onnatuurlijk, sentimenteel. Zij is niet gevoelerig, Ouida, zij durft het leven aan, óók al is dit terugstootend en aangrijpend, en kwetst het onze fijne zenuwen. Zij kan wreed zijn in haar trouw aan de realiteit, Ouida.... zooals b.v. in haar verhaal: A Flemish Dog. Zij beschrijft daarin een kleinen jongen, die veel aanleg voor teekenen heeft en meedoet

aan een teekenwedstrijd, uitgeschreven door de stad Antwerpen. Hij heeft geen opleiding gehad, hij heeft met de grootste moeite, en de primitiefste middelen, mee kunnen dingen, maar hij verhongert en verkleumt, en.... wint niet den prijs. Dan gaat hij naar de kathedraal om er nog eenmaal de schilderijen van Rubens te zien, en wordt er den volgenden morgen, samen met zijn hond, doodgevroren gevonden. Eén der juryleden had zich zijner willen aantrekken.... en welke schrijfster van het vorige geslacht zou het over haar hart hebben kunnen verkrijgen, dien edelen helper te laat te laten komen?.... Bijna te laat.... o, stellig, dàt wel! voor de spanning, begrijpt u! maar geheel-en-al te laat, - o, neen, ach, neen!

Toestanden als in The Massarenes, Signa, Wanda, Strathmore, Chandos, gaven Ouida ter beschrijving geen gêne, frank en naturalistisch, beschreef zij ze, terwijl zij daarnaast haar fraaien stijl had, die bekoorde en boeide; haar natuurbeschrijvingen waren dikwijls heel mooi en schilderachtig-juist, en haar gesprekken waren haast altijd ‘pris sur le vif’, afgeluisterd van de wáre werkelijkheid.

Om al de hierboven genoemde qualiteiten heeft Louis Couperus Ouida liefgehad. En ik durf mij vleien met het besef, dat, als onze groote Meester het hier geschrevene had kunnen lezen, hij het er wel mee eens had kunnen zijn.

Van mevrouw Couperus mocht ik vernemen, dat er eenige persoonlijke

ontmoetingen, van Louis Couperus en zijn vrouw, met Ouida hebben plaatsgehad. Of er toen bij Couperus sprake is geweest van Majesteit, en heeft hij zijn ‘plot’ aan Ouida veteld, dat deze later op haar eigen wijze uitwerkte?....

***

De inhoud van Majesteit komt, zooals men weet, hierop neer, dat aan het Hof van Liparië de keizer en de kroonprins leven in flagranten strijd van opvattingen en ideeën. De kroonprins is een utopist, ‘a mixture of the Danish Hamlet and the English Henry the Fifth’, en de keizer is er nog een van het oude régime, de dictator, die onwrikbaar is en onmeedoogend en geen meegaan met de moderne denkbeelden duldt. Botsingen blijven niet uit. De keizer háát zijn zoon, en deze wil afstand doen van de

regeering, als zijn broertje Berengar sterft en hij opnieuw geroepen wordt tot den troon.

Welnu.

De intrige van Ouida's roman Helianthus (die zich nog heel goed laat lezen: probeer het eens, hij verscheenen in de Tauchnitz Edition, in twee deelen no. 4098 en 4099) is precies dezelfde.

Er bestaat een groot antagonisme tusschen den keizer en zijn zoon Othyris. (De prins heet bij Couperus Othomar.) Bij een parade heeft de prins zijn regiment een zwenking laten maken, waardoor de ‘march past’ verbroken is, om niet op menschen in te rijden, die de afsluitingen hadden verbroken en op het veld waren gekomen. Een onvergeeflijke militaire zonde!

Wij merken hoe langer hoe meer hoe de toestand is. De verhouding wordt al slechter en slechter, en ook Othyris wil liever overgaan tot het gewone, civiele leven, maar een der andere prinsen sterft, en hij moet berusten.

Ook deze prins is, evenals Othomar, een ‘mixture of the Danish Hamlet and the English Henry the Fifth’, ook hem is het onmogelijk, zijn wenschen en verlangens ten aanzien van het volk ter verwezenlijking te brengen, ook bij hem komt zijn uiterlijke positie met zijn diepere inborst in botsing. De figuur van Illyris, de renegaat, heeft veel overeenkomst met die van Zanti, uit Majesteit.

Ook de gebruikte namen hebben eenzelfde soort klank: Deliornis, Tyras, Corvus, Idumaea (Ouida), en Myxila, Barzia, Ducardi, Leonie (Couperus) zijn intrinsiek niet verschillend. Balthazar Zanti en zijn dochter gelijken in ieder opzicht op Illyris en diens dochter Ilia. De beschrijving van het landschap en de zee heeft een ongelooflijke overeenkomst bij Majesteit en Helianthus.

De gelijkheid der beide verhalen is zóó in het oog vallend in de groote lijnen, zoowel als in de details, dat het welhaast niet anders kan, of Ouida heeft kennis gedragen van het bestaan van Majesteit. De beschrijving der ‘witte stad aan zuidblauwe zee’ is bij beiden treffend van overeenkomst, evenals de gesprekken tusschen vader en zoon dit zijn, en de karakterontledingen der verschillende handelende personen. Het kan natuurlijk heel goed, dat Ouida, die belang stelde in Couperus' werk, Majesteit in een vertaling gelezen heeft; immers dit boek werd in het Engelsch

door Texeira de Mattos en Ernest Dowson in 1894 bij Fisher Unwin uitgegeven. In 1898 verscheen bij Plon, Nourrit en Co. te Parijs Couperus' Majesté door L.B., met een inleidend woord van Maurice Spronck, waarin deze op de bizondere toevalligheid wijst der overeenstemming van Majesteit en Les Rois van Jules Lemaître, terwijl de schrijvers onmogelijk door elkander beïnvloed konden zijn.

Het is dus volstrekt wel mogelijk, dat Ouida kennis had genomen van Majesteit, en er zich door geïnspireerd voelde om óók eens zoo'n onderwerp op hare wijze te behandelen. Heeft Couperus Helianthus gelezen, en hoe was dan zijn oordeel er over?....

Hoe Couperus dacht over Ouida's werk in het algemeen vertelt ons Henri van Booven in zijn, door deze en allerlei andere mededeelingen, zoo buitengewoon interessante levensbeschrijving.

‘Het was de atmosfeer in Ouida's boeken, het landschap en de liefde voor mooie, antieke kunstdingen, die fijne achtergronden van het Italiaansche landschap en de Italiaansche kunst.’

Couperus sprak zelf in zijn De zwaluwen neergestreken over Ouida's manier van beschrijven:

Dat was gezegd met zoo groote liefde, met zoo innige aandoening, met zoo kleurvolle en zonnige plastiek voorgetooverd, dat het een vizioen werd, dat nooit meer taande, vizioen van een warm vaderland, een land van belofte, Italië!....

Men ziet het: onze grootste romanschrijver, de auteur met den cosmopolitischen geest en het ruime aanvoelingsvermogen, heeft het bestaan, bovenstaande lofprijzende woorden over Ouida in het publiek uit te spreken!

Nogmaals: begin eens Helianthus te lezen, en ik wed, geacht publiek, dat Louise

de la Ramée u méévallen zal. Men is zoo gauw geneigd om van een auteur te zeggen:

o, dat is bekend, die is zoo-en-zoo; die is minderwaardig, uit den tijd, en behoort niet tot de literatuur, terwijl.... men nooit iets van hem of haar gelezen heeft! Maar als ge lust hebt, eens iets van Ouida tot lectuur te kiezen, neem dan om te beginnen, eens een harer novellenbundels, b.v. Street dust, of Le Selve, of La Strega, etc. en.... vous

m'en direz des nouvelles!....

JEANNEKLOOS-REYNEKE VANSTUWE.

In document De Nieuwe Gids. Jaargang 49 · dbnl (pagina 115-121)