• No results found

Kwaliteit en toegankelijkheid van zorg in levensloopperspectief

In document Kiezen voor (pagina 139-154)

en gevolgen voor houdbaarheid

4 Inrichting en prestaties van de Nederlandse zorg

4.2 Kwaliteit en toegankelijkheid van zorg in levensloopperspectief

Na onze bespreking van de formele structuren staat in de vorige paragraaf, staat nu de vraag centraal hoe de Nederlandse zorg in grote lijnen presteert. Daarbij kijken we naar de uitkomsten in termen van kwaliteit en toegankelijkheid in de verschillende sectoren van de zorg, en niet naar de dimensies van houd-baarheid. Vanuit dat perspectief blijkt Nederland tezamen met Zwitserland, Japan en Spanje tot de best presterende landen ter wereld te behoren. Bekende uitkomstmaten waarop dit internationaal wordt beoordeeld, zijn levensver-wachting, vermijdbare sterfte aan behandelbare ziektes en ervaren gezondheid (zie box 4.4).17 Dit beeld betreft overwegend de curatieve zorg, maar ook onze huisartsenzorg, acute zorg en gehandicaptenzorg zijn van hoge kwaliteit en over het algemeen, vanuit een vergelijkend perspectief, goed toegankelijk. Figuur 4.3 vat de bevindingen samen over de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg in deze sectoren die over alle levensfasen actief zijn.

Box 4.4 Uitkomsten van de zorg in internationaal vergelijkend verband

Bezien vanuit internationaal perspectief, lijkt er relatief weinig reden tot zorg over de uitkomsten van de Nederlandse zorg, zowel ten aanzien van de kwaliteit als ten aanzien van de toegankelijkheid daarvan. Zo blijkt uit cijfers van de oecd dat Nederland een relatief laag aantal vermijdbare doden heeft (101 doden per 100.000 mensen, versus 133 voor de

oecd als geheel) en een laag aandeel van de bevolking dat aangeeft een slechte gezondheid te hebben (4,5 versus 8,7 procent gemiddeld voor de oecd). Ook de toegankelijkheid lijkt op orde: 12,4 procent van de bevolking rapporteert een onvervulde zorgwens, vergeleken met een oecd-gemiddelde van 20,6 procent. Op de financiële dimensie

17 oecd 2019b.

van toegankelijkheid scoort Nederland zelfs het best: voor slechts 5,7 procent van de bevolking geldt dat zij om financiële redenen van zorg hebben afgezien, tegenover 17,2 procent gemiddeld in de oecd. De oecd ziet de Nederlandse zorg over het algemeen dan ook als doeltreffend en toegankelijk.

Figuur 4.3 Kwaliteit en toegankelijkheid van zorg voor alle levensfasen

Zorgsectoren Kwaliteit Toegankelijkheid

Acute zorg18 Zorgaanbieders sturen adequaat op kwaliteit van zorg19,20

Onder druk door stijgende zorgvraag (vergrijzing) en dreigend tekort zorgprofessionals

Huisartsenzorg Hoge kwaliteit, ook in diverse internationale studies aangetoond21

90 procent patiënten tevreden met openingstijden en bereikbaar- heid van hun huisartspraktijk22

Curatieve zorg Ons land behoort tot de best presterende landen23

Binnen Europa is Nederland een van de landen met de beste toegang tot zorg. Wel lange wachtlijsten in de jeugd-ggz zorgverlener en -aanbieder26

3 op de 5 (58%) mensen met een verstandelijke beperking lukt het niet om bij de gemeenten de zorg te regelen die zij nodig hebben27

18 Acute zorg bestaat uit acute ziekenhuis-, verloskundige, ambulance- en huisartsenzorg.

19

24 In 2018 maakten ca. 113.800 cliënten met verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking gebruik van langdurige zorg. Meer dan 85% (96.000) had een verstandelijke handicap.

25 https://www.igj.nl/actueel/nieuws/2020/01/13/steekproef-inspectie-onder-26-kleine-instellingen-gehandicaptenzorg-de-meeste-scoren-voldoende-tot-goed. Sedert 2017 kwaliteitskader, in werkveld ontwikkeld.

26 Schuurman 2018.

27 Nieuwenhuis 2018.

Dat neemt niet weg dat er ook knelpunten zijn in deze sectoren. Zo liepen de wachtlijsten in de Nederlandse ziekenhuizen op, over het algemeen ook al voor de coronapandemie.28 In andere onderdelen van de zorg bestaan er echter nog meer knelpunten, die in sommige gevallen urgent zijn. Deze sectoren zijn veelal niet vertegenwoordigd in de internationale statistieken. Het betreft met name de zorg voor ouderen die afhankelijk zijn van ondersteuning, jongeren die zorg nodig hebben en patiënten met psychische stoornissen. In het vorige hoofdstuk bleek al dat het juist deze sectoren zijn waarover burgers zich in toenemende mate zorgen maken.29

We bekijken hieronder welke knelpunten voor de kwaliteit en de toeganke-lijkheid zich in deze delen van de zorg voordoen in verschillende levensfasen:

de eerste 1.000 dagen (preconceptieperiode, zwangerschap, geboorte en de eerste levensjaren), de periode waarin jonge kinderen, de schoolgaande jeugd en adolescenten zich ontwikkelen, de levensfase van volwassenen met een psychi-sche stoornis en die van ouderen.

4.2.1 Zorg tijdens de ‘eerste 1.000’ dagen

De preconceptieperiode, zwangerschap, geboorte en de eerste levensjaren – de ‘eerste 1.000’ dagen – zijn cruciaal in de ontwikkeling van elk kind.30 Het merendeel van de kinderen maakt een goede start in het leven en groeit gezond op, maar bij een substantieel aantal kinderen is dat niet het geval door ongunstige zwangerschapsuitkomsten (vroeggeboorte, een te laag geboortege-wicht of een combinatie daarvan).31 Dit komt in ons land vaker voor in wijken waar de bewoners een lage sociaaleconomische status hebben en mede daardoor kunnen kampen met armoede, werkeloosheid en schuldenproblematiek.32 Kinderen die geboren worden in eenoudergezinnen en in gezinnen waarin beide ouders gebruik maken van de ggz, hebben een verhoogd risico op problemen bij hun (geestelijke) ontwikkeling. Vroeggeboorte en achterblijvende groei van de foetus kunnen gepaard gaan met een hoger risico op diverse ziekten.33

Er was grote schrik en ongeloof toen in 2004 uit Europese cijfers bleek dat de perinatale sterfte (het overlijden vanaf de tweeëntwintigste zwangerschaps-week en in de eerste 28 dagen na de geboorte) in ons land vergelijkbaar was met die in Oost-Europese landen, en in ieder geval ver boven het gemiddelde

28 Zie: https://www.volksgezondheidenzorg.info/prestatie-indicatoren-voor-gezondheidszorg/

toegankelijkheid#node-wachttijd-ziekenhuiszorg-polikliniek.

29 Dekker et al. 2019.

30 Roseboom 2018.

31 Ongeveer 25.000 (14 procent) op jaarbasis; zie Waelput et al. 2017.

32 Steegers 2017.

33 Raju et al. 2017.

van West-Europese landen lag. De oorzaken werden gezocht in een gebrek aan gestandaardiseerde zorg (richtlijnen, samenwerking), het vóórkomen van tweelingzwangerschappen na in-vitrofertilisatie en van tienerzwanger-schappen, onvoldoende anticipatie op vroeggeboorte, en de aanwezigheid van risicofactoren bij zwangeren (roken34, alcoholgebruik, obesitas, en een lage sociaaleconomische status). Aandacht hiervoor en voor andere omstandig-heden die bijdragen aan de verhoogde kwetsbaarheid van zwangeren,35 heeft ertoe geleid dat in de periode 2010-2015 de sterfte rondom de geboorte afnam.

Daarmee zit Nederland op het Europese gemiddelde (figuur 4.4).

Figuur 4.4 Trend in perinatale sterfte, 2008-2018

Bron: Perined, 2020.

Hoe is het sindsdien gesteld met de kwaliteit en de toegankelijkheid van de geboortezorg? Vanaf 2015 stagneert de perinatale zorg, en de laatste jaren stijgt deze zelfs weer licht. Wellicht dat de invoering van de Zorgstandaard Integrale Geboortezorg36 die in 2016 is opgenomen in het Register van het Kwaliteitsinstituut, de sterfte nog verder doet afnemen, maar een driejarige evaluatie van een pilot integrale geboortezorg door het rivm laat vooralsnog

34 Het aantal vrouwen dat tijdens de zwangerschap nog rookt, is substantieel: 16 procent van de lageropgeleiden, 11,5 procent van de middelbaar opgeleiden en 2,7 procent van de hogeropgeleiden (https://www.staatvenz.nl/kerncijfers/roken-vrouwen-tijdens-zwangerschap;

Trimbos en wodc 2020.

35 Steegers et al. 2020.

36 Met ‘integrale geboortezorg’ wordt het gehele traject van zorg bedoeld, vanaf de preconceptiefase tot en met de eerste 6 weken na de geboorte, inclusief de samenwerking tussen de betrokken zorgverleners (kraamzorg, verloskundigen en de gynaecologen). De zorg is dan vraaggericht en de zwangere staat centraal.

Sterfte per 1000 levend- en doodgeboren

geen significante impact op de zorguitkomsten zien.37 Of dat samenhangt met de stokkende implementatie van de integrale geboortezorg is onduidelijk.38 Uit een vergelijking van de cijfers in ons land met die van de Scandinavische landen blijkt in ieder geval dat er nog verbetering mogelijk is.39 De kwaliteit en de toegankelijkheid van de geboortezorg staan in sommige regio’s onder druk doordat daar een schaarste aan zorgprofessionals bestaat. De coronacrisis heeft deze druk verder doen toenemen.40

Helaas blijken er nog weinig vorderingen te zijn gemaakt betreffende preventie in de preconceptieperiode. Preconceptiezorg omvat het geheel aan maatregelen te nemen vóór de conceptie om de gezondheid van de toekomstige moeder en haar kind te bevorderen en geïnformeerde reproductieve keuzes te maken.

Het onderwerp staat al 30 jaar op de agenda, er zijn talloze projecten verricht, wetenschappelijke publicaties, rapporten en evaluaties verschenen die laten zien dat preconceptiezorg kansen biedt. Preconceptie-interventies beïnvloeden niet alleen zwangerschapsuitkomsten positief, maar zijn ook kosteneffectief en zelfs kostenbesparend.41 Waarom lukt het dan onvoldoende om precon-ceptiezorg te implementeren? Probleem is dat er nog te weinig kennis bij zorgverleners aanwezig is over de zin en inhoud van algemene en specialistische preconceptiezorg en dat ook tijdgebrek een rol lijkt te spelen42. Bovendien blijkt de doelgroep van mensen met een kinderwens moeilijk te bereiken. Mensen met een kinderwens staan open voor informatie over preconceptie en zien het belang van preconceptiezorg in, maar nemen vaak niet de vervolgstap naar een preconceptieconsult.

Kernpunten Zorg tijdens de ‘eerste 1.000’ dagen

– De ‘eerste 1.000’ dagen zijn cruciaal in de ontwikkeling van elk kind.

Een deel van de kinderen heeft geen goede start door vroegge-boorte, een te laag geboortegewicht of een combinatie daarvan.

Dit kan leiden tot ernstige gezondheidsproblemen.

37 rivm 2020c.

38 vws 2020a.

39 Zie Euro-Peristat project 2018. In 2017 is door het College Perinatale Zorg de Agenda voor de Geboortezorg 2018-2022 opgesteld. Hierin staan plannen om de Nederlandse geboortezorg de komende jaren verder te versterken.

40 Erf en Strijbosch 2020.

41 Gezondheidsraad 2007; Doyle et al. 2009 42 Schonewille-Rosman et al. 2019.

– Ongunstige zwangerschapsuitkomsten komen in ons land vaker voor in wijken waar de bewoners een lage sociaaleconomische status hebben.

– Nederland scoorde in 2004 op sterfte rondom de geboorte ver boven het gemiddelde van de West-Europese landen. Wijzigingen in de organisatie van de geboortezorg hebben ertoe geleid dat dit vanaf 2010 is verbeterd.

– Door schaarste aan zorgprofessionals staan kwaliteit en toeganke-lijkheid van de geboortezorg onder druk.

4.2.2 Jeugdzorg voor kinderen, adolescenten en jongvolwassenen

Met de meeste jeugdigen in Nederland gaat het goed. Een deel van hen heeft echter ondersteuning nodig in de vorm van jeugdzorg. Dit kunnen kinderen met een beperking zijn, kinderen met ggz-problematiek en kinderen uit gezinnen waarin problemen bestaan met opvoeden en opgroeien. In hoofdstuk 2 constateerden we dat de vraag naar jeugdzorg door de jaren heen aanzienlijk is toegenomen. Door deze stijgende zorgvraag komen gemeenten financieel in de knel. In 2019 bedroegen de totale uitgaven voor jeugdzorg tussen de 5,4 en 5,6 miljard euro, tegenover een budget in dat jaar van 3,8 miljard euro. Daarmee bedroeg het tekort tussen de 1,6 en 1,8 miljard euro.43

Hoe staat het met de kwaliteit en toegankelijkheid van de jeugdzorg sinds de decentralisatie ervan in 2015? Rapporten van externe toezichthouders zijn zeer uitgesproken over de kwaliteit en toegankelijkheid van verschillende vormen van jeugdzorg. Zo kwalificeerden de toezichthouders het niet bieden van tijdige en passende zorg aan kwetsbare jongeren die onder de jeugdbescherming en -reclassering vallen, als ‘niet acceptabel’.44 Zij stelden dat gecertificeerde instellingen, die hier namens de overheid verantwoordelijk voor zijn, hun wettelijke opdracht onvoldoende kunnen uitvoeren door de zware problemen van de doelgroep, personeelstekorten, verloop en verzuim, onvoldoende direct inzetbare, passende hulp en onvoldoende financiële zekerheid. De verant-woordelijke ministers van vws en Justitie en Veiligheid (JenV) erkenden dat de transformatie van de jeugdzorg een omvangrijk proces is en dat de kwaliteit en de toegankelijkheid van zorg nog te wensen overlaten.45 Naast een reeks maat-regelen om de jeugdzorg (boven)regionaal aan te bieden hebben de ministers

43 aef 2020.

44 igj en ijv 2019.

45 Kamerstukken II 2019/2020, 31 839, nr. 730.

de gemeenten financiële hulp toegezegd.46 Verder gaven zij aan actie te zullen nemen naar aanleiding van de gesignaleerde zorgen over de personele capaciteit, en heldere afspraken te willen maken met de 42 jeugdzorgregio’s, onder meer over de voortgang van de wachtlijstaanpak. In het voorjaar van 2021 bracht de Sociaal-Economische Raad (ser) daarnaast een tienpuntenplan uit voor verbe-tering van de jeugdzorg op de korte termijn.47

De externe toezichthouders kraakten ook harde noten over de jeugd-ggz nadat de jeugdwet was ingevoerd.48 Die noten betroffen onder meer het gebrek aan expertise in de lokale teams, te veel aandacht bij de triage voor diagnose in plaats van voor het

‘gehele kind’, onvoldoende focus op samenwerking met de gespecialiseerde ggz en een te grote diversiteit in de gemeentelijke regelingen en toezichtsarrangementen.

Ook wezen ze erop dat het ontbreken van meetbare indicatoren belemmerend werkt voor het evalueren en sturen op inhoud. De coronacrisis heeft bovenstaande problematiek aanzienlijk verergerd, zo constateerde de igj, en er zijn grote verschillen in de gemeentelijke organisatie van de jeugd-ggz. Door de beperkende coronamaatregelen is de zorgvraag van jeugdigen met psychische problemen in omvang en ernst toegenomen en zijn al bestaande wachtlijsten verder opgelopen.49 In verschillende regio’s zijn de vraag naar en het aanbod aan passende, specialisti-sche zorg voor jeugdigen met ernstige psychispecialisti-sche problemen uit balans geraakt en blijken budgetplafonds van instellingen knellend te zijn.50

Kernpunten Jeugdzorg voor kinderen, adolescenten en jongvolwassenen

– De jeugdzorg staat voor grote uitdagingen rondom kwaliteit en toegankelijkheid. Het gaat dan met name om het niet bieden van tijdige en passende zorg aan kwetsbare jongeren die onder de jeugdbescherming en -reclassering vallen.

– De decentralisatie van de jeugdzorg in 2015 heeft deze proble-matiek extra uitvergroot.

46 Tot en met 2021 is 1 miljard euro ter beschikking gesteld aan gemeenten. Nadat de vng een arbitragezaak tegen het Rijk had aangespannen omdat gemeenten het niet redden met de huidige budgetten, heeft vws naar aanleiding van een uitspraak van de Commissie van Wijzen voor 2022 1,314 miljard euro extra toegezegd (https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2021/06/03/

ruim-%E2%82%AC13-miljard-extra-naar-gemeenten-voor-tekorten-jeugdzorg-in-2022 ).

47 ser 2021b.

48 Friele et al. 2019.

49 Er is echter geen overkoepelende systematiek van wachtlijstrapportage binnen de jeugdzorg; zie Van den Berg et al. 2017.

50 igj 2021.

– De toegankelijkheid en kwaliteit van (specialistische) jeugd-ggz

schieten te kort en de coronacrisis heeft in sommige regio’s tot een ernstige situatie geleid doordat tijdige en juiste hulp aan kinderen met een ernstige psychische stoornis ontbreekt.

4.2.3 Zorg voor volwassenen met een psychische stoornis

Op jaarbasis had in de periode 2007-2009 bijna een vijfde van de volwassenen een psychische stoornis.51 Vaak zijn deze van voorbijgaande aard en gaan ze over met de juiste behandeling, en soms vanzelf. Het aantal mensen dat last heeft van ernstige psychische aandoeningen is al vele jaren redelijk stabiel.52 Nederland beschikt van oudsher over een relatief grote capaciteit aan intramurale ggz-voor-zieningen voor mensen met ernstige psychische problemen, maar sinds 2013 hebben de landelijke overheid, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en cliëntenor-ganisaties afgesproken om deze intramurale capaciteit af te bouwen en tegelijk de capaciteit en de kwaliteit van de ambulante zorg uit te breiden en te verbeteren.

Op met name de toegankelijkheid, maar ook de kwaliteit, van de ggz heeft toezichthouder igj het nodige aan te merken. In 2018 verscheen hierover een alarmerend rapport.53 In een vervolgrapportage uit 202054 bleek bovendien dat in de regio’s waarin de igj onderzoek had gedaan de ambulante zorg al vele jaren qua capaciteit tekortschiet en samenhang in de zorg ontbreekt. Hierbij merkte de igj op dat het aantal ggz-instellingen in rap tempo is afgebouwd (het aantal verblijfsdagen in de gespecialiseerde ggz is in de periode 2013-2017 met 24 procent gedaald), terwijl de opbouw van de benodigde ambulante zorg achterbleef. De Inspectie kwam de volgende knelpunten tegen: wachtlijsten, onvoldoende samenwerking tussen ggz en huisarts, barrières bij uitstroom uit zorginstellingen door onvoldoende samenwerking tussen ggz en gemeenten, en wisselende ervaringen met zorgverzekeraars. De mate waarin deze problemen optraden, vertoonden een grote variatie in het land.

De wachtlijsten zijn het gevolg van een verminderde doorstroom en een gebrek aan samenwerking, en blijven hardnekkig in stand, zo constateert de igj. Figuur 4.5 laat zien dat de wachttijden in de ggz de afgelopen twee jaar over de brede

51 Veerbeek et al. 2012.

52 https://www.vektis.nl/intelligence/publicaties/factsheet-ernstige-psychiatrische-aandoeningen.

Het totaal aantal patiënten in de epa-groep door de jaren telt rond de 210.000 personen. De meesten van hen worden niet opgenomen: ongeveer 180.000 patiënten ontvangen alleen ambulante zorg in de ggz.

53 igj 2018.

54 igj 2020a.

linie zijn opgelopen. Ook valt op dat de basis-ggz de kortste wachttijd kent.

De wachttijd valt uiteen in twee componenten: een aanmeldwachttijd en een behandelwachttijd. De aanmeldwachttijd ligt voor alle diagnosecategorieën boven de maximaal aanvaardbare wachttijd (de Treeknorm).55 De behandel-wachttijd is het kortst voor de basis-ggz, maar voor de zwaardere diagnose-categorieën veel langer. Met betrekking tot de wachtlijsten constateerde de igj een opvallend gebrek aan data waarop het mogelijk is te sturen (onder meer epidemiologische zorgvraaggegevens op regioniveau). In een gezamenlijke brief hebben igj en nza recent gesteld dat de wachttijdenomlaag moeten. Om dit te realiseren moeten huisartsen, psychiaters, psychologen en ggz-instellingen in regio’s veel beter samenwerken wanneer zij mensen met psychische problemen (door)verwijzen.56 De toezichthouders wijzen ook op de rol van zorgverzeke-raars en gemeenten.

Figuur 4.5 Wachttijden naar diagnose in de ggz, januari 2018-januari 2020 (in weken)

Bron: Vektis, 2020.

55 igj en nza 2020.

56 Aanvaardbare wachttijd tussen aanmelden en behandeling is veertien weken.

0 5 10 15 20 25 weken

Pervasief Persoonlijkheid Aandachtstekort- en gedragsstoornissen Eetstoornissen Overige stoornissen kindertijd Angst Restgroep diagnoses, andere aandoeningen Depressie Delirium dementie en overig Somatoforme stoornissen Bipolair en overig Overige aan middel gebonden stoornissen Alcohol gebonden Schizofrenie Basis GGZ

januari 2018 januari 2020

De inspectie maakt zich tevens zorgen over het tekort aan personeel. Ook verplegenden en verzorgenden in de ggz zien dit in toenemende mate als probleem. In 2013 vond 25 procent van hen dat er onvoldoende personeel was om een goede kwaliteit van zorg te kunnen bieden; in 2019 was dit aandeel opgelopen tot 43 procent.57 ggz-aanbieders blijken moeite te hebben om nieuwe behandelaars aan te trekken. Een tekort aan opleidingsplekken is hier debet aan, maar ook kiezen steeds meer psychiaters voor het zelfstandig onder-nemerschap. De Algemene Rekenkamer komt tot dezelfde conclusies als de igj en stelt klip en klaar dat 11.000 mensen – vooral met ernstige psychiatrische aandoeningen – wachten op gespecialiseerde ggz. Aan de door de igj genoemde oorzaken voegt de Algemene Rekenkamer nog een gebrekkige uitstroom van patiënten toe, evenals te weinig behandelcapaciteit in instellingen en verkeerde financiële prikkels. Het blijkt voor zorgaanbieders aantrekkelijk te zijn om patiënten met een (relatief ) lichte zorgvraag eerder te helpen dan patiënten met een zwaardere zorgvraag.58 In het regeerakkoord uit 2017 zoekt het kabinet de oplossing van het wachtlijstprobleem in de ‘regio’, maar de Algemene Rekenkamer beschouwt de wachtlijsten als een gevolg van onevenwichtig-heden van het stelsel en stelt dat de verantwoordelijkheid op rijksniveau ligt.

Kernpunten Zorg voor volwassenen met een psychische stoornis – De kwaliteit van de zorg en de toegankelijkheid van de

gespeciali-seerde ggz zijn zorgwekkend. Voor een belangrijk deel zijn financiële en personele problemen hier debet aan.

– Het aantal ggz-instellingen is in rap tempo afgebouwd, terwijl de opbouw van de benodigde ambulante zorg achterblijft. Dit zet de kwaliteit en de toegankelijkheid van de ggz ernstig onder druk.

– Knelpunten zijn: wachtlijsten, onvoldoende samenwerking tussen

ggz en huisarts, barrières bij de uitstroom uit zorginstellingen door onvoldoende samenwerking tussen ggz en gemeenten, het ontbreken van sturingsgegevens en verkeerde financiële prikkels.

57 Overigens stijgen deze aandelen in gelijke mate in de ziekenhuiszorg en langdurige zorg; https://

www.volksgezondheidenzorg.info.

58 Algemene Rekenkamer 2020a.

4.2.4 Zorg voor ouderen

Met de hervorming van de langdurige zorg in 2015 wilde de overheid onder meer de stijgende kosten van de (toenmalige) Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (awbz) structureel verminderen (zie hoofdstuk 5). Daarbij werd bezuinigd: lichtere zorg werd niet meer intramuraal vergoed, en begeleiding en dagbesteding werden verschoven naar de gemeenten (wmo), die hiervoor echter wel een substantieel lager budget ontvingen. Gemeenten kampen

Met de hervorming van de langdurige zorg in 2015 wilde de overheid onder meer de stijgende kosten van de (toenmalige) Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (awbz) structureel verminderen (zie hoofdstuk 5). Daarbij werd bezuinigd: lichtere zorg werd niet meer intramuraal vergoed, en begeleiding en dagbesteding werden verschoven naar de gemeenten (wmo), die hiervoor echter wel een substantieel lager budget ontvingen. Gemeenten kampen

In document Kiezen voor (pagina 139-154)