• No results found

Langs breuken gelegen vochtige zones

5. Natura2000 maatregelen

5.1.2. Langs breuken gelegen vochtige zones

Hiertoe behoren de habitattypen Zure vennen (H3160), Vochtige heide (H4010A), Heideveentjes (H7110B) en Pioniervegetaties met snavelbiezen (H7150). De habitatrichtlijn soorten kamsalamander (H1166) en drijvende waterweegbree (H1831) vinden in deze vochtige gebieden hun leefgebied. Alle habitattypen in dit systeem hebben een lage KDW waarmee ze zeer gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Verspreid door het systeem zullen verschillende combinaties van plaggen en opslag verwijderen plaatsvinden om de gevolgen van de stikstofdepositie tegen te gaan. Beide hierboven beschreven maatregelen zijn overeenkomstig met de PAS gebiedsanalyse van de Provincie Limburg (Provincie Limburg, 2017) en zijn opgenomen onder de maatregel 149.P.306 voor het plaggen en 149.S.286 voor het verwijderen van houtachtige opslag. Hiernaast is verdroging ook een overkoepelend knelpunt voor dit vochtige systeem. Vooral de locaties welke onder invloed van een lokale kwelstroom staan zijn hier gevoelig voor. Om de verdroging tegen te gaan zullen er een tweetal

maatregelen uitgevoerd worden die voor een vernatting van het gehele systeem zullen zorgen. Voor het systeem in en rondom de Zandbergslenk zullen de greppels aan de zuidzijde van de Boschbeek gedempt worden. Ook wordt er onderzocht wat de effecten zijn wanneer de gegraven bovenloop van de Boschbeek hier gedempt wordt.

Ter hoogte van het Gagelveld worden ook hydrologische maatregelen uitgevoerd ten behoeve van de systemen van langs breuken gelegen vochtige zones. De greppel die door het gehele Gagelveld loopt zal gedempt worden, waarna er ook bosomvorming in het inzijggebied zal plaatsvinden. Een deel van deze bossen zullen over een oppervlak van circa 10 hectare omgevormd worden naar heide terreinen. Door deze maatregelen zal het Gagelveld vochtiger worden en kunnen de habitattypen van het systeem van vochtige zones langs breuken hier ontwikkelen. Deze locatie is vooral belangrijk voor de ontwikkeling van heideveentjes aangezien hier een uitbreidingsdoelstelling voor het oppervlakte voor is vastgesteld.

Het behalen van de uitbreidingsdoelstelling is zeer afhankelijk van de omvormingsmaatregel. Op dit moment is er weinig tot geen ruimte waar H7110B zich kan uitbreiden. Het is belangrijk om de abiotische factoren op orde te brengen waardoor de uitbreiding kan worden gerealiseerd. Hier komt bij dat de uitbreiding van dit habitattype afhankelijk is van de ontwikkeling van een acrotelm. Deze veenmosvegetatie groeit relatief langzaam, waardoor een substantiële uitbreiding een proces van de lange adem is. Het gebied voor de bosomvorming is geselecteerd op een locatie waar veel potentie ligt voor dit habitattype. Gelegen in het inzijggebied van het Gagelveld zal een omvorming van naaldhout naar heide ervoor zorgen dat de grondwaterstand in het Gagelveld zal stijgen. Op dit moment is hier geen mogelijkheid voor H7110B, maar zijn er nog wel restanten van vochtige heide aanwezig. Voorheen bestond dit terrein uit vennen en moeras. Echter door de aanplant van de naaldbossen en het graven van een ontwateringsgeul zakt de grondwaterstand op heden te ver weg en is het natte milieu verschoven naar een droog milieu. De potentie voor realisatie van een nat milieu waar onder andere vegetaties uit het habitattype heideveentjes zich kunnen ontwikkelen is hier aanwezig. In combinatie met de omvormingsmaatregel dient ook de gegraven geul gedempt te worden waardoor het water langer in het gebied blijft. Deze demping valt onder dezelfde maatregel als de greppels bij de Zandbergslenk. Deze maatregel is opgenomen onder 149.H.109 (zie Figuur 5.5), omvorming van de naaldbossen is opgenomen onder 149.O.285.

Naast de twee globale knelpunten van dit systeem zijn er nog enkele habitattype specifieke knelpunten. Een probleem voor het habitattype zure vennen komt voort uit de successie van de omliggende gebieden. Hierdoor groeien bomen steeds dichterbij de vennen, waarmee problemen kunnen ontstaan door het wegvallen van strijkwind, meer bladinval en lokale verdroging. De verwijdering van deze bomen is opgenomen onder maatregel 149.Vh.255 ten behoeve van het knelpunt K2 – Vegetatiestructuur. Om de effecten van deze bomen rondom de vennen weg te nemen wordt er gestreefd naar een zone van 20 meter rondom een ven waar geen bomen voorkomen. Bij de vochtige heide in de Zandbergslenk is er een knelpunt met betrekking tot een uitgerasterd deel. De uitrastering heeft als doel om de wilde zwijnen uit dit gebied te weren. Het neveneffect van deze maatregel is dat er successie en vergrassing optreedt in de natte heide binnen het raster. Bij het voortzetten van het onthouden van het beheer op deze locatie zal de vegetatie zich ontwikkelen naar een situatie die niet meer onder H4010A valt. Dit is in strijd met de instandhoudingsdoelstelling. Met de uitvoering van maatregel 149.P.306 heeft dit gebied dan ook een hoge prioriteit om zo de opgetreden successie terug te dringen.

In figuur 5.3 worden de maatregelen voor het systeem langs breuken gelegen vochtige zones weergegeven. De maatregelen 149.P.306 en 149.S.286 overlappen grotendeels met elkaar op de kaart. Voor de plagmaatregel geldt dat deze ter plekke in het gebied op een circa 5% van het totale oppervlakte uitgevoerd dient te worden.

Het weergegeven gebied voor de maatregel 149.O.285 bestrekt een groot zoekgebied ten oosten van het Gagelveld waarbinnen 10 hectaren zal worden omgevormd van naaldbos tot heide. De hydrologische gevolgen van deze maatregel gaan voor het grootste deel dan ook een effect hebben op de lokale grondwaterstand in en rondom het Gagelveld.

Figuur 5.3 Maatregelen voor de langs breuken gelegen vochtige zones in de Meinweg

Naast de knelpunten van de habitattypen spelen er ook zaken rondom de habitatrichtlijn soorten van dit systeem. Voor de kamsalamander geldt dat hij zijn optimale habitat vooral in de wat rijkere en minder zure vennen op de Meinweg vind. Mede door de knelpunten verdroging en verzuring nemen deze vennen in aantal en kwaliteit af. Ondanks dat het aantal bezette vennen nog niet terugloopt worden er wel steeds lagere aantallen kamsalamanders in deze poelen aangetroffen. Hiernaast wordt verder geconstateerd dat de waarnemingen vooral in de meer recentere vennen worden gedaan. In de oudere vennen, waar voorheen wel waarnemingen uit bekend zijn, worden nu geen waarnemingen meer gedaan. De staat van instandhouding is hierdoor als matig ongunstig beoordeeld.

Om te zorgen dat de populatie van de kamsalamander zich weer gaat ontwikkelen, en om dus te voldoen aan de verbeteringsdoelstelling voor de kwaliteit van het habitat en de uitbreidingsdoelstelling van zowel het habitat als de populatie, zijn er maatregelen nodig. Verbeteringen in het hydrologisch systeem die bij de habitattypen van dit systeem al beschreven zijn zullen invloed hebben op de kwaliteit van de vennen. Hierdoor zullen een aantal vennen en kwaliteitsverbetering krijgen met betrekking tot de habitateisen van de kamsalamander. Hiernaast dienen er echter ook nog aanvullende maatregelen uitgevoerd te worden om te zorgen dat de gestelde doelstellingen geborgd zijn. Een belangrijke maatregel die een hoge prioriteit heeft is om een Natura2000-corridor te realiseren met het aanliggende Natura2000-gebied Roerdal. Door het realiseren van deze corridor kunnen er zich individuen tussen deze twee gebiedspopulaties gaan uitwisselen wat de robuustheid van de totale populatie zal vergroten. In figuur 5.4 worden een tweetal zoekgebieden weergegeven waar het wenselijk is om nieuwe vennen te realiseren. Het zuidelijke zoekgebied bevindt zich op de Meinweg rondom de Peelrandbreuk. Deze breuk heeft een relatief grote kweldruk en vennen die hierop gerealiseerd worden zullen over voldoende gebufferd water beschikken zodat het aan de eisen van de kamsalamander voldoet. Het noordelijke zoekgebied is buiten de omgrenzing van beide Natura2000-gebieden gelegen. Dit omdat beide gebieden hier al tot aan de gebiedsgrens bezet

leefgebied hebben. Echter worden ze van elkaar gescheiden door de agrarische terreinen er tussenin. Met behulp van het lopende project PIO Roerdal dient er gekeken te worden naar een geschikte locatie voor een ven welke als Natura2000-corridor kan fungeren tussen de Meinweg en het Roerdal. Het is belangrijk om eerst te onderzoeken wat de beste locatie is voor de te realiseren vennen. De kwaliteit van de lokale ondergrond zal hierbij leidend zijn voor de locatie. In de ondergrond dient er zich een waterkerende laag te bevinden, waardoor vennen langer watervoerend zijn en dus belangrijk zijn voor de kwaliteit van het leefgebied. Dit onderzoek is samen met de daadwerkelijke uitvoering geïntegreerd tot de maatregel 149.I.101. Het onderzoek dient wel vooruitlopend op de daadwerkelijke realisatie van de vennen te worden uitgevoerd.

Figuur 5.4 Locaties voor uitbreiding van het leefgebied van de kamsalamander (H1166) in de Meinweg

In verschillende poelen op de droge ludwigheide, ten zuidoosten van het voormalige kloosterterrein, komt drijvende waterweegbree voor. Ondanks het feit dat dit geen optimaal habitat vertegenwoordigd weet de populatie zichzelf hier goed in stand te houden.

De drijvende waterweegbree heeft zijn stabiele populatie vooral te danken aan het regulier beheer van Staatsbosbeheer op deze graslanden. In en rondom de poelen wordt periodiek opslag verwijderd zodat ze niet verlanden. Hiernaast worden de omliggende weilanden begraast door vee en wilde zwijnen, welke ook actief de poelen vrij houden van houtachtige opslag. Wanneer dit beheer stopt zullen de poelen snel overwoekerd worden met andere vegetatie en uiteindelijk verlanden. Dit zal er voor zorgen dat de populatie drijvende waterweegbree hier zal verdwijnen.

Om de populatie in stand te houden, en dus te voldoen aan de instandhoudingsdoelstellingen van deze habitatsoort, is het essentieel dat het beheer wordt voortgezet. Door middel van het continueren van het huidige beheer wordt de instandhouding van deze soort gewaarborgd. Hierdoor zijn er geen aanvullende maatregelen nodig voor de drijvende waterweegbree.

Tabel 5.2 Overzicht van de knelpunten en instandhoudingsmaatregelen kwelzones bij breuken Knelpunt (K) / Kennisleemte (L) Instandhoudingsmaatregel PAS vastgesteld PAS aanvullend N2000 K1 Stikstofdepositie Plaggen 149.P.306

Verwijderen houtachtige vegetatie 149.S.286

K2 Vegetatiestructuur Opschonen vennen 149.Vh.255

K3 Verdroging Dempen greppels 149.H.109

Omvormen 10 ha naaldbos naar heide 149.O.285

K4 Beheer Plaggen 149.P.306

K5 Areaal Dempen greppels Gagelveld 149.H.109

Omvormen 10 ha naaldbos naar heide 149.O.285 K7 Afname aantal

individuen

Realiseren nieuwe poelen en Natura2000- corridor met N2000 gebied Roerdal

149.I.101

L1 Bovenloop Boschbeek

Onderzoek naar de mogelijkheden voor demping bovenloop Boschbeek

149.Oz.401