• No results found

La Superba

In document Ontsnappende schrijvers (pagina 60-64)

Er zijn mensen die beweren dat ik ben verzonnen. Maar dat kun je van iedereen wel zeggen. Zoals de man in zijn makelaarspak die ik vanochtend zag lopen zichzelf in een makelaarspak heeft verzonnen en zoals de politicus die ik gisteravond op televisie zag in samenspraak met zijn spindoctors zijn authentieke uitstraling heeft verzonnen die het zo goed doet bij de kiezers, zo heb ik mijzelf verzonnen. Ik heb mijzelf gedroomd en heb mijzelf vervolgens de vrijheid gegund om te bestaan. (Pfeijffer 2013: 310)

In Pfeijffers meest recente roman, La Superba (verschenen in februari 2013), loopt opnieuw een personage met de naam Ilja Leonard Pfeijffer rond. Deze Nederlandse dichter heeft zich gevestigd in Genua. Hier probeert hij zich een nieuwe identiteit aan te meten. Ilja, of Leonardo, vertelt het verhaal van zijn immigratie in Genua via notities die ‘niet voor publicatie bestemd zijn’ die hij richt aan een vriend in het vaderland. In deze notities reflecteert hij zowel op zijn vertrek uit het vaderland als op zijn integratie in zijn nieuwe woonplaats. De visie op identiteit die hieruit naar voren komt, is

vergelijkbaar met de wijze waarop de personages in Het ware leven, een roman zichzelf in een verhaal verzinnen: het beeld dat anderen in hun ogen van hen hebben, is bepalend. Identiteit is zo bezien

vooral een kwestie van imago. Ilja probeert te voldoen aan een imago dat hij voor zichzelf heeft verzonnen, maar de complexe structuur van en verwikkelingen in deze roman maken dat dit

uiteindelijk niet lukt. Ilja Leonard Pfeijffer raakt verstrikt in zijn eigen fictie, die van anderen en die van de stad.

In de notities aan zijn vriend benadrukt Ilja dat zijn geschrijf slechts de aanzet vormt van de roman die hij zal gaan schrijven. Hierdoor wordt de suggestie gewekt dat de lezer een roman in wording in handen heeft, waardoor een illusie van intimiteit ontstaat. Dit is slechts een illusie natuurlijk: de roman die we in handen hebben is immers wél gepubliceerd. De notities bieden een beeld van de verwikkelingen in Genua, die vooral draaien om verschillende vormen van immigratie die bestaan in deze stad. Daarnaast reflecteert het schrijver-personage op de thematische relevantie van de gebeurtenissen die hij beschrijft en de structuur die hij voor zijn beschrijvingen zal gaan kiezen. Hierbij levert hij expliciet commentaar op de metaforische waarde van zijn avonturen, zoals de vondst van een vrouwenbeen op straat, de onuitroeibare ratten, het mooiste meisje dat werkt in de Bar met de Spiegels en de stad als labyrint, waarin iedereen kan verdwalen in zijn eigen fictie. Binnen deze structuur is alles wat hij beschrijft tegelijk onderdeel van de wereld op het niveau van de beschreven gebeurtenissen en onderdeel van de wereld op het niveau van de literaire vervorming, zodanig dat het onderscheid uiteindelijk wordt opgeheven. Naarmate de roman vordert lijken de gebeurtenissen steeds meer te worden beïnvloed door de thematiek die in eerdere notities werd verzonnen.

Ilja wil voldoen aan het mooie beeld van de luxe-immigrant die zich weet te redden in Genua. Dit beeld wordt al op de eerste pagina’s van La Superba verstoord: Ilja vindt een vrouwenbeen op straat, dat hem zo opwindt dat hij het mee naar huis neemt en er een vrouw aan vast verzint. Hierover noteert hij:

Als ik deze notities die ik jou met enige regelmaat stuur, ooit zou omwerken tot een roman, zou ik dat beschamende gehannes met het been natuurlijk verzwijgen. Dat blijft tussen ons, goede vriend, dat begrijp je. Maar ergens is dat jammer, want daarmee laat ik een uitgelezen kans liggen om de affaire uit te buiten als een treffende metafoor voor het misverstand dat liefde heet. Je bemint een vrouw met de passie van een man die tegen beter weten in voor de zoveelste maar nu definitief laatste keer besluit te geloven in de eeuwigheid, die zodra je eenmaal doorhebt dat zij welbeschouwd alleen in je fantasie bestaat voor de volgende keer verrassend kort blijkt te duren, waarna je haar dumpt en als je later terugdenkt aan die zoveelste mooiste tijd in je leven en je dagboeken herleest waarin je gevoelige strelingen natrillen in de zinderende blindheid van je zinsbegoocheling, stijgt er een geur van rotting uit op die je bijkans of waarlijk doet kotsen vanwege je eigen naïeve romantiek. Zoiets. Ik zou het minder cru formuleren om niet te veel lezers af te schrikken. En ik zou er een affaire bij verzinnen om de metafoor leven in te blazen. Ik zou bijvoorbeeld een personage als ikzelf, te vaak teleurgesteld en nog vaker teleurstellend geweest in de liefde om nog in sprookjes te geloven, cynisch en overtuigd vrijgezel die uitsluitend nog belangeloos neukt en zelfs dat niet al te vaak, in een positie brengen als de mijne, ingeweken in een nieuw zonnig land, en ik zou hem tegen zijn zin en tegen beter weten in opnieuw volledig wanhopig romantisch verliefd laten worden op

een zinderend zuidelijke vrouw, het mooiste meisje van de stad. En dat zou ik dan uiteraard helemaal fout laten aflopen. Iets met cultuurverschil. Iets met fundamenteel onbegrip. Iets met dat hij er heel iets anders bij fantaseert dan zij. Dat hij op een pijnlijke manier opnieuw gelijk krijgt met zijn diepdoorbakken cynisme en als hij daarna in de spiegel kijkt, misselijk wordt. En dan de metafoor van het been. Dat zou kunnen werken, denk je niet? (51-52)

De ideeen in deze notitie worden in de loop van La Superba allemaal ‘werkelijkheid’ in de roman (dat wil zeggen: onderdeel van de verwikkelingen op het eerste niveau, dat van de gebeurtenissen). De verteller verzint zijn verhaal voordat het hem zelf overkomt. Hierdoor wordt de interpretatie mogelijk dat de hoofdpersoon ten onder gaat aan zijn eigen ficties. Overigens: het been heeft ook een andere metaforische relevantie. Doordat het ‘gehannes met het been’ een van de dingen is die we eigenlijk niet mogen lezen, wordt het been een metafoor voor de fantasie en het verborgene, de keerzijde van de verzonnen identiteit, de aangenomen rollen waarmee alle personages te koop lopen.

Ilja is een immigrant die in Genua op zoek is naar een nieuw bestaan ‘te midden van ware en authentieke mensen die de kunst nog niet hebben verleerd om uitsluitend belang te hechten aan datgene wat er werkelijk toe doet: geur, smaak, elegantie en een vanzelfsprekende, nobele manier van leven.’ (92) In de roman die hij zal gaan schrijven, wil hij zijn luxe-immigratie contrasteren ‘met het betreurenswaardige lot van al die sloebers uit Marokko en Senegal die in dezelfde stegen zijn verdwaald in hun fantasie van een beter leven en gegarandeerde rijkdom in Europa en die door de autoriteiten, die de noodtoestand hebben uitgeroepen, worden verdelgd als ratten. […] Het labyrint van Centro Storico is evenzeer een metafoor voor mijn dromen als voor het wanhopige sprookje waarin Rashid, Djiby en al die anderen zijn verdwaald.’ (92-93) De Marokkaan Rashid, die naar Genua is gekomen omdat hij zich verveelde maar hier geen voet aan de grond krijgt, zegt over zijn mede- immigranten: ‘En natuurlijk gaan ze pas terug als ze genoeg hebben gespaard om voor een paar weken een Mercedes te huren en de opera op te voeren dat ze in Europa grandioos rijk en succesvol zijn geworden. Het is een sprookje dat zichzelf steeds mooier navertelt. Maar ik heb de waarheid gezien, Ilja.’(14) Het leven van de immigranten in Genua wordt bepaald door fantasieën, die fel contrasteren met de harde werkelijkheid.

Een idee dat vaak terugkomt in de beschrijving van personages, is dat men bezig is te voldoen aan het beeld dat zij hebben van het beeld dat anderen van hen hebben. Een belangrijke rol hierbij speelt de figuur van de travestiet, die zich ophoudt in het labyrint van steegjes in het centrum van de stad. De travestiet is een extreme variant van deze visie op identiteit: ‘De ideale vrouwen zijn mannen. In hun pogingen een begeerlijke vrouw te zijn moeten ze overdrijven. Ze transformeren zich als een parodie op een sexy vrouw tot een opblaaspop van tieten en zwellichamen en precies dat is sexy.’ (25) De figuur van de travestiet raakt in de loop van de roman betrokken bij de ondergang van het schrijver- personage dat verstrikt raakt in zijn eigen ficties: het mooiste meisje van de stad, dat werkt in de Bar

met de Spiegels, lijkt steeds meer met hemzelf samen te vallen. ‘Is zij een meisje dat ik alleen maar via spiegels kan waarnemen?’ (98) De vrouw die Ilja verzint bij het been dat hij op straat heeft gevonden blijkt de travestiet Ornella te zijn, die zich tegen het einde van de roman ontfermt over de inmiddels bankroete schrijver en hem helpt om zich als vrouw te prostitueren. De structuur van deze roman maakt dat de gepresenteerde identiteit vooral een gefragmenteerde is: Ilja is in dit verhaal soms afwisselend, soms tegelijk een luxe-immigrant, een grote man, een mooi meisje en een travestiet. Symbolen zoals spiegels en het labyrint van de stad werken verdwalingen in ficties en verdubbelingen in de hand.

De hoofdpersoon reflecteert op de redenen waarom hij uit het vaderland is vertrokken, redenen die ook te maken hebben met het leven in ficties en het verzinnen van rollen. ‘In plaats van

noodgedwongen te voldoen aan een zelfbedacht imago dat mij onder de druk van de media en mijn bekendheid op een karikaturale manier telkens opnieuw wordt opgedrongen, heb ik hier in Genua de vrijheid voor mezelf herwonnen om te worden en te zijn wie ik ben.’ (159)

De zoektocht naar geluk

Ilja wil zichzelf opnieuw uitvinden in zijn nieuwe woonplaats. De manier waarop hij zijn successen in dit opzicht beschrijft, markeert een merkwaardige mengeling van ironie en oprechtheid, die wordt bepaald door de (door de schrijver gevoelde) onmogelijkheid om emoties geloofwaardig over te brengen. Hoe kan Ilja geloofwaardig maken dat de clichés die hij beleeft, oprecht zijn? Hoe spreek je over clichés zonder je tekst zelf tot een cliché te laten vervallen?

Als ik denk aan deze notities, mijn vriend, en als ik eraan denk hoe ik ze ooit zal transformeren tot een roman, die gedragen moet worden door een protagonist die zich vrij zal zingen van mij en het recht zal opeisen tot zijn of haar eigen naam, ervaringen en ondergang in ruil voor mijn persoonlijke confrontatie met mijn nieuwe stad, die meer weg heeft van een triomftocht dan van een tragische koers in de richting van een onvermijdelijk falen en alleen daarom al ongeschikt is als grondstof voor een groot boek, dan denk ik eraan hoe cruciaal het zal zijn toch iets voelbaar te maken van de sensatie van geluk die deze stad mij keer op keer verschaft, al was het maar als een sprankelende prelude op de paukenslagen van het noodlot. Geluk, zeg ik. Ik begrijp dat je je lachen niet meer kon inhouden toen ik dat zei. Ik besef dat het raar is om zo’n wee en doorgekauwd woord uit mijn mond te horen vallen. Geluk is iets voor minnaars voordat ze hun eerste ruzie krijgen […]. Geluk is, kortom, een kortstondige illusie zonder enige vorm van diepgang, stijl of klasse. De suikerspin onder de emoties. Toch voel ik mij, bij gebrek aan een beter woord, gelukkig in Genua, op een goudgele, trage, duurzame manier. Niet als een suikerspin, maar als een goed glas. (36)

De kwesties waarmee het schrijver-personage hier te maken heeft, zijn kwesties waarvan Pfeijffer elders heeft gezegd ze te willen ontgroeien. In het voorwoord bij De man van vele manieren

verwoordde hij de wens om in zijn oprechte kwetsbaarheid te worden gelezen, in interviews rondom

de fietstocht naar Rome en zijn vestiging in Genua zegt hij een vorm van authenticiteit te hebben gevonden (zie ook het interview met Wim Brands, dat aan de orde kwam in de inleiding van deze scriptie). Het imago van Pfeijffers door ironie gekleurde schrijverschap bemoeilijkt een eenduidige verwoording van emoties, omdat het publiek inmiddels is getraind om altijd een dubbele laag in zijn werk te verwachten. Maar niet alleen zijn imago hindert hem. Het hierboven weergegeven citaat sluit ook aan bij de typering van de hedendaagse cultuur die in hoofdstuk 2 aan de orde is gekomen, waarin emoties zoals geluk tot een door de massamedia ingelijfde vorm van valse authenticiteit verworden zijn. De valse, oppervlakkige vormen van authenticiteit die aan vaststaande scenario’s beantwoorden, horen niet thuis in de literatuur – een opvatting die zowel bij Pfeijffer als Thomése te lezen is. Het schrijver-personage in La Superba krijgt slechts heel even de kans om van zijn geluk te proeven – de ondergang, die door hemzelf wordt verzonnen in deze notitie, valt hem al snel ten deel. Oh, ironie: het naïeve geluk van het schrijver-personage wint het niet van de literaire constructie in Pfeijffers roman.

In document Ontsnappende schrijvers (pagina 60-64)