• No results found

steden en regio’s

6.2.5 Het mobiliteitssysteem

Voldoende ruimte voor transitie naar duurzame mobiliteit

In de zienswijzen wordt aangegeven dat voldoende ruimte beschikbaar moet worden gesteld voor de transitie naar duurzame mobiliteit. Dit betreft zowel het creëren van de randvoor-waarden voor (waterstof-)elektrisch vervoer als het anders inrichten van het mobiliteitssys-teem. Volgens de zienswijzen heeft het Rijk een grote rol te spelen in het faciliteren van de fiets, deelconcepten en zelfrijdende voertuigen. Daarnaast kan de overheid, volgens de zienswijzen, tevens een rol spelen in het beperken van de mobiliteitsbehoefte door de wijze waarop de ruimtelijke inrichting plaatsvindt. De reacties kunnen in twee onderwerpen wor-den ingedeeld: (1) creëren van de randvoorwaarwor-den voor duurzame mobiliteit en (2) sturing geven middels de ruimtelijke inrichting. Hieronder wordt per onderwerp kort ingegaan op de zienswijzen en de wijze waarop deze in de definitieve NOVI worden verwerkt. Indieners vra-gen het Rijk zich te committeren aan investerinvra-gen OV, fiets en mobiliteit deelsystemen.

20 TK 30175, nr. 339

21 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2018, Rubbergranulaat, zie https://www.rivm.nl/rubbergranulaat

Reactie

De transitie naar duurzame mobiliteit vraagt om andere keuzes in de ruimtelijke inrichting en onze leefomgeving. Er moet rekening worden gehouden met de aanleg van alternatieve tank- en laadinfrastructuur, er dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor schone modaliteiten en voor nieuwe mobiliteitsconcepten. Het Kabinet zet sterk in op duurzaam ver-voer. In het Klimaatakkoord zijn daartoe verschillende afspraken gemaakt die ook inzetten op de fiets, deelconcepten en zelfrijdende voertuigen. Zo wordt ruimte vrijgemaakt voor het plaatsen van extra fietsenstallingen bij stations en met de Green Deal autodelen 2.0 wordt autodelen gestimuleerd. Een integrale aanpak is daarbij nodig. Toekomstige mobiliteit be-staat uit een mix van modaliteiten die op elkaar zijn aangesloten, waarbij het Rijk de regie voert, regionale overheden met maatregelen inzetten op ruimte-efficiënte en zero-emissie mobiliteit en werkgevers samen de massa creëren om zero-emissie woon- en werk-werkverkeer te stimuleren. Daarbij kan niet één modaliteit voorop staan, maar zal altijd een afweging moeten worden gemaakt. In lijn hiermee wordt het Infrastructuurfonds omgevormd naar een Mobiliteitsfonds. Het Kabinet neemt de zienswijzen die oproepen tot aandacht voor fiets, deelconcepten en zelfrijdende voertuigen ter harte en ziet dit als ondersteuning van de reeds ingezette route.

Naast het feit dat de transitie naar duurzame mobiliteit ruimte vraagt, kan de ruimtelijke in-richting ook sturend werken in-richting meer duurzame mobiliteit. Het Rijk faciliteert gemeen-ten daar waar nodig. Zo heeft het Kabinet bijvoorbeeld milieuzones geüniformeerd en ge-meenten de mogelijkheid geboden parkeertarieven te differentiëren om het gebruik van elektrische auto’s in stedelijk gebied te stimuleren. Met werkgevers wordt in de Coalitie An-ders Reizen samengewerkt om bijvoorbeeld bedrijven te stimuleren werklocaties nabij open-baar vervoer te openen. De fietsambassadeurs laten zien hoe het gebruik van de fiets kan worden gestimuleerd. Op die wijze wordt het voor werknemers eenvoudiger om gebruik te maken van andere modaliteiten dan de auto. Het Kabinet blijft inzetten op een goede sa-menwerking met medeoverheden en werkgevers om ook in de toekomst in de mobiliteitsbe-hoefte te kunnen voorzien.

Het Kabinet erkent dat met de NOVI niet alle vraagstukken die daarin worden genoemd, zijn opgelost. Dat komt ook omdat effecten van toekomstige ontwikkelingen in duurzame mobili-teit nog niet (volledig) bekend zijn. In de uitwerking van de NOVI zal blijken dat conflicten ontstaan tussen de verschillende doelen en ambities die in de NOVI staan beschreven. Dat geldt ook voor die ten aanzien van duurzame mobiliteit. Met de opkomst van de zelfrijdende auto komt bijvoorbeeld het gebruik van de fiets en lopen mogelijk onder druk te staan. Voor dit soort conflicten is op voorhand geen eenduidige oplossing te benoemen. Daarvoor zullen maatschappelijke en private partijen samen moeten blijven werken. Het Kabinet is ervan overtuigd dat de samenwerking met partijen op een goede manier wordt gecontinueerd bij de verdere uitwerking van de NOVI.

De NOVI is de visie op hoofdlijnen van het Rijk voor de fysieke leefomgeving. In de NOVI wordt niet vooruitgelopen op investeringen in mobiliteit of bereikbaarheid. Wel onderschrij-ven we dat verdere groei van de steden niet kan zonder investeringen in vooral ook stede-lijke verkeers- en vervoersnetwerken. Investeringsbeslissingen voor mobiliteit zullen uitein-delijk worden gemaakt binnen de kaders van het Meerjarenprogramma Infrastructuur (MIRT).

Oog voor huidige bereikbaarheidsknelpunten

Indieners stellen dat uitstekende bereikbaarheid niet alleen iets is voor 2050, maar ook voor nu. Er worden verschillende aandachts- en knelpunten genoemd zoals de problemen met de Waalbrug bij Gorinchem, verschillende knelpunten op de A50 en een sterke (en groeiende) pendel tussen Amersfoort en Amsterdam en Utrecht. Opgeroepen wordt om bij investeringen in bereikbaarheid oog te hebben voor de relaties tussen de grote steden en de regio’s. Daar-naast wordt voorgesteld om aan te sluiten bij de verstedelijkingsstrategie voor de Metropool-regio.

Reactie

Uiteraard werken we niet alleen aan een uitstekende bereikbaarheid in 2050, maar ook in het hier en nu, waarbij er volop aandacht is voor de veroudering van infrastructuur die in de

zienswijze wordt benoemd. In de NOVI is het in stand houden en ontwikkelen van de hoofd-infrastructuur opgenomen als nationaal belang. Daaronder wordt de veroudering van de in-frastructuur en de grote vervangings- en renovatieopgave die daaruit voortvloeit benoemd als een uitdaging. In dat kader wordt ook nu al gewerkt aan het onderhouden, verjongen, vernieuwen en verduurzamen van de bestaande infrastructuurnetwerken.

In de NOVI (nationaal belang 6) wordt beschreven dat een goed functionerend mobiliteits-systeem en een goede bereikbaarheid op alle schaalniveaus het economische en sociale be-lang dient. Het in samenhang functioneren van het totale systeem van wegen, spoorwegen, vaarwegen, infrastructuur voor lopen en fietsen, multimodale knooppunten en stations, ha-vens en luchthaha-vens is daarom een nationaal belang. Daarbij gaat het dus ook om relaties (en bereikbaarheid) tussen grote steden en de regio. Daarnaast komt onder beleidskeuze 3.2 terug dat het Rijk een integrale verstedelijkingsstrategie hanteert. In samenwerking met de-centrale overheden en andere relevante belanghebbenden worden – bijvoorbeeld via het ge-biedsgerichte bereikbaarheidsprogramma voor Utrecht (MRU) – nadere afspraken over be-reikbaarheid, ruimtelijke ontwikkeling en de financiering daarvan gemaakt.

6.2.6 Hoofdinfrastructuur

Aandacht voor internationale spoor- en wegverbindingen

Indieners menen dat de ontwerp-NOVI voorbijgaat aan het economisch belang van de regio Belgisch Noord-Limburg voor het achterland van de Brainport Eindhoven en de relatie binnen de ELAt (Eindhoven-Leuven-Aachen triangle). Er wordt meer aandacht gevraagd hiervoor binnen de beleidskeuzes 2.3 en 2.5. Specifiek voor: ambities voor het versterken van internationaal openbaar vervoer en internationale spoor- en wegverbindingen.

Reactie

Het Kabinet zet in de NOVI een richting neer. Dit biedt perspectief, maar deze richting vraagt om goede uitwerking per gebied. Om dit effectief en doelgericht te laten zijn, zullen de overheden afspraken maken over hoe dit bestuurlijk voortvarend te doen. De verscheidene opgaven die we kennen in Nederland, betekenen keuzes maken en kiezen voor

samenwerking tussen overheden en departementen. Meer regie vanuit het Rijk betekent niet het centraliseren van taken en verantwoordelijkheden, wel het geven van richting op grote opgaven en het regisseren van een goed samenspel, zowel publiek als publiek/privaat. Al deze opgaven kunnen alleen aangepakt worden als we heel Nederland benutten en ook zorgen voor een duurzame aansluiting van alle delen van Nederland. Dit betekent niet dat overal hetzelfde moet gebeuren. Het betekent wel dat van alle gebieden het

ontwikkelpotentieel volledig benut moet worden. Dit vraagt voor alle regio’s een specifieke strategie. Een goed verbonden netwerk legt de basis voor onze ruimtelijke hoofdstructuur.

Ook de grensoverschrijdende bereikbaarheid is daarbij essentieel. Om dit effectief en doelgericht te laten zijn, zullen de overheden afspraken maken over hoe dit bestuurlijk voortvarend te doen. Op basis van de nationale keuzes en –strategieën zullen met de medeoverheden keuzes gemaakt worden. Dit gebeurt in de Omgevingsagenda’s. Uiterlijk in het najaar van 2021 moeten de Omgevingsagenda’s voor heel Nederland gereed zijn. Ook de betrokken partijen over de grens worden betrokken bij het opstellen van deze agenda’s.

Snel naar uitvoeringsafspraken

Indieners menen dat er vanuit de NOVI snel moet worden doorgeschakeld naar

uitvoeringsafspraken en gelijktijdig al actie en investeringen. De ontwerp-NOVI legt veel nadruk op omgevingsagenda’s als vervolgstap, terwijl er in gebiedsgerichte

bereikbaarheidsprogramma’s al breed gedeelde agenda’s liggen. Verschillende indieners zijn bang dat er een herhaling van zetten optreedt, keuzes opnieuw ter discussie komen en geen voortgang wordt geboekt.

Indieners vragen ook om het meenemen van slappe bodem bij het nationaal belang over instandhouding en ontwikkeling van de hoofdinfrastructuur.

Reactie

De NOVI geeft een visie op hoofdlijnen van het beleid op de fysieke leefomgeving. In de Uitvoeringsagenda wordt ingegaan op hoe en waar we dat beleid verder vormgeven en uitvoering geven. Dit zal onder andere plaatsvinden in de omgevingsagenda’s en

NOVI-gebieden. Ondertussen ligt het werk niet stil. We werken hard aan de woon- en bereikbaarheidsopgaven in de steden, onder andere in de gebiedsgerichte

bereikbaarheidsprogramma’s. Dat continueren we. Vanzelfsprekend is dat wat er in die bereikbaarheidsprogramma’s al aan breed gedeelde agenda’s is opgesteld, een basis is voor de op te stellen omgevingsagenda’s.

De nationale belangen in de NOVI zijn sectorspecifiek, bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving moet rekening gehouden worden met allerlei andere aspecten (belangen en ontwikkelingen) in die fysieke leefomgeving, waaronder ook slappe bodems.

Op 20 juni 2019 is door het Kabinet een brief naar de Kamer gezonden over de Rijksbrede inzet op bodemdaling22. In deze brief wordt de problematiek van bodemdaling in de binnensteden en daarmee samenhangende opgaven onder meer voor grondwater, schade aan gebouwen door paalrot en verzakkingen en het beheer van de openbare ruimte benoemd en wordt beschreven op welke wijze vanuit het Rijk wordt bijgedragen aan het omgaan met deze opgaven.

In het najaar van 2019 is onder regie van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Regio Deal Bodemdaling Groene Hart met de desbetreffende

gebiedspartijen overeengekomen. Met deze Regio Deal wordt een impuls gegeven aan de kennisontwikkeling en informatievoorziening voor het tegengaan van en het omgaan met bodemdaling van slappe bodems in zowel het landelijke als het stedelijke gebied.

Op 3 december 2019 heeft het Kabinet een brief naar de Tweede Kamer verzonden over de ontwikkelingen ten aanzien van de funderingsproblematiek23. Zoals in deze brief is

aangegeven is per 1 januari 2019 het Rijksprogramma Aanpak Funderingsproblematiek van start gegaan, dat tot doel heeft het verzamelen en delen van kennis en het bevorderen van kennisontwikkeling en innovaties op het gebied van de aanpak van funderingsproblematiek.

Dit programma wordt in opdracht van het Kabinet uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en zal extra inzetten op het delen van kennis met

gemeenten met een hoog risicoprofiel. Ook wordt in deze brief de voortgang beschreven voor het Fonds Duurzaam Funderingsherstel.

6.3 Beleidskeuzes

6.3.1 Duurzame ontwikkeling en integrale verstedelijking