• No results found

Leewen Wraak tegen de Aapen aan de Malie-baan t' Utrecht / Vengence des Lions contre Les Singes pres le Mail d'Utrecht

25 een ladder en een ijsstok Het onderstaande vers luidt:

4.6 Leewen Wraak tegen de Aapen aan de Malie-baan t' Utrecht / Vengence des Lions contre Les Singes pres le Mail d'Utrecht

Leewen Wraak tegen de Aapen aan de Malie-baan t' Utrecht [afbeelding 30], afmetingen 360 × 315 mm, vertoont sterke gelijkenis met Apen in oorlog, in 1720 uitgegeven door Leonard Schenk als onderdeel van ‘t

118 Muller 1876/77, 3203, p. 54. 119

Atlas van Stolk 1900, dl.IV, 3349, p. 194.

33

Aapenspel in de Waerelt [afbeelding 31]121. Op de website van het Rijksmuseum wordt de prent toegeschreven aan Abraham Allard. Hieronder zal duidelijk worden dat de prent al eerder - in 1673 - is uitgegeven en later door Allard aangepast ten behoeve van ’t Lusthof.

In een perspectivisch nogal eigenaardig landschap, zien we op de voorgrond een confrontatie tussen een zevental leeuwen (de Hollanders) en evenzoveel apen (de Fransen). Zes leeuwen gaan de apen met speren te lijf, versterkt door tromgeroffel, de zevende leeuw beziet het tafereel vanuit de boom die links het tafereel afsluit. In zijn poten houdt hij een document geklemd waarop in het Latijn geschreven staat: Jus protego utrumq (Ik bescherm het recht van beide partijen). Zowel de leeuwen als de apen voeren een vaandel waarop respectievelijk een leeuw en een aap (het Hollandse vaandel) en een met (Franse) lelies omringd masker te zien zijn. De Latijnse tekst in die laatste vlag luidt: castigatis subscen natorum insigne (tuchtiging wegens belediging door spottende gebaren) [afbeelding 32]. Opmerkelijk is dat dit masker vaker terugkeert namelijk op de prenten Hedendaags en Altijddurend Dool-Parket van Oorlog en Vrede [4.5 - afbeelding 25 en 27] en Dubbel Hoofdig Omzien naar de Vrede, [4.9 - afbeelding 41 en 42]. Mogelijk kan het geduid worden als een uitgegroeide olijf, en dus symbool staan voor vrede, hoewel dat Franse

vredesstreven is ingegeven door dubieuze motieven. Links van de gepluimde hoed van aap nummer 5 staat nog in kleine letters geschreven: ‘Uw hanevere ons niet trotsere’, het pakje van ditzelfde aapje is bezaaid met Franse lelies.

Een van de leeuwen heeft zeven speren in de hand die verwijzen naar de Zeven Verenigde Nederlanden. De leeuwen zijn duidelijk aan de winnende hand, de grootste stoot zijn speer in de bek van een aap die met zijn met lelie getooide staf, inmiddels geknakt, achterover tuimelt. Volgens Van Rijn doelt de prent op een twist tussen enkele Hollandse livreiknechten en die van de heer ‘Menage’ die door deze laatste hoog werd opgenomen.122 Hiermee refereert Van Rijn aan een incident uit 1712, dat plaatsvond nadat de Engelsen een afzonderlijke vrede met de Fransen hadden gesloten. De Oostenrijkers en de Republiek weigerden zich hierbij aan te sluiten omdat ze de voorwaarden onacceptabel vonden. Om de druk op te voeren verboden de Britten het Engelse deel van het geallieerde leger nog langer aan de gevechtshandelingen op het continent deel te nemen. Het Franse leger, dat van dit verbod op de hoogte was, maakte hiervan dankbaar gebruik door Denain en andere steden in de Zuidelijke (Oostenrijkse) Nederlanden te heroveren. Kort na deze geallieerde nederlaag bij Denain hadden bedienden van de Franse onderhandelaar Nicolas Ménager de livreien van de Nederlandse gevolmachtigde, graaf van Rechteren, met gebaren en grimassen

geprovoceerd. Het incident liep volledig uit de hand en werd breed uitgemeten in de media, wat de anti- Engelse houding na de als verraderlijk ervaren afzonderlijke vrede alleen maar aanwakkerde.123

In het 32-regelig Hollands en 30-regelig Frans vers wordt naar dit incident verwezen: ‘Ontfang die bruij o Aap en leer der Leewen rotten / Niet uit te jouwen noch met vingren na te spotten’. Aan het eind van het vers wordt het verhaal nog eens samengevat: ‘vraag Op wie zal de aapse Fabel passen / antwoord Op die ontijdig maakt grimassen’, in de Franse ‘Sommaire’: Qui importunent (lastigvallen) par grimace/ Je nomme

121 RP-P-OB-60.536. 122

Atlas van Stolk 1900, dl. IV, 3350, p. 194.

34

Singes (apen) sans audace (lef)).

Bij Van Rijn is bovendien een verwijzing te vinden naar een eerdere beschrijving door Muller uit het jaar 1673. De Leewen Wraak heeft dan, onder dezelfde titel, betrekking op het verjagen van de Fransen uit Utrecht, 40 jaar eerder dus.124 Muller, die overigens zelf bij de bespreking Leewen wraak niet naar deze eerdere beschrijving verwijst, bestempelt de eerdere staat van de prent (2494) als ‘zeer zeldzaam’: hij heeft hem slechts eenmaal eerder gezien namelijk in de Catalogus van de Atlas Munnicks van Cleeff, nr. 825.125 De iconografie waarbij mensen worden voorgesteld als apen komt veelvuldig voor, zoals in het genoemde Aapenspel in de Waerelt van Schenk. Meer hierover wordt besproken bij Aapen Hoofd-Wacht, paragraaf 4.12.

4.7 't Verbeter-Huis Der Torys, onder de Cure van de Whigse Doctor / l'Hôpital des Torys Insensés sous la Cure d'un Medecin des Whigs126

't Verbeter-Huis Der Torys, [afbeelding 33] is gebaseerd op een prent van Romeyn de Hooghe met de titel Arlequin Deodat, et Pamirge Hypochondriaques/ De Duytse Doctor, en de vreemde Patienten127 [afbeelding 34], als deel van een serie van acht spotprenten op Jacobus II uit 1689.128 In deze ets (met tekst in boekdruk) gaat het om de bemoeienis van Lodewijk XIV met de erfopvolging van Jacobus II en de verwikkelingen rond het ‘ondergeschoven kind’. In het kraambed op een ziekenzaal ligt de vrouw van Jacobus, Maria van Modena, die er maar niet in slaagt mannelijke nazaten te baren. Als er dan toch een nieuwe boreling van mannelijke kunne is, doet het sterke gerucht de ronde dat de echte vader ofwel ‘de molenaar’, ofwel haar biechtvader, pater Petre is. In het midden toont een geharnaste Harlekijn ‘Deodat’ (Lodewijk XIV) zich verbolgen nu door urineonderzoek (door de Duytsche doctor) aan het licht dreigt te komen dat het kind niet van Maria en Jacobus geweest kan zijn. Hij wordt in toom gehouden door koning- stadhouder Willem III. Rechtsvoor zit het ondergeschoven kind, Jacobus Frans Eduard Stuart op schoot bij een min die samen met een tweede baker een eed van stilzwijgen aflegt.

De complexe iconografie van Romeyn de Hooghe bevat nog tal van toespelingen: boven de poort op de achtergrond waarop ‘Les Hypochondres’ geschreven staat zien we twee hoorns waarvan de krullende uiteinden door een ‘jezuïetenmuts’129 bijeengehouden worden. Uit de open mand duikt mogelijk een ‘basilisk’ op, een fabeldier met hier een engelenkopje en gespleten staart, waaronder ERYCTON, proles sine matre creata130. Links en rechts hangen twee schilderijen aan de wand met respectievelijk de geboorte van Bacchus en Pallas Athene. Aan weerszijden op de zuilen naast de ingang zijn La Folie (l) en La Rage (r)

124

Muller 1876/77, dl. I, 2494, p. 376.

125Muller ibidem. 126

RP-P-OB-83.133-107; Muller 3205; Atlas van Stolk 3351.

127 RP-P-OB-55.185. 128

Hollstein Dutch 154-161; bij Muller zou het zelfs om 19 prenten gaan: 2754 -2772.

129 Van Stolk/ Van Rijn 1900, dl. III, 2763, p. 220. In zijn beschrijving verwijst Van Rijn naar een beschrijving in de Catalogue

of Satirical Prints of the British Museum, (niet correct) besproken onder nr. 1157.

130 Dit duidt op Erycton (Erichthonius), geboren uit het zaad dat Athene van haar been had afgeveegd en op de grond

terechtkwam na een mislukte poging van Vulcanus haar te verkrachten, maar mogelijk ook op het ondergeschoven kind.

35

afgebeeld. Net daarboven twee medaillons waarin links ‘het manneken in de son’ (Lodewijk XIV) en rechts het mannetje in maan (de sultan) te zien zijn. Op het gebedenboek van Lodewijk XIV staat het insigne IHS, dat naar de jezuïeten verwijst.

In het Rijksprentenkabinet bevinden zich verschillende staten van deze prent.131 Hoewel de originelen groter zijn132 dan de door Allard uitgegeven versie, zijn de afmetingen hiervan nog steeds dusdanig (400 x 425 mm) dat de prent ineengevouwen moet worden om te passen in ’t Lusthof.

De ingrepen van Allard zijn beperkt. In de medaillons met het zon- en maanmannetje zijn de jaartallen 1689 en 1681 vervangen door rondjes of nullen [afbeelding 35 en 36]. Daarnaast zijn er voornamelijk tekstuele aanpassingen om de prent te vertalen naar de vredesonderhandelingen te Utrecht. Dit gebeurt alweer met behulp van cijfers die verwijzen naar een 28-regelig vers in het Nederlands en het Frans helemaal onderaan de prent. Dit is op slordige wijze toegevoegd, de marges zijn breder dan de prent zelf. Allard maakt van de Duitse dokter een ‘Whig’ die hij laat zeggen ‘Ik zie in ’t water rose zwêve / Die laf den leli Vrede gêve’. De rozen duiden wederom op de Engelsen, die de Fransen ‘laf’ aan vrede helpen. Harlekijn is een ‘Franse breinpatiënt’ geworden die dicht: ‘Mijn kop op hol van ’t Krijgsgedruis / Maakt mij door Laure self confuis (verward)’. De min is getransformeerd tot koningin Anna, met de vrede als bakerkind op haar schoot. Onderaan de verzen twee chronogrammen die verwijzen naar het jaar 1713: Laat VreDe eLk onser Leeren - Dat VrIIheID eens zaL keeren (1713) - A Vt toga, aVt beLLo LIbertas aLMa reDIbIs (1713).133 Van Rijn oordeelt deze persoonsverwisseling bij Allard ‘wederom zeer verwrongen’134.

Ook in deze prent wordt de spot wordt gedreven met de Tories (de ‘rose’ - rozen uit het vers), die zo laf waren een eenzijdige, verraderlijke vrede met de Fransen (‘den leli’) te sluiten en daarmee de Republiek in de steek te laten. Zij worden onder handen genomen door de dokter, die als Whig juist voorstander is van voortzetting van de continentale oorlog, waarbij ook de Spaanse kroon niet in handen mag blijven van Filips van Anjou, de kleinzoon van Lodewijk XIV (‘no peace without Spain’). Ook wordt hier weer gerefereerd aan het onechte kind (met het molentje), die een bedreiging vormt voor de voorzetting van de protestantse dynastie. Het gevolg van koningin Anna is omgekocht (de zak met geld) om er het zwijgen toe te doen.

4.8 De Spelonk van Doctor Lacheverel in Jesuwyts gestel ... / La Spelonque du Docteur Lacheverel en