• No results found

Inzet in waardevolle landschappen Bescherming van het landschap

steden en regio’s

7 Toekomstbestendige ontwikkeling van het

7.3.4 Inzet in waardevolle landschappen Bescherming van het landschap

Verschillende indieners van zienswijzen hebben vragen over de inzet van het Rijk bij de bescherming van waardevolle landschappen; sommige indieners vragen om een strikte bescherming van het landschap, terwijl andere indieners juist een oproep doen om het landschap niet ‘op slot’ te zetten.

Sommige indieners doen een oproep op het Rijk bij de bescherming en ontwikkeling van het landschap, bijvoorbeeld door het voeren van regie, het stellen van normen en kaders voor de bescherming van landschappen of het benoemen van landschappelijke waarden. Ook doen sommige indieners een oproep om groene zones tussen de steden actief te behouden en om te zorgen voor balans tussen de benodigde fysieke ingrepen voor energietransitie en

verduurzamingsopgaven en het behoud van de specifieke waardevolle karakteristieken van landschappen, steden en dorpen.

Andere indieners doen een oproep dat het nationale belang van het behouden van (huidige) kernkwaliteiten niet moet gaan conflicteren met de uitvoering van de decentrale taken op gebied van landschap en landschapsontwikkeling. Onder voorwaarde van zorg en respect voor landschapskwaliteit, moeten passende uitbreidingen in het landelijk gebied mogelijk zijn, vinden sommige indieners. Ook vinden zij dat terughoudendheid nodig is bij het aanwijzen van beschermde landschappen.

Verder vragen sommige indieners om aandacht voor specifieke elementen bij de bescherming en ontwikkeling van het landschap. Voorbeelden zijn het toevoegen van donkerte aan de lijst van unieke te beschermen (landschappelijke) kwaliteiten en het aanpakken van verschraling van het landschap als gevolg van het verdwijnen van landschapselementen en leegstaande agrarische bebouwing.

Reactie

Regie

Het zorgvuldig inpassen van ruimtelijke ontwikkelingen voor duurzame economische groei op een wijze die landschappelijke kwaliteiten behoudt of versterkt is primair de

verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten. Instrumenten die zij inzetten zijn bijvoorbeeld gebiedsprofielen en een ruimtelijk kwaliteitskader. Met de NOVI wordt regionale partijen expliciet gevraagd om de kwalitatieve discussie bij ontwikkelingen in het

buitengebied vorm te geven en kwalitatieve ambities te verankeren in eigen beleid of regels.

Het Rijk heeft niet meer de toetsende rol, maar denkt en ontwikkelt zelf mee in die gevallen waar een rijksrol nodig en gewenst geacht wordt. Alle relevante partijen zijn met elkaar in gesprek over kwaliteit en maken gebiedsgericht afspraken over een rolverdeling.

Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte. Tegelijkertijd willen we de kwaliteit van de leefomgeving en de identiteit van Nederland versterken. Daarom zijn de

afwegingsprincipes in de NOVI opgenomen. De principes van meervoudig ruimtegebruik vormen een afwegingskader in de vorm van een voorkeursvolgorde meervoudig

ruimtegebruik met drie treden van afweging: mengen, meekoppelen en scheiden van

functies. In de NOVI is dit opgenomen als uitwerking van het afwegingsprincipe ‘Combinaties

van functies gaan voor enkelvoudige functies’. Een voorbeeld daarvan is meervoudig grondgebruik in de energietransitie door tijdelijke zonnevelden te combineren met natuurontwikkeling van bijvoorbeeld bloemrijk grasland.

Beschermen van landschappen en het toevoegen van kwaliteiten

De zorg voor ons landschap is iets dat ons allen aangaat. Burgers, ondernemers, maatschappelijke organisaties, en overheden hebben elk op hun eigen manier de

verantwoordelijkheid om de onvermijdelijke veranderingen van ons landschap met aandacht en liefde te begeleiden en vorm te geven. Met het opnemen van landschap als een nationaal belang in de NOVI, het inrichten van het beleidsprogramma ONS Landschap en het

landschapsinclusief maken van de grote transities in de fysieke leefomgeving, maakt het Kabinet duidelijk dat het bij wil dragen aan een landschapsinclusief omgevingsbeleid.

Provincies kunnen bijzondere landschappen aanwijzen voor de versterking en de bescherming van landschappelijke kwaliteiten en waardevolle landschappen. Daarnaast wordt decentrale overheden gevraagd om van alle landschappen de kwaliteiten te benoemen en deze vast te leggen in eigen beleid en regelgeving. Het is verder van belang alle

belangrijke transities voor de fysieke leefomgeving zodanig vorm te geven dat ze bijdragen aan de landschappelijke kwaliteit of nieuwe kwaliteiten toevoegen. Het groen houden van zones tussen de steden draagt bij aan het vestigingsklimaat en is belangrijk voor onder meer onze gezondheid en de leefbaarheid. Ook werken we als Rijk samen met regio’s aan het versterken van Nationale Parken, waarvoor het initiatief in de gebieden zelf ligt. Er wordt onder andere ingezet op een gebiedsaanpak op een ruimere schaal om te komen tot synergie tussen natuur, landschap, duurzame recreatie en toerisme, landbouw, energie en andere ruimtelijke opgaven.

Balans tussen bescherming en ontwikkeling

Er is veel bezorgdheid over de druk op het landschap als gevolg van alle transities en opgaven die in het landschap bij elkaar komen. Het is dan ook van belang dat in de

leefomgeving een goede balans of zelfs synergie wordt gevonden tussen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen als gevolg van bijvoorbeeld verstedelijking, de energietransitie, de omslag naar kringlooplandbouw en het streven naar een goede omgevingskwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van ruimtelijke ontwikkelingen voor duurzame economische groei op een wijze die landschappelijke kwaliteiten behoudt of versterkt is primair de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten. Instrumenten die zij inzetten zijn bijvoorbeeld gebiedsprofielen en een ruimtelijk kwaliteitskader. Met de NOVI wordt regionale partijen expliciet gevraagd om de kwalitatieve discussie bij ontwikkelingen in het buitengebied vorm te geven en

kwalitatieve ambities te verankeren in eigen beleid of regels.

Omgevingswaarden

Bovenregionale landschappelijke structuurdragers krijgen aandacht in het beleidsprogramma ONS Landschap. Dat zijn de dragende landschapselementen en kenmerken die boven de provincie- en gemeentegrenzen uitstijgen. Samen met provincies en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (de RCE) worden deze structuren per landschapstype in beeld gebracht en onderzoeken we hoe deze kunnen worden meegenomen in landschapsinclusieve

gebiedsprocessen. Waarden als stilte en donkerte kunnen daarin ook een plek krijgen. De resultaten worden onderdeel van Panorama Landschap, dat via een website het karakter van het Nederlandse landschap in 78 regio’s beschrijft. Dit kennisproduct wordt openbaar

gemaakt via www.landschapinnederland.nl.

Duurzaam gebruik wordt geborgd door rekening te houden met het functioneren van bodem en ondergrond als natuurlijk systeem. Kringlopen van (voedings)stoffen, water en energie worden in stand gehouden of hersteld en verontreinigingen worden zoveel mogelijk voorkomen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden vanaf het begin van de planvorming de bovengrond en de ondergrond in samenhang bezien.

Het aanleggen van nieuwe bossen, landschapselementen en ‘agroforestry’ biedt goede mogelijkheden voor het vastleggen van CO2, in combinatie met het vergroten van de biodiversiteit, versterken van landschappelijke structuren, en duurzame circulaire

woningbouw. Vrijkomende agrarische bebouwing (VAB’s) vallen onder de

verantwoordelijkheid van de gemeenten. Met inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) worden gemeenten die daarom vragen geholpen met de opgave van agrarische leegstand en herbestemming in relatie tot het combineren van functies in het landelijke gebied en het voorkomen van verdere aantasting van het landschap. Daar waar veel verschuivingen van functies in het landelijk gebied plaatsvinden, kan de vrijkomende agrarische bebouwing als onderdeel van het gebiedsproces worden meegenomen. In de landsdelige Omgevingsagenda’s kunnen waar nodig aanvullende afspraken over VAB’s gemaakt worden.

Specifieke gebieden

Verschillende indieners hebben vragen over of suggesties voor de bescherming van specifieke landschappen en gebieden.

Waddengebied

Gezien de status van de Waddenzee als (onder andere) UNESCO Werelderfgoed, Natura 2000-gebied en mooiste natuurgebied van Nederland zouden indieners graag willen zien dat de hoofddoelstelling van de Waddenzee, "De duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap", als zodanig in de definitieve NOVI op wordt genomen.

Verder vragen indieners om een partij aan te wijzen die een uitwerking maakt van de wezenlijke landschappelijke kenmerken en waarden (openheid/weidsheid, duister en stilte) van de Waddenzee inclusief heldere criteria.

Voor kaarten die zijn opgenomen in de ontwerp-NOVI van gebieden met landschappelijke kwaliteit geven indieners aan dat ze de grote wateren, waaronder de Waddenzee, op de kaart ‘Diversiteit aan landschappelijke kwaliteiten’ missen.

Reactie

De hoofddoelstelling voor de Waddenzee: “De duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het uniek open landschap” blijft

onverminderd van kracht en is verankerd in de NOVI. Het beschermingsregiem is bovendien vastgelegd in de Wet natuurbescherming en in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), dat de Waddenzee onderdeel is van het grotere Waddengebied, wordt ook het perspectief geschetst voor het Waddengebied, voor zover dat verband houdt met de hoofddoelstelling voor de Waddenzee. Hoofddoel voor het Waddengebied is dat het in 2050 veilig, vitaal en veerkrachtig is. Het leidende principe bij ingrepen of handelingen in de Waddenzee is dat we uitgaan van een duurzame bescherming en zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van de Waddenzee.

Een nadere uitwerking van de wezenlijke landschappelijke kenmerken en waarden

van het Waddenzeegebied wordt gezien als een taak van de Waddenprovincies in het kader van de Agenda voor het Waddengebied 2050 en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021-2026.

Het Groene Hart

Voor het Groene Hart (en daarmee de Krimpenerwaard) geven indieners aan dat een brede focus vanuit het Rijk, die niet alleen gericht is op behoud en ontwikkeling van

landschappelijke kwaliteiten, wenselijk is. Indieners beweren dat landbouw grotendeels zal verdwijnen waardoor een parkachtig landschap in het Groene Hart mogelijk zal zijn.

Verder geven indieners aan dat er behoefte is vanuit provincies, gemeenten en waterschappen om onderlinge samenhang en interactie tot stand te brengen tussen

Rijksinitiatieven (Regio Deal, Regionale Veenweidestrategie, NOVI-gebied) om dubbelingen in Rijksbetrokkenheid te voorkomen. Ook wordt aandacht gevraagd voor initiatieven van grondeigenaren die het initiatief nemen om veranderingen tot stand te brengen.

Gezien de verschillende ruimtelijke opgaven die spelen in het Groene Hart en die om slimme combinaties van functies vragen om meerwaarde voor gebruikers te creëren, benadrukken

indieners de rol van goed ontwerp.

Met het oog op erfgoed roepen indieners op om naar mogelijkheden te zoeken erfgoed drager voor ontwikkelingen te laten zijn. Bovendien geven indieners aan graag betrokken te worden bij het programma ONS Landschap om ervaring met integrale, gebiedsgerichte processen in te kunnen brengen.

Reactie

De focus van het Rijk in het Groene Hart is breed. Allerlei nieuwe ontwikkelingen vragen om ruimte in het Groene Hart (en Krimpenerwaard). In de NOVI wordt aangegeven dat het streven is middels interbestuurlijke samenwerking met de provincies, gemeenten en waterschappen toekomstbestendige en richtinggevende uitspraken te ontwikkelen om de verschillende opgaven landschapsinclusief en samenhangend te realiseren. Hierbij is het vanuit het Rijk niet de intentie om de landbouw in het Groene Hart te laten verdwijnen. Wel is in het gebied een transitie in de landbouw nodig met het oog op het veranderende klimaat en de omslag naar kringlooplandbouw. Dat hoeft niet automatisch te betekenen dat er ruimte vrijkomt. Als er alsnog ruimte vrijkomt doordat de landbouw stopt, zal er per gebied worden nagegaan welke nieuwe gebruiksfuncties mogelijk zijn.

Gezien de brede opgaven in het Groene Hart, die zowel bodem en water, maar ook vraagstukken zoals de energietransitie, verstedelijking en daaraan verbonden mobiliteit omvatten, is het Groene Hart als voorlopig NOVI-gebied aangewezen.

Het Groene Hart krijgt ook specifieke aandacht in het Programma ONS Landschap als het gaat om het werken aan behoud en ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteiten. Rijk, medeoverheden, maar ook maatschappelijke partijen werken daarbij steeds meer samen, omdat opgaven alleen in samenhang en met een integrale aanpak kunnen worden opgelost en vanuit het belang dat gebiedsgerichte, bottom-up processen en gebiedsoverstijgende processen met elkaar in verband staan om onder andere ook dubbelingen te voorkomen.

Voorbeelden van samenwerkingen zijn onder andere de Regio Deals en het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland (IBP-VP). Tegelijkertijd vormen ook initiatieven van

grondeigenaren een belangrijk middel om tot verandering te komen.

Om de verschillende opgaven in het Groene Hart met elkaar in verband te brengen en een nieuwe balans daartussen tot stand te brengen, is onder andere ook het instrument ontwerp van belang. Die balans omvat naast natuur, biodiversiteit, landbouw en water, onder andere ook wonen, energie en mobiliteit. Het is de opgave om de ruimtelijke uitdagingen slim te combineren en de relevante belanghebbenden zoals agrariërs maar ook anderen daarbij te betrekken, zodat een goede en waardevolle leefomgeving resulteert. Met de NOVI wordt regionale partijen expliciet gevraagd de kwalitatieve discussie bij ontwikkelingen in het buitengebied vorm te geven en kwalitatieve ambities te verankeren in eigen beleid of regels.

Het Rijk is medeondertekenaar van de Erfgoed Deal, waarin de bijdrage van erfgoed in ruimtelijke transities centraal staat. Erfgoed biedt veel kansen om ruimtelijke ontwikkelingen van kwaliteit te voorzien en te versterken. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed brengt samen met de provincies in het kader van het programma Ons Landschap

(cultuur-)landschappelijk kenmerken, zogenaamde structuurdragers, in beeld. Hiermee wordt gestimuleerd dat deze structuurdragers als onderlegger voor ruimtelijke transities worden benut.

In het komend jaar wordt een Nationale Landschapsdialoog gevoerd, die als een eerste stap kan dienen voor de betrokkenheid van indieners in het kader van het Programma ONS Landschap.

IJsselmeergebied

Indieners van zienswijzen vragen om een stand van zaken rond de Agenda IJsselmeergebied 2050.

Reactie

De Agenda IJsselmeergebied 2050 is op 17 mei 2018 middels een instemmingsverklaring onderschreven door bestuurders van ruim 60 partijen, waaronder de minister van

Infrastructuur en Waterstaat namens vijf ministeries. Belangrijke thema’s daarin zijn kustontwikkelingen, energietransitie en versterking natuur- en waterkwaliteit. Dit laatste in het kader van de Programmatische Aanpak Grote Wateren van de ministeries IenW en LNV.

De bestuurlijke aansturing van de uitwerking van Agenda IJsselmeergebied is samengebracht met het Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied (BPIJ) van het Deltaprogramma en het

Regionaal overlegorgaan IJsselmeergebied (ROIJ).

In december 2018 is de Uitvoerings-, kennis- en innovatieagenda 2019-2020 van de Agenda IJsselmeergebied 2050 uitgebracht. Dit is een tweejaarlijkse weergave van de vertaling van de gebiedsambities en principes naar concrete maatregelen, kennisvragen en

investeringsbeslissingen. Het betreft acties die direct voortvloeien uit de Agenda IJsselmeergebied 2050 en uit afspraken van bestuurlijke tafels daaromheen.

Heuvelland

Indieners vragen om Heuvelland toe te voegen aan de selectie van prioritaire gebieden in ONS Landschap.

Reactie

Het programma ONS Landschap pakt een gebied op als er een nationaal maatschappelijk belang in het geding is dat provincie overstijgend is en/of waarvan kan worden verwacht dat provinciale middelen ontoereikend (b)lijken. Daar waar actuele ruimtelijke ontwikkelingen de kwaliteit van het landschap bedreigen, wordt samen met medeoverheden en

maatschappelijke organisaties de dialoog gevoerd over de kernkwaliteiten en collectieve waarden van het landschap. In dialoog tussen Rijk en regio kunnen nieuwe gebieden worden geselecteerd waar landschapsinclusieve ontwikkeling om extra aandacht vraagt, terwijl in andere gebieden extra rijksinzet wellicht niet (langer) nodig is. In het kader van de

Omgevingsagenda Zuid zal verkenning plaatsvinden met betrekking tot het toevoegen van het Heuvelland aan de selectie van prioritaire gebieden in ONS Landschap.

7.3.5 Meervoudig ruimtegebruik