• No results found

De Dapperheid Ont-Ingewand Om Vrede / La Vaillance Desentraille pour la Paix

44 4.14 Het Vloeybaar Vrede Goud / L'Or Coulant Pacifique

4.23 De Dapperheid Ont-Ingewand Om Vrede / La Vaillance Desentraille pour la Paix

De voorstelling op de laatste prent van ‘t Lusthof van Momus,De Dapperheid Ont-Ingewand Om Vrede [afbeelding 93], is mogelijk de meest gruwelijke van het hele album. Te zien is hoe een man, gelegen op een pijnbank, door zijn beulen van zijn ingewanden wordt ontdaan. Zij draaien de darmen van het slachtoffer op een windas, terwijl een menigte op de achtergrond toekijkt. Twee engeltjes hangen reeds boven het hoofd van de gepijnigde om hem na zijn dood met een palmtak en lauwerkrans te eren.

Het tafereel stelt de marteldood voor van de H. Erasmus van Formiae (Antiochië ca. 240 - Formia 303), die vanwege zijn geloof werd terechtgesteld. Het betreft een spiegelbeeldige kopie van een onbekende graveur naar een expressieve ets (285 x 195 mm) van de Italiaan Pietro Testa (Lucca 1611 - Rome 1650) [afbeelding 94].206 Het Rijksprentenkabinet bezit naast het origineel van Testa ook een spiegelbeeldige kopie, waarin kleine wijzigingen zijn aangebracht (zoals in het hoofd van het standbeeld op de

achtergrond).207 Ook het oorspronkelijke onderschrift, verwijzend naar Erasmus ontbreekt hierop, wel is de prent gesigneerd met een ineengevlochten P en T. De door Allard behoorlijk opgewerkte prent is door hem met behulp van Nederlandse en Franstalige titels en verklarende verzen rechtsboven in de prent van

205 RP-P-OB-83.133-127; Muller 3228; Atlas van Stolk 3373. 206

RP-P-OB-38.245.

55

toepassing gemaakt op de Vrede van Utrecht. De verzen zijn op een te klein bemeten ruimte ‘gepropt’. Met cijfers verwijst Allard naar de protagonisten op de prent. In de linkerbenedenhoek staat nog een P, mogelijk een verwijzing naar Testa.208 Van Rijn beschrijft een andere staat: hierin zijn de initialen van de

oorspronkelijk maker, de P en T, linksonder ‘dooreengevlochten’, zoals bij het origineel en de

spiegelbeeldige kopie het geval is. De naam van Allard als uitgever staat niet vermeld. Van de prent uit het album bezit het Rijksprentenkabinet nog een ander, identiek, los exemplaar, van dezelfde afmetingen als het Lusthofexemplaar. Ook de cijfers zijn op deze staat aanwezig, evenals linksonder de signatuur P, alleen zijn de verklarende teksten weggehaald.

Het zal na het voorgaande geen verbazing wekken dat ook op deze prent Groot-Brittannië beschuldigd wordt van lafheid en verraad. De hier geslachtofferde ‘Krijgsheld’ is immers ‘De Dapperheid’. De twee engeltjes die op het origineel van Testa op het punt stonden de heilige met lauwerkrans en palmtak te eren, zijn hier de hemelboden die deze attributen (‘Laurieren’ en ‘Vredepalm’) meevoeren naar het ‘Englenland’, terwijl de ‘schele’ Wijsheid (‘La Sagesse louche’), een allegorisch standbeeld links op de achtergrond, toekijkt. Het predicaat ‘oude dwingeland’ (‘l’usurpateur’) in de laatste regel doelt ongetwijfeld op Lodewijk XIV, inmiddels op leeftijd en niet langer bij machte zijn ooit zo vooraanstaande positie te handhaven: ‘De ouden dwingeland zwak in streid’. Muller noemt de verzen - mijns inziens terecht - ‘zeer kreupel’209, Van Rijn onthoudt zich deze keer van commentaar.

Hiermee eindigt de versie van ’t Lusthof van Momus dat het Rijksprentenkabinet in bezit heeft.

Samenvattend kan worden vastgesteld dat de strekking van de 27 prenten die betrekking hebben op de Vrede van Utrecht steevast anti-Engels is. Meer dan de Fransen of de Spanjaarden zijn het de Britten die bij voortduring onder vuur genomen worden. Dit heeft alles te maken met de als verraderlijk ervaren houding van het Verenigd Koninkrijk in de laatste oorlogsjaren en tijdens de vredesonderhandelingen. Ook de interne politieke verdeeldheid tussen Whigs en Tories is voortdurend onderwerp van spot. Als personificatie van het kwaad geldt telkens weer koningin Anna, die zich door Lodewijk XIV en zijn onderhandelaars met geld en gevlei in de luren heeft laten leggen. Lodewijk wist zo een wig wisten te drijven tussen de bondgenoten. Ook het ondergeschoven kind, ofwel ‘the Old Pretender, de door Lodewijk XIV als rechtmatige Britse opvolger erkende Jacob Frans Eduard Stuart, en in zijn kielzog ‘Pater Petre’ zijn zo nu en dan mikpunt van spot.

Bij het leeuwendeel van de besproken prenten heeft Allard zich bediend van bestaande platen. Deze werden met name tekstueel vertaald naar de contemporaine situatie, de Vrede van Utrecht. Hier en daar paste Allard de platen aan met kleine beeldende ingrepen.

In het volgende hoofdstuk zal ik hier uitvoeriger op ingaan en de prentenserie plaatsen in een bredere context.

208

Vergelijk de L die op kopieën naar de Lucas van Leydens Triomf van David zijn toegevoegd.

57

5 S A M E N V A T T I N G E N A N A L Y S E

Zoals we in het vorige hoofdstuk hebben gezien zijn de laatste 27 prenten uit ’t Lusthof onveranderlijk anti- Engels. Hoewel ook de Fransen en in mindere mate de Spanjaarden bekritiseerd worden, zijn het toch voornamelijk de Britten die het moeten ontgelden. Deze vijandige bejegening heeft alles te maken met de als verraderlijk ervaren houding van de (voormalige) bondgenoot in de laatste oorlogsjaren, met name vanwege de in 1711 en 1712 tussen de Engelsen en de Fransen gevoerde vredesonderhandelingen. Beide partijen maakten daarbij in het diepste geheim afspraken die voor henzelf zeer gunstig uitpakten, maar nadelig voor de Republiek.210

Als personificatie van het kwaad gold telkens weer koningin Anna, die zich door Lodewijk XIV en zijn onderhandelaars met geld en gevlei in de luren had laten leggen. Zij had daarbij te kampen met grote politieke verdeeldheid in de Britse binnenlandse politiek, met de liberale Whigs als voorstander van voortzetting van de oorlog op het continent (‘no peace without Spain’) enerzijds en de conservatieve Tories die juist aanstuurden op het sluiten van vrede, desnoods zonder de bondgenoten, aan de andere kant. De Republiek koos hierin de zijde van de Whigs, het waren immers de Tories die haar uit eigenbelang lieten vallen. Op deze tegenstellingen wordt in de prenten telkens weer, in alle mogelijke variaties, gezinspeeld. Overigens is de rol van de Republiek in de voorstellingen zelf nauwelijks zichtbaar. Het standpunt van de Republiek komt voornamelijk in de verzen naar voren, een enkele uitzondering daargelaten zoals de heldhaftige rol van de Republiek in Leewen Wraak (4.6).

Al in 1709 waren de vredesbesprekingen met Lodewijk XIV stuk gelopen, de Fransen stonden er destijds militair gezien slecht voor waardoor de geallieerden meenden hoge eisen te kunnen stellen. Met name de Spaanse troon bleek het grote struikelblok. De Zonnekoning toonde zich op veel punten inschikkelijk. Toch was de eis dat hij zijn kleinzoon Filips van Bourbon, de nieuwbakken Spaanse vorst, het veld moest laten ruimen voor de Oostenrijks-Habsburgse kandidaat Karel III, voor hem net zo onacceptabel als de claim om alle tijdens de oorlog door hem bezette gebieden op te geven. De liberale Whigsregering hield echter vast aan deze eisen omdat ze grote economische voordelen verwachtte van de verovering van Spanje. Het standpunt van de Republiek was genuanceerder. Principiële bezwaren tegen een opdeling van Spanje had ze niet. Belangrijker voor de Nederlanders was een sterke Barrière die bescherming zou bieden tegen een eventuele nieuwe Franse invasie. Ook met de Franse toezeggingen ten aanzien van de handel bleek de Republiek ingenomen.

Tijdens nieuwe onderhandelingen met Frankrijk in 1710, nu in Geertruidenberg, bleken de geallieerden andermaal niet in staat Lodewijk een aanvaardbaar pakket van eisen voor te leggen. Toen een Toryregering echter eind oktober 1710 het roer had overgenomen van de Whigs waren de kaarten anders geschud. Lodewijk had dat haarscherp in de gaten en stuurde listigerwijs aan op aparte onderhandelingen met de Engelsen. De Toryministers Oxford en Bolingbroke voelden zich in tegenstelling tot de Whigs minder gebonden aan de eerdere afspraken met de Republiek. Ze hadden weinig fiducie in voortzetting van de

58

continentale oorlog met als inzet de verovering van Spanje voor de Oostenrijkers. Om niet de verdenking op zich te laden gemene zaak te maken met het katholieke Frankrijk en in het geniep de zaak van de ‘Old Pretender’ te dienen, gingen zij echter behoedzaam te werk Dit ‘ondergeschoven kind’, Jacobus Frans Eduard Stuart, de naar Frankrijk gevluchte katholieke zoon van Jacobus II en Maria van Modena, werd immers door Lodewijk als de rechtmatige opvolger erkend van zijn in 1701 overleden vader Jacobus II. De in 1713 inmiddels vijfentwintigjarige Jacobus vormde zo een bedreiging voor de protestantse voortzetting van de Britse monarchie, temeer daar alle elf kinderen die koningin Anna gebaard had tijdens of vlak na hun geboorte het leven lieten en Anna derhalve geen directe opvolger had. Ook deze Jacobus is op meerdere prenten mikpunt van spot zoals op De Overzeese Wetsteen en ’t Verbeterhuis der Tories (4.7).

De Republiek had aanvankelijk geen enkele notie van de geheime bepalingen die de Fransen en de Engelsen overeengekomen waren, zoals het lucratieve asiento de negros dat de Engelsen ten deel zou vallen. Dit was het gevolg van bewuste desinformatie van Engelse zijde, die er alle belang bij had de Republiek in het ongewisse te laten. In Engeland was intussen een anti-Nederlandse campagne op gang gekomen door middel van pamfletten en periodieken. Met name de scherpe pen van Jonathan Swift, teleurgesteld in de Whigspolitiek, heeft in hoge mate de anti-Hollandse en antioorlogssentimenten van de Tories in zijn land gevoed.211 Ook de Whigs lieten zich in dergelijke discussies niet onbetuigd. In Nederland kon via pamfletten en geschriften, al dan niet vertaald, kennis worden genomen van de overzees woedende discussies. Toen de wapenstilstand tussen Engeland en Frankrijk in juni 1712 tot stand kwam, werden de Republiek en Oostenrijk uitgenodigd zich aan te sluiten. Om de druk op hen op te voeren had Bolingbroke orders aan het Engelse leger gegeven om niet langer aan offensieve handelingen van het geallieerde leger deel te nemen, waarop in juli de Engelsen zich daadwerkelijk terugtrokken uit het geallieerde legerkamp. De Franse troepen, van de Engelse machinaties op de hoogte, profiteerden hier onmiddellijk van door het Nederlands- Oostenrijkse leger aan te vallen bij Denain en diverse steden en versterkingen in het grensgebied in de Zuidelijke Nederlanden te heroveren.

Het moge duidelijk zijn dat voor de Republiek dit verraad van de Engelsen onverteerbaar was.

Aangemoedigd door de autoriteiten, die de kansels wel vaker als spreekbuis gebruikten, liepen de anti- Engelse sentimenten na de verliezen in Vlaanderen hoog op. Zo zouden de Engelse leiders voor ‘papisten’ zijn uitgemaakt en was Engeland ‘de Judas’ van het bondgenootschap, Anna ‘erger dan de paus’ en zou Oxford ter dood moeten worden gebracht. In Den Haag werd Bolingbroke in een openbare

schijnterechtstelling in effigie geradbraakt.212 Engelse gezanten in Nederland berichtten over tal van incidenten met het opgehitste, oorlogszuchtige en anti-Engelse volk in de Republiek. In dit kader moet ook de Leewen Wraak geplaatst worden, de spotprent op een incident na de nederlaag bij Denain (4.6). Ook riepen de gebeurtenissen herinneringen op aan de traumatische ervaringen 40 jaar eerder, het Rampjaar en begin van de Hollandse Oorlog (1672-1679), toen de Republiek door de Fransen én de Engelsen werd aangevallen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in meerdere prenten, zoals in Hedendaags en Altijddurend

211 Van zijn The conduct of the allies dat op 8 december 1711 verscheen waren binnen enkele weken 11.000 exemplaren

verkocht, Haks 2013, p. 217.

59

Dool-Parket , maar ook in 't Verbeter-Huis Der Torys, onder de Cure van de Whigse Doctor op het Rampjaar wordt gealludeerd.

In de anti-Engelse teneur van zijn spotprenten en het aan de schandpaal nagelen van Anna, stond Allard zeker niet alleen. Dergelijke sentimenten werden, al dan niet aangewakkerd door de overheid, breed gedragen in de Republiek.213 Naast officiële overheidsmanifesten, loterijrijmen en pamfletten, speelden ook ‘commerciële uitgeverijen’, waartoe de firma Allard zeker gerekend moet worden, een rol van betekenis door de wijze waarop ze het publiek op satirische wijze informeerden.214 In de laatste ‘verwarrende’ oorlogsjaren was de publieke opinie in de Republiek over het algemeen ‘eensgezind’ in haar stellingname tegen de vijand en de afvallige bondgenoot (Engeland), en dus voor voortzetting van de oorlog.215 Hierbij sluit de teneur en politieke kleur van de prenten van Allard in ’t Lusthof naadloos aan.

Bij de in hoofdstuk 4 besproken prenten is Abraham Allard volgens een vast patroon te werk gegaan. In plaats van nieuwe prenten te (laten) vervaardigen heeft hij op grote schaal gebruik gemaakt van bestaande platen, waarover hij als uitgever ruimschoots kon beschikken. In veel gevallen betrof het prenten die weer kopieën waren naar bestaande prenten, soms op hun beurt gebaseerd op prenten, tekeningen of

schilderijen van weer anderen (bij voorbeeld Vliedende Hoofse Getrowheid Geharkebuseerd - 4.15 en De Spot met d’oorlog door ontydige Vrede makers gedreeven - 4.4). Een enkele keer lijkt het erop dat Allard prenten van eigen makelij opnieuw heeft ingezet om de contemporaine gebeurtenissen te becommentariëren. Dit zou het geval kunnen zijn bij Hedendaags en Altijddurend Dool-parket (4.5), Leewen Wraak (4.6) en bij Natuurspigel van Vrede en Oorlog (4.16).

Bij sommige prenten heeft Allard slechts bepaalde titels of cijfers weggehaald, zoals bij respectievelijk De Spot met d’Oorlog door ontydige Vrede makers (4.4) - de belettering op de uithangborden - en bij ’t Verbeter- Huis Der Torys (4.7) - de cijfers. In andere gevallen heeft hij delen van de plaat weggehaald om een ander, passend beeld toe te voegen, zoals bij Het Hof van Vreede onder de Roos (4.3) - de wieg die hij vervangt door een document, bij De Spelonk van Doctor Lacheverel - waarop de bakerbaby plaats heeft gemaakt voor een document, en bij Vliedende Hoofse Getrowheid Geharkebuseerd (4.15) - waarop een edelman, een document, geldstukken plus teksten zijn toegevoegd.

Daarnaast zijn er voorbeelden waarop met behulp van kleine toevoegingen de prent wordt

‘geactualiseerd’, zoals bij Dubbel Hoofdig Omzien en De Vrede Lievende Waarheid in het Hemd (4.9), Het Vloeybaar Vrede Goud (4.14), en de Natuur Spigel van Vrede en Oorlog (4.16). In andere gevallen heeft Allard zelf kopieën gemaakt naar bestaande - soms satirische - prenten, waarbij niet altijd duidelijk is of hij deze al bij een eerdere gelegenheid heeft uitgegeven, zoals bij Kopster en De Staat en Baat-kundige Wond-Meester (4.11) en De Britse Pis- en Pas Afsneister (4.20).

Voorts zijn er de prenten die Allard ongemoeid heeft gelaten en alleen door middel van titels en teksten van

213 Haks 2013, o.a. p. 212-226, zie ook Onnekink/De Bruin 2013, p. 48-61. 214

Als voorbeeld noemt Haks hier o.a. de Harlequin-serie van de Amsterdamse broodschrijver Jan van Gyzen, die ook in ’t Lusthof terugkeert: namelijk op RP-P-OB-83.133-6: Harlekijn bij Lodewijk Willem van Baden Baden, 1706. Haks 2013, p. 199-203 en 224.

60

toepassing maakte op de Vrede van Utrecht. Daartoe sneed hij minder belangrijke delen van de

oorspronkelijke plaat weg om plaats in te ruimen voor verzen. Voorbeelden hiervan zijn Zwarte Vree Min (4.13), De III Vrede Bevalligheden (4.17), De Niew Gebore Vrede te Min Besteld (4.18), Het Brandbaar Vreede Victorie Hout (4.19), De Onthoofde Oorlogs Goliat om Vrede (4.21), De Straf voor Hoog Verraad (4.22), en ten slotte De Dapperheid Ont-Ingewand Om Vrede (4.23).

In alle gevallen waarin Allard letterlijk zelf de hand heeft gehad, is deze te herkennen. Daarbij valt vooral de gehanteerde stippeltechniek op waarmee hij figuren en gezichten modelleert, en een zekere stijfheid en gedisproportioneerdheid (te lange lichamen ten opzichte van de ledematen) van de figuren. Daarnaast zijn de beeldende ingrepen van Allard in bestaand materiaal af te lezen aan bepaalde geregeld terugkerende symbolen, zoals de Franse lelie, de Engelse rozen en de olijftakken - waarvan in enkele gevallen het tot masker uitgegroeide olijfje opvalt (Hedendaags en Altijddurend Dool-parket (4.5), Leewen Wraak (4.6) en Dubbelhoofdig Omzien (4.9).

Bij sommige prenten plaatst Allard zich door zijn keuze voor (het kopiëren van) bestaande prenten in een bestaande satirische traditie, bijvoorbeeld waar apen de rol van mensen vervullen (Leewen Wraak - 4.6, A La Modese Aapen Hoofd-Wacht - 4.12), de Vastenavondtraditie (De Vasten-Avond Streid, ter Vrede begeleid - 4.10), door gebruikmaking en aanpassing van de meerduidige politieke spotprenten van Romeyn de Hooghe of Paul van Somerset (Het Hof van Vreede onder de Roos - 4.3, ’t Verbeter-Huis Der Torys - 4.7, De Spelonk van Doctor Lacheverel - 4.8), door aanpassing van zedenspotprenten (Kopster en De Staat en Baat- Kundige Wond-Meester, 4.11), of door een bepaald satirisch idioom te hanteren (het slijpen van neuzen (De Overzeese Wetsteen der Vredelievende Hoofden t'Utregt aangeland - 4.2).

De serie overziend wordt duidelijk dat alle mogelijke prenten het satirische doel konden dienen. Zo werden Bijbelse voorstellingen ingezet zoals in Natuur Spigel van Vrede en Oorlog ontleend van de Vorst des Vredes (4.16), een Heilige Familie in De Niew Gebore Vrede te Min Besteld (4.18), Elia en de weduwe van Sarepta in Het Brandbaar Vreede Victorie Hout (4.19), David en Goliath in De Onthoofde Oorlogs Goliat om Vrede (4.21), Johannes de Doper in De Straf voor Hoog Verraad (4.22), Erasmus van Formiae in De Dapperheid Ont- Ingewand Om Vrede (4.23), of mythologische figuren als Minerva, Venus en Cupido en Juno in De III. Vrede Bevalligheden (4.17), Amor en Psyche in De Britse Pis en Pas Afsneister (4.20), Jupiter en Antiope in Zwarte Vrede Min (4.13) en Danaë in Het Vloeybaar Vrede Goud (4.14).

Zoals hierboven reeds geconstateerd is wordt in verreweg de meeste gevallen de aanpassing van de prenten aan de actuele situatie en de betekenis ervan bewerkstelligd door het toevoegen van

veelzeggende titels en verzen in het Nederlands en Frans, in een enkel geval in het Latijn. Ook bij prenten waarin een beeldende ingreep is gedaan, wordt de politieke strekking van de prent vaak pas duidelijk na lezing van titel en tekst.

De kwaliteit van deze verzen is matig tot zeer matig, in veel gevallen overstijgen ze nauwelijks het niveau van rijmelarij. Hoewel de algemene strekking van de verzen met enige kennis te achterhalen valt, moeten tijdgenoten politiek toch behoorlijk goed ingevoerd zijn geweest om de portee van de prenten tot in de finesses te begrijpen. Dat dergelijke prenten kennelijk aftrek vonden wijst op een sterke belangstelling voor en kennis van de buitenlandse politiek, een gegeven waar uitgevers op inspeelden en dat tegelijkertijd door

61