• No results found

H9120 Beuken-eikenbossen met hulst

3. Ecologische analyse

3.3. Instandhoudingsdoelen

3.3.6. H9120 Beuken-eikenbossen met hulst

Het doel is behoud van oppervlakte en verbetering kwaliteit van het aanwezige habitattype.

Locatie en omvang

In aanvulling op het ontwerpbesluit (2007) is het gebied ook aangewezen voor het habitattype beukeneikenbossen met hulst (H9120). Het habitattype is met de huidige kennis aanwezig in het bosreservaat Herkenbosscherheide en Kombergen en in kleinere omvang verspreid door het gebied, onder andere bij de Steenheuvel. In totaal gaat het hier om een oppervlakte van circa 100,4 hectare. Dit bos is in het ontwerpbesluit ten onrechte aangemerkt als het habitattype oude eikenbossen (H9190).

Figuur 3.14 Overzicht ligging habitattype Beuken-eikenbossen met hulst (H9120) in de Meinweg

Beschrijving

Het habitattype betreft bossen met meestal eik en beuk in de boomlaag en hulst en/of taxus in de struiklaag, voorkomend op voedselarme tot licht voedselrijke zand- en leemgronden. Het habitattype komt voor op de hogere zandgronden en in het heuvelland. Het type neemt een tussenpositie in tussen enerzijds de Oude eikenbossen (H9190) en anderzijds de Eiken-haagbeukenbossen (H9160). Ten opzichte van de ‘Oude eikenbossen’ komen de ‘Beuken-eikenbossen met hulst’ voor op plekken met een moder- in plaats van een humuspodzolbodem of een leemhoudende in plaats van een leemarme bodem. Ten opzichte van de ‘Eiken-haagbeukenbossen’ komen de ‘Beuken-eikenbossen met hulst’ voor op plekken zonder grondwaterinvloed. Tot het habitattype worden alleen gerekend: bossen op bosgroeiplaatsen van vóór 1850 en bosopstanden van minstens 100 jaar oud die daaraan grenzen.

De bossen op de Meinweg die tot het habitattype beuken-eikenbossen met hulst worden gerekend bestaan grotendeels uit oude hakhoutrelicten. Omdat deze bossen altijd als hakhout zijn beheerd heeft er een directe sturing plaats gevonden in de vegetatiesamenstelling. Op dit moment bestaat de boomlaag dan ook grotendeels uit zomereiken en is er maar zeer sporadisch beuk, hulst of taxus aanwezig. Ondanks dat deze naamgevende soorten grotendeels ontbreken wordt het bos wel tot dit habitattype gerekend. Oorspronkelijk waren de bossen aangewezen als oude eikenbossen, echter omdat de bodem hier leemhoudend is bleek dit

foutief. Vandaar dat de aanpassing naar beuken-eikenbossen met hulst is gemaakt. Soorten in de ondergroei van de bossen in het bosreservaat Herkenboscherheide zijn lelietje- van-dalen, adelaarsvaren, kamperfoelie en hengel. In de Kombergen bestaat de ondergroei uit adelaarsvaren, hengel en blauwe bosbes. Ook is de glanskop in deze bossen aangetroffen, deze soort indiceert een goede biotische structuur van oude loofbossen. Naast deze bosreservaten, komt ook op de Steenheuvel een fraaie oude boskern met eikenhakhoutbos voor.

De beuken-eikenbossen met hulst in het bosreservaat Kombergen zijn verder waardevol vanwege het voorkomen van de inheemse wintereik. Uit genetisch onderzoek blijkt dat de bomen hier via natuurlijke weg gekomen zijn. Deze bossen worden beschouwd als relicten van het bos dat aanwezig was voordat dit gebied ontbost en tot heide omgevormd werden. Dit soort autochtone populaties is zeldzaam in Nederland (Staatsbosbeheer, 2001).

In tabel 3.8 zijn verschillende typische soorten voor Beuken-eikenbossen met hulst weergegeven welke in de afgelopen jaren zijn waargenomen op de Meinweg.

Tabel 3.8. Aanwezige soorten H9120 Beuken-eikenbossen met hulst

Nederlandse naam Soortgroep Categorie1 Periode waargenomen

< 1980 1980 - 1990 1990 - 2000 2000 - 2012 Dalkruid Vaatplanten Ca X X X Gewone salomonszegel Vaatplanten Ca X X X Lelietje-van-dalen Vaatplanten Ca X X X

Witte klaverzuring Vaatplanten Ca X X X

Hazelworm Reptielen Cab X X X

Boomklever Vogels Cb X X X X

Zwarte specht Vogels Cb X X X X

1

Ca = constante soort goede abiotische toestand; Cb = constante soort goede biotische structuur; Cab = constante soort goede abiotische toestand en goede biotische structuur; K = karakteristieke soort; E = exclusieve soort

Beheer

In de bosreservaten bij de Herkenbosscherheide en de Kombergen wordt sinds 1999 geen beheer meer gevoerd. In de Steenheuvel worden alleen exoten, met name amerikaanse vogelkers, verwijderd.

Staat van instandhouding en trend

Het habitattype beuken-eikenbossen met hulst, dat landelijk op het aspect kwaliteit in een matig ongunstige staat van instandhouding verkeert, komt in de Meinweg voor in enkele bosreservaten in Steenheuvel

met name de vorm van strubbenbos. Het habitattype is aanwezig in de Herkenbosscherheide, Kombergen en Steenheuvel. Verspreid over het gebied komen nog verschillende kleine oppervlakten van dit habitattype voor.

Aan de eis van het minimumstructuurareaal voor een functioneel systeem, enkele tientallen hectare, wordt in zowel de Herkenbosscherheide als de Kombergen voldaan. Zij liggen echter zo dicht bij elkaar (ongeveer 300m) en worden bovendien verbonden door een strook bos ten noorden van het Elfenmeer, dat van één geheel gesproken kan worden. Samen voldoen ze ruim aan de eis van het minimumstructuurareaal. Bij de Steenheuvel wordt net aan deze oppervlakte eis voldaan. De algemene staat van instandhouding voor de beuken-eikenbossen met hulst is dan ook als gunstig te beoordelen.

Knelpunten (K) en leemten in kennis (L) Standplaatscondities Meinweg

Voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor de beuken-eikenbossen met hulst (H9120) zijn er nog een aantal knelpunten aanwezig. Deze knelpunten zullen hieronder toegelicht worden.

K1 Stikstofdepositie

De kritische depositiewaarde (KDW) voor stikstof voor beuken-eikenbossen met hulst, die is vastgesteld op 1429 mol N/ha/jaar (Van Dobben et al., 2012), wordt blijkens berekeningen van het rekenmodel Aerius overschreden. Zie hiervoor ook de PAS-gebiedsanalyse (Provincie Limburg, 2017). De overschrijding is echter relatief laag en de voorspelling uit het Aerius rekenmodel is dan ook dat de overschrijding over 15 jaar nagenoeg verdwenen zal zijn. Een kanttekening hierbij is wel dat dit rekenmodel geen rekening houd met nalevering van stikstof uit omliggende gebieden.

De effecten van stikstofdepositie uiten zich vooral op een tweetal ecologische processen, vermesting en verzuring. Afhankelijk van het habitattype waarop de overmatige depositie betrekking heeft zal één of beide van deze processen een negatieve invloed uitoefenen op de ontwikkeling van dit habitattype. In deze bossen kan door verzuring van de toplaag een versnelde terugloop van basenbeschikbaarheid in het wortelmilieu (en een verhoogde Al-beschikbaarheid) optreden, die de soortensamenstelling kan beïnvloeden. Verder geldt dat hoe armer en zuurder de bodem is, des te trager de afbraak van strooisel verloopt, des te meer strooisel er geaccumuleerd wordt en des te meer uitloging van de minerale bovengrond optreedt. De verzuring is daarmee een zelf versterkend proces. Omdat het habitattype een voedselarme standplaats kent, is het extra gevoelig voor vermesting. Dit uit zich in een versnelde groei en dominantie van een of enkele boomsoorten (Hommel et al., 2012). Door een toename van de groei van schaduwboomsoorten blijft er minder ruimte over voor open plekken en randen. Dit heeft een negatief effect op de mantel- en zoomvegetaties.

K6 Dominantie exoten

Binnen de jongere successie stadia van dit bostype kan amerikaanse vogelkers gaan woekeren, wat zal leiden tot een vermindering van habitatkwaliteit.. In het gebied komt Amerikaanse vogelkers heel wisselend voor. Voor de Meinweg geldt dat deze met name in ruimere mate voorkomt langs de oostgrens met Duitsland. Daar wordt weinig gedaan aan de vogelkers, waardoor de verspreiding daar versterkt aan de orde is. Ook zijn er, buiten Staatsbosbeheereigendom, kleine particuliere percelen, waar deels veel amerikaanse vogelkers voorkomt (Pers. Med. G. Jonkman, Staatsbosbeheer).

L Leemten in kennis op de Meinweg

3.3.7. H91D0 Hoogveenbossen