• No results found

3. Ecologische analyse

3.3. Instandhoudingsdoelen

3.3.7. H91D0 Hoogveenbossen

Het doel is behoud van oppervlakte en verbetering kwaliteit van het aanwezige habitattype.

Locatie en omvang

Het habitattype komt gewoonlijk hoger op de gradiënt voor naast het elzenbroekbos (habitattype H91E0 vochtige alluviale bossen). Binnen de Meinweg komt dit habitattype voor op verschillende locaties langs de Roode Beek en langs de Boschbeek. Dit habitattype heeft zich hier op deze plekken ontwikkeld op een vochtige tot natte zure veengrond. De waterstand wordt hier op orde gehouden door de toestroming van (regionaal) grondwater (SRE,2011). Op beide locaties wordt de boomlaag gedomineerd door zachte berk. Rondom de Roode beek is de boomlaag opener dan bij de Boschbeek. In totaal gaat het hier om een oppervlakte van circa 4,6 hectare.

Figuur 3.15 Overzicht ligging habitattype Hoogveenbossen (H91D0) in de Meinweg

Beschrijving

Dit habitattype omvat relatief laag blijvende berkenbossen met een dominantie van zachte berk in de boomlaag en een ondergroei die vooral bestaat uit veenmossen. Ze wordt aangetroffen op voedselarme, zure veengronden die permanent onder invloed staan van hoge grondwaterstanden. De permanent hoge grondwaterstanden die nodig zijn voor het habitattype worden gestuurd door kwel, zijdelingse toevoer van oppervlaktewater en/of stagnerende lagen in de bodem, die het wegzakken van regenwater tegenhouden. De optimale zuurgraad voor hoogveenbossen ligt beneden pH 4,5. Het habitattype is afhankelijk van zeer tot matig voedselarme omstandigheden in de bovengrond. Daarbij is ook de waterkwaliteit eveneens van groot belang, deze moet mineraalarm zijn. Naarmate de standplaats minder voedselarm en zuur wordt, komt Zwarte els in de begroeiing en ontwikkelt het bos zich langzaam naar Elzenbroekbossen. Het onderscheid wordt bepaald door de verhouding tussen berk en els. Dit bostype kan buiten hoogveengebieden in mozaïek voorkomen met Elzenbroekbossen (H91E0) en wordt in zijn geheel gerekend tot het habitattype Hoogveenbossen.

Zoals benoemd komt op de Meinweg dit bostype op grofweg twee locaties voor, langs de Roode beek en langs de Boschbeek. Vergeleken met de Roode beek is het dal van de Boschbeek voedselarmer en plaatselijk oligotroof tot mesotroof (Maes et al., 2014). Toch komt langs beide beken dit bostype voor.

Bij de bossen aan de kant van de Roode beek zijn twee losse groeiplaatsen aan te wijzen, één in de flanken van de Roode beek en één ter hoogte van de voormalige taxus-kwekerij het Loom (tegenwoordig landgoed ’t Loom).

De hoogveenbossen in de flanken van de Roode beek bevat een vegetatie met zachte berk op een dik pakket van veenmossen met sporkehout, gagel, riet, pijpenstrootje, moeraszegge en pluimzegge in de ondergroei. De locatie bij het Loom is een stuk armer en minder ontwikkeld wat betreft de ondergroei. Het aandeel veenmossen is lager en de ondergroei wordt gedomineerd door moeraszegge en pluimzegge.

De hoogveenbossen gelegen aan de Boschbeek hebben een relatief klein oppervlak. Echter in het aanliggende Duitse Natura2000-gebied ‘Luesekamp und Boschbeek’ is H91D0 ook aangewezen als habitattype. Hier komt het dan ook voor aan de Duitse zijde van de Boschbeek, waardoor de totale functionele oppervlakte van het hoogveenbos voldoet aan de oppervlakte voorwaarde voor een goed functionerend systeem.

Het hoogveenbos bij de Roode beek heeft ter hoogte van het Loom een lagere kwaliteit. Deze lagere kwaliteit is het gevolg van uitgevoerde maatregelen in het verleden. In de tijden van de taxuskwekerij waren er ontwateringsgreppels aanwezig welke zorgde voor een verdrogend effect in de omliggende terreinen. Ondertussen zijn deze greppels verwijderd en kan er herstel optreden in deze hoogveenbossen en de daartoe behorende veenmosondergroei.

De plantgemeenschappen die op de Meinweg van belang zijn voor het habitattype zijn Dophei- Berkenbroek (40Aa1) en Zompzegge-Berkenbroek (40Aa2) (Janssen et al., 2012). Dit habitattype kent weinig typische faunasoorten. Met name ongewervelde van veenmosvegetaties en Vochtige heiden (H4010) kunnen in een open bostype voorkomen.

In tabel 3.9 zijn verschillende typische soorten voor Hoogveenbossen weergegeven welke in de afgelopen jaren zijn waargenomen op de Meinweg.

Tabel 3.9. Aanwezige soorten H91D0 Hoogveenbossen

Nederlandse naam Soortgroep Categorie1 Periode waargenomen

< 1980 1980 - 1990 1990 - 2000 2000 - 2012

Houtsnip Vogels Cab X X X X

Matkop Vogels Cb X X X X

1

Ca = constante soort goede abiotische toestand; Cb = constante soort goede biotische structuur; Cab = constante soort goede abiotische toestand en goede biotische structuur; K = karakteristieke soort; E = exclusieve soort

Beheer

Er wordt geen specifiek beheer uitgevoerd voor dit habitattype.

Staat van instandhouding en trend

Het habitattype komt voor in de bovenloop langs de flanken van de Boschbeek en van de Roode beek. In beide gevallen gaat het om goed ontwikkeld en soortenrijk berkenbroek. De ondergroei in de bossen bij de Boschbeek bestaat uit veenmossen, riet, zeggenvelden en pijpenstrootje (Maes et al., 2014). Ondanks de geringe, Nederlandse, oppervlakte op de flanken van de Boschbeek verkeerd het hoogveenbos hier toch in een goede staat van instandhouding. Ook aan de Duitse kant van de Boschbeek is het habitattype namelijk aanwezig waardoor de oppervlakte van de functionele eenheid van het hoogveenbos voldoende omvang heeft.

Op de groeilocaties bij de Roode beek zijn in het verleden veel ontwateringsgreppels gegraven. Hierdoor is het bos sterk verdroogd (de Mars et al., 1998). Hoewel de berken nog aanwezig zijn is het aandeel veenmossen laag en wordt de ondergroei gedomineerd door pijpenstrootje. Ondanks dat het

hoogveenbos bij de Roode Beek een groter oppervlakte heeft dan bij de Boschbeek, wordt de huidige staat van instandhouding als matig ongunstig beoordeeld.

Knelpunten (K) en leemten in kennis (L) Standplaatscondities Meinweg

Voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van de hoogveenbossen (H91D0) zijn er nog een aantal knelpunten aanwezig. Deze knelpunten zullen hieronder toegelicht worden.

K1 Stikstofdepositie

De kritische depositiewaarde (KDW) voor stikstof voor hoogveenbossen, die is vastgesteld op 1786 mol N/ha/jaar (Van Dobben et al., 2012), wordt blijkens berekeningen van het rekenmodel Aerius niet overschreden. Zie hiervoor ook de PAS-gebiedsanalyse (Provincie Limburg, 2017). Een kanttekening hierbij is wel dat dit rekenmodel geen rekening houd met nalevering van stikstof uit omliggende gebieden. Door deze nalevering vindt er wel enige mate van overschrijding plaats door onder andere het uittredend grond- en kwelwater.

De effecten van stikstofdepositie uiten zich vooral op een tweetal ecologische processen, vermesting en verzuring. Afhankelijk van het habitattype waarop de overmatige depositie betrekking heeft zal één of beide van deze processen een negatieve invloed uitoefenen op de ontwikkeling van dit habitattype. Dit habitattype is afhankelijk van zeer tot matig voedselarme omstandigheden in de bovengrond. Eutrofiering door stikstofdepositie leidt tot een versterkte boomgroei van dit bostype dat van nature een ijl karakter zou moeten hebben en daarnaast leidt het ook tot verruiging van de ondergroei met vooral pijpenstrootje, waardoor de soortenrijkdom van de ondergroei afneemt (Beije & Smits, 2012; Van Dobben et al., 2012). Deze afname in kwaliteit van het habitattype zal uiteindelijk resulteren in het afnemen van het oppervlakte kwalificerend hoogveenbos.

Wat betreft eventuele verzuring zullen de effecten minder sterk zijn, aangezien het habitat van deze bossen van nature al redelijk zuur is. Verdere verzuring zal zich vooral uiten in een lagere vegetatie kwaliteit.

K3 Verdroging

Als gevolg van verdroging treedt versterkte mineralisatie op van het veenpakket en dus een toename van de voedselrijkdom. Dit heeft vergelijkbare gevolgen als die van de stikstofdepositie: versterkte boomgroei en verruiging en verarming van de ondergroei (Beije & Smits, 2012). Deze verdroging is vooral zichtbaar in de bossen langs de Roode Beek. De afgelopen jaren zijn hier al diverse greppels gedempt en is er naaldbos omgevormd. Om het herstel van de kwaliteit te waarborgen zijn er nog extra maatregelen nodig. De omvorming van naaldhout naar open terreinen in het inzijggebied heeft een vernattend effect waardoor er meer water beschikbaar komt voor de Hoogveenbossen. Rondom de Boschbeek zullen de bossen profiteren van de demping van de greppels die onder andere bij Vochtige heide al besproken is, zie paragraaf 3.3.2.

L Leemten in kennis op de Meinweg L1 Bovenloop Boschbeek

Bij de vochtige heide ten noorden van het bosreservaat Herkenbos zijn diverse ontwateringsgreppels in het terrein aangetroffen. Deze greppels resulteren in een drainerende werking van de omliggende gebieden en zijn onder andere negatief voor de instandhoudingsdoelstellingen van de hoogveenbossen rondom de benedenloop van de Boschbeek. Hiernaast is ook de Boschbeek in vergraven toestand aanwezig. Ter hoogte van de Zandbergslenk is deze in het verleden gekanaliseerd en uitgediept. De aanwezige greppels sluiten hierop aan en zorgen samen voor een groter drainerend effect. Om dit effect op te heffen is demping van het gegraven deel van de Boschbeek mogelijk. Gevolg van deze ingreep zou de vorming van een doorstroommoeras zijn in het gebied waar de Boschbeek gedempt wordt. Echter is het nog onbekend wat de verdere effecten

hiervan zijn op het benedenstroomse deel van de Boschbeek. Voordat een eventuele demping plaats vindt dient dit nog onderzocht te worden.

3.3.8. H91E0C Vochtige alluviale bossen