• No results found

steden en regio’s

7 Toekomstbestendige ontwikkeling van het

7.3.3 Landbouw- en voedselsysteem

Omschakeling naar kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw

Indieners van zienswijzen besteden aandacht aan de omschakeling naar kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw. Hiervoor wordt ten eerste gevraagd om in de NOVI een concrete eenduidige definitie en een heldere ruimtelijke afbakening van het begrip circulaire landbouw/kringlooplandbouw te geven. Ten tweede vragen indieners aandacht voor

onderwerpen die samenhangen met een omschakeling naar kringlooplandbouw en

natuurinclusieve landbouw. Hieronder vallen krimp van de veestapel, maar met behoud van de vitaliteit van het landelijk gebied en met aandacht voor compensatie van de kosten van boerenbedrijven, opruimen van lege stallen en meervoudig gebruik van de vrijgevallen grond, waarbij diensten zoals waterbeheer, zorg voor het landschap en versterking

biodiversiteit tot ontwikkeling kunnen komen. Indieners vinden dat in de NOVI ook duidelijk

moet worden gemaakt dat efficiënter gebruik van meststoffen en

gewasbeschermingsmiddelen vooral betekent: minder of niet gebruiken en wijzen hiervoor op het voorzorgsprincipe. Verder verwijzen indieners in het kader van kringlooplandbouw en het streven van het verminderen van de diffuse belasting vanuit de landbouw naar de bestuurlijke versnellingstafels van de Delta-aanpak Waterkwaliteit en de paragraaf Landbouw.

Reactie

In de LNV-visie ‘Waardevol en verbonden’ is kringlooplandbouw als volgt omschreven: “De keten van weleer – met een begin, een einde en lekken in schakels – is veranderd in een systeem van voedselproductie met minimale onnodige verliezen. Landbouw, tuinbouw en visserij zijn onderdeel van een circulair systeem. In 2030 zijn kringlopen van grondstoffen en hulpbronnen op een zo laag mogelijk schaalniveau gesloten, regionaal, nationaal of

internationaal. Akkerbouw, veehouderij en tuinbouw gebruiken in de eerste plaats grondstoffen uit elkaars ketens en reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie en

voedingsketens. Gewasresten, voedselresten, procesafval en mest worden opnieuw benut of verwerkt tot nieuwe producten. Kringloopbedrijven verbruiken zo weinig mogelijk energie en zo veel mogelijk hernieuwbare energie. Zoals het bij Mansholt ging om ‘nooit meer honger’, is bij kringlooplandbouw het adagium ‘minimale belasting van de leefomgeving’. Mansholt pleitte voor een zo efficiënt mogelijke voedselproductie tegen zo laag mogelijke kosten. Bij kringlooplandbouw is het doel om waardevol voedsel te produceren met zo min mogelijk effecten op natuur, milieu en klimaat. De waarde van kringlooplandbouw is daardoor meer dan de som van de afzonderlijke delen: naast het verminderen van emissies, het beter benutten van biomassa voor in eerste instantie voeding of bodem en het versterken van de verbinding tussen landbouw en natuur, levert het ook een weerbaar en veerkrachtig

landbouw- en voedselsysteem op, in economisch, ecologisch en sociaal opzicht. Zo kan de landbouw haar belangrijke bijdrage blijven leveren aan onze economie.”

Zoals Berkhout c.s.27 in het ‘Advies opzet monitoring en evaluatie kringlooplandbouw’

schrijven: “De omslag naar kringlooplandbouw is een transitieopgave. Een transitie is een proces met vele elkaar doorkruisende pad-afhankelijkheden dat zich niet lineair voltrekt. In een dergelijke door maatschappelijke krachten gedreven transitie speelt de overheid een belangrijke, specifieke rol, maar is per definitie ook sprake van een groot aantal

maatschappelijke initiatieven op allerlei niveaus door veel verschillende actoren. Het is goed om daarbij te beseffen dat een transitie zich voltrekt op de lange termijn, waarbij we moeten denken in tijdschalen van decennia. Een transitie is ook een zoektocht.”

Kringlooplandbouw is daarom niet gedefinieerd in termen van een blauwdruk: voor verschillende grondstoffen- en biomassastromen zal gezocht moeten worden naar het optimale schaalniveau om kringlopen te sluiten, waarbij het streven is dit op zo laag

mogelijke, bij voorkeur regionale schaal te doen. Dit laatste geldt zeker ook voor veevoer en mest. In een kringlooplandbouw is de melkveehouderij (in verbinding met akkerbouw) zoveel mogelijk regionaal grondgebonden. De niet-grondgebonden veehouderij maakt gebruik van reststromen en van ander (regionaal geteeld) veevoer dat niet voor menselijke consumptie geschikt is. Gezien deze omschrijving is geen strakke ruimtelijke afbakening van circulaire landbouw te geven, maar is wel duidelijk dat de grondgebondenheid en daarmee de aanspraak van landbouw op grondgebruik in algemene zin sterker zal worden.

In de NOVI wordt aandacht besteed aan de relatie tussen stikstof, natuur en

(kringloop)landbouw en de opgaven die deze met zich meebrengen in het landelijk gebied. In zones rondom kwetsbare natuurgebieden zal een omslag naar extensieve en emissiearme landbouw prioriteit krijgen. Tegelijkertijd zullen daar waar de omstandigheden en ruimtelijke voorwaarden voor landbouw goed zijn, landbouwproductie en de benodigde omslag naar kringlooplandbouw -letterlijk en figuurlijk- ruimte moeten krijgen. Deze en andere opgaven in het landelijk gebied vragen om een Nationaal Programma voor het Landelijk Gebied.

Behoud van de leefbaarheid van het landelijk gebied is daarbij een centrale doelstelling. Dit impliceert aandacht voor de in de zienswijzen genoemde punten zoals: het ontstaan van nieuwe verdienmodellen en adequate compensatie in geval van uitkoop of verplaatsing van bedrijven, borging van landschappelijke kwaliteit en zorg voor vrijkomende agrarische

27 Wageningen University & Research, Advies opzet monitoring en evaluatie kringlooplandbouw, Wageningen 2019.

bebouwing. Onderzocht zal worden welke mogelijkheden de inzet van het instrumentarium voor grondbeleid en landinrichting (motie Moorlag/Smeulders) kunnen bieden.

Voor meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen brengt de omslag naar kringlooplandbouw met zich mee dat de uitstoot van deze stoffen naar het milieu zo klein mogelijk wordt en grondstoffen en eindproducten -zoals meststoffen- met zo min mogelijk verliezen worden benut (zie LNV-visie ‘Waardevol en Verbonden’). In de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 wordt ingezet op een transitie naar weerbare planten en teeltsystemen, verbinding van landbouw en natuur en het terugdringen van emissies. Dit leidt tot vermindering van de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen. Waar middelen toch nodig zijn dan volgens de principes van geïntegreerde gewasbescherming en bij voorkeur met inzet van laag

risicomiddelen. Het voorzorgsprincipe wordt gehanteerd in het toelatingsbeleid van

gewasbeschermingsmiddelen: een middel mag alleen worden gebruikt/op de markt worden gebracht als in een risicobeoordeling aangetoond is dat gebruik voor mens, dier en

milieuveilig is.

Indieners verwijzen naar de bestuurlijke versnellingstafels van de Delta-aanpak

Waterkwaliteit en de paragraaf Landbouw om met behulp van kringlooplandbouw op termijn bij te dragen aan het voorkomen van diffuse belasting vanuit de landbouw. Dit aspect is ook opgenomen in de definitieve NOVI onder beleidskeuze 4.2.

Vraag om toename van het areaal van voedselbossen

Indieners van zienswijzen pleiten voor een toename van het areaal van voedselbossen. Een aanwijzing door lokale en regionale autoriteiten kan volgens indieners een uitbreiding van het areaal van voedselbossen realiseren, met name in milieubelaste en kwetsbare gebieden.

Bovendien vragen indieners sturing vanuit de rijksrol op voedselconsumptie.

Reactie

In de NOVI worden voedselbossen onder de koepelterm agroforestry genoemd. Het

toepassen van agroforestry biedt naast biodiversiteitsherstel goede mogelijkheden voor het vastleggen van CO2, in combinatie met het versterken van landschappelijke structuren, duurzame circulaire woningbouw en een gezondere leefomgeving.

Daarnaast zijn voedselbossen ook vanuit het oogpunt van de verbinding tussen

voedselproductie en biodiversiteit een interessante ontwikkeling. Veel over voedselbossen is echter nog onbekend. In het kader van de Green Deal Voedselbossen wordt gewerkt aan een kennisagenda. Vanwege de ontwikkelingsfase waarin voedselbossen zich bevinden en

vanwege het feit dat de lokalisering en landschappelijke inpassing van voedselbossen maatwerk is, ligt een aanwijzing omtrent de uitbreiding van het areaal voedselbossen niet voor de hand. In de brief aan de Tweede Kamer omtrent de Bossenstrategie van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 februari 2020 heeft de minister ambities en doelen voor een Bossenstrategie bekendgemaakt. Ook besteedt het Kabinet in zijn brief aandacht aan de uitbreiding van het areaal bossen, waaronder agro-forestry en

voedselbossen.

Het rijksbeleid gericht op duurzame voedselproductie (nationaal belang 18 definitieve NOVI) heeft invloed op het aanbod van voedsel en daarmee op de voedselconsumptie.

Voedselconsumptie kan worden beperkt door minder verspilling. Gezien het feit dat tegengaan van voedselverspilling een prioriteit is van het kabinet, hebben we met

kennisinstellingen en bedrijven de handen ineengeslagen. Vanuit de Stichting Samen Tegen Voedselverspilling streven we naar een halvering van de hoeveelheid verspild voedsel in 2030. Dit is ook één van de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties waar Nederland zich aan heeft verbonden.

Problematiek rondom landbouwverkeer

Indieners vragen om aandacht voor problematiek rondom (zwaar) landbouwverkeer. Hiervoor wensen indieners dat er in de NOVI handvatten worden geformuleerd om het

landbouwverkeer veilig te ontsluiten.

Reactie

Middels een wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 wordt momenteel gewerkt aan de

invoering van een APK voor landbouw- en bosbouwtrekkers, in combinatie met kentekening en registratie. Als onderdeel van deze wijziging zal ook de maximum toegestane snelheid van landbouwverkeer worden verhoogd van 25 km/u naar 40 km/u. Dit zal zorgen voor betere toegang tot gebiedsontsluitingswegen en rondwegen. Ook in de uitvoering van het

Strategisch Plan Verkeersveiligheid is er aandacht voor landbouwverkeer.

Het is echter aan de wegbeheerders (zoals provincies en gemeenten) om te bepalen waar en wanneer landbouwverkeer wordt toegelaten op hun wegen en ook om in de eigen

omgevingsvisies aandacht aan dit onderwerp te besteden. Het is om die reden niet in de NOVI opgenomen.

7.3.4 Inzet in waardevolle landschappen