• No results found

Kunst Literatuur

In document Eritrea en Eritrese Vluchtelingen (pagina 54-62)

Hoewel de vroege Eritrese literatuur dateert uit de 4e eeuw, is de kunstvorm slecht ontwikkeld en is er relatief gezien weinig informatie beschikbaar. Dit is deels het gevolg van een sterke

mondelinge, in plaats van schriftelijke, traditie maar is bovenal een resultaat van het Italiaanse koloniale bewind dat de toegang tot elke vorm van verzet, inclusief literatuur, beperkte, alsmede de oorlog met Ethiopië waardoor de culturele ontwikkeling van Eritrea grotendeels stil kwam te liggen. Tijdens de Britse bezetting van 1941-1952 zag de literatuur een korte periode van populari-teit en vrije ontwikkeling maar tegenwoordig wordt elke bron van informatie nauwlettend gecensureerd door het Eritrese regime. Het Italiaanse koloniale bewind en de onafhankelijkheids-strijd tegen Ethiopië zijn tot op heden fundamentele onderwerpen binnen de Eritrese literatuur. Enkele bekende schrijvers en hun belangrijkste werken zullen hieronder kort toegelicht worden. The Conscript: A Novel of Libya’s Anticolonial War is een van de eerste romans in het Tigrinya. Het boek, geschreven door Gebreyesus Hailu in 1927 en vertaald naar het Engels door Ghirmai Negash in 2013, beschrijft de ervaringen van Eritrese soldaten die, onder leiding van de Italiaanse kolonisten, de Libische vrijheidsstrijders ten val moesten brengen. The Conscript uit sterke kritiek op het Italiaanse koloniale bewind en werd als gevolg pas in 1950 gepubliceerd, lang nadat de Italianen door de Britten uit Eritrea werden verdreven.

De vertaler van The Conscript, Ghirmai Negash, is Professor Engelse en Afrikaanse Literatuur aan Ohio University en heeft meerdere Eritrese werken vertaald waaronder het epos “Nigu-se-Niguse.” Zijn meesterwerk A History of Tigrinya Literature in Eritrea: The Oral and Written 1890-1991, waarin hij meer dan honderd jaar literatuur traceert, heeft hem voor velen tot een van de meest toonaangevende geleerden van Eritrea verheven.

Beyene Haile schreef gedurende zijn leven een groot aantal boeken waaronder Madness en Tibereh’s Shop en toneelstukken, essays en gedichten, en wordt tot vandaag de dag gezien als de meest gerenommeerde schrijver van Eritrea. Zijn boeken combineren de eeuwenoude traditie van de Afrikaanse vertelkunst met een moderne westerse schrijfstijl waarin gebruik wordt gemaakt van een niet-lineaire verhaallijn, een innovatieve vorm van schrijven binnen de Eritrese literatuur. Beyene’s verhalen hebben meestal intellectuelen en artiesten als onderwerp, en kaarten onderwerpen aan zoals de Eritrese onafhankelijkheid, de wederopbouw van het land, de nieuwverworven vrijheid en de rol van intellectuelen in de nieuwe samenleving. Alemseged Tesfai is Eritrea’s voornaamste toneelschrijver. Zijn toneelstuk The Other War was het eerste gepubliceerde Eritrese toneelstuk en tevens het eerste Eritrese stuk vertaald naar het Engels. Daarnaast heeft hij talloze andere toneelstukken, geschiedenisteksten, politieke analyses, romans, en kinderverhalen geschreven. Zijn Two Weeks in the Trenches: Reminiscen-ces of Childhood and War in Eritrea is een vertaling van een eerder verslag in Tigrinya van de slag bij Afabet, de belangrijkste slag in de Eritrese strijd tegen de Ethiopische bezetting. Het boek won in 1997 de Raimok, Eritrea’s grootste literatuurprijs.

Reesom Haile was een geliefde dichter in Eritrea en tevens de eerste Eritrese dichter die internationale populariteit genoot. Hij schreef meer dan tweeduizend gedichten waarvan de meeste zijn gebundeld in zijn boeken Waza Ms Qum Neger nTensae Hager (1997), waarvoor hij in 1998 de Raimok won, We Have Our Voice (2000), en We Invented the Wheel (2002).

Dawit Isaak is een beroemde journalist en schrijver van Eritrese afkomst. In 1985 vluchtte Dawit naar Zweden en kreeg later de Zweedse nationaliteit. Na de onafhankelijkheid van Eritrea keerde hij in 1992 terug naar het land. Dawit zette zich in voor persvrijheid en richtte het wekelijkse nieuwsblad Setit op samen met Fesshaye Yohannes. Dit blad werd één van de grootste gematigde weekbladen in Eritrea. In 2001 werd Dawit echter gearresteerd gedurende de arrestatiegolf waarbij veel journalisten en politici werden opgepakt. Hij werd voor het laatst gezien in 2005 toen hij kort op vrije voeten was, om vervolgens weer te worden opgepakt. Op dit moment weet niemand zijn verblijfsplaats en of hij nog leeft. Dawit heeft verschillende prijzen voor zijn gevecht voor persvrijheid en journalistieke werk gekregen, waaronder in 2017 de UNESCO/Guillermo Cano World Press Freedom Prize.

Andere noemenswaardige schrijvers zijn Solomon Tsehaye (“Sahel,” 1994; het volkslied van Eritrea, 1951), Yacob Ghebreyesus (“Legends, Stories, and Proverbs of the Ancestors,” 1949-50), Teklai Zeweldi (“Dawn of Freedom,” 1954), Zegga-Iyesus Iyasu (“Resurrection and Victory,” 1949-50), Paulos Netabay (“Remembering Sahel,” 1995), Mohammed Osman Kajerai (“Singing Our Way to Victory,” n.d.), en Ribka Sibhatu (“Aulò: Canto-Poesia dall’Eritrea,” 1993).

Muziek

Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tegen Ethiopië speelde muziek een belangrijke rol in het leven van soldaten en de gewone bevolking. Vaderlandslievende liederen zoals Anway (“overwinning”) van vrijheidsstrijder Tesfai Mehari, spoorden burgers aan tot mobilisatie en bevorderden een sterke nationalistisch beweging die ook na de oorlog stand wist te houden. Muziek van die periode benadrukt vooral de uitbuiting door de kolonisten, de behoefte aan vrijheid en onafhankelijkheid, de waarde van het Eritrese land, en de glorie van de martelaren. Een van de bekendste artiesten van deze tijd was Yemane Ghebremichael, die bekendheid genoot als lid van de Asmara Theatre Association, een culturele groep waar veel artiesten hun muzikale carrière begonnen, om deze te vervolgen als soloartiest.

Na de onafhankelijkheid werden de wederopbouw van het land en de verbondenheid van de bevolking belangrijke muzikale thema’s. In 1992 werd de Sibrit National Cultural Troupe opgericht om de Eritrese dans en muziek van alle negen etnische groepen te vertegenwoordi-gen en sociale harmonie in het nieuwe onafhankelijke Eritrea te bevorderen. De groep gebruikt enkel en alleen traditionele instrumenten zoals een versterkte krar, een baskrar en slaginstru-menten, en treed vaak op bij eveneslaginstru-menten, zowel in Eritrea als in het buitenland waar ze de traditionele Eritrese cultuur hoopt te promoten. Tegenwoordig staan de soevereiniteit van Eritrea, het ‘succes’ van het Sawa legerkamp, ontwikkelingsprojecten, milieubescherming, en het belang van onderwijs en gezondheid centraal. Het regime probeert zo de jeugd te motiveren om actief deel te nemen aan de ontwikkeling van de samenleving. De strenge mediacontrole van het regime heeft ertoe geleid dat veel artiesten hun toevlucht hebben gezocht in het buitenland, waar zij zonder restricties muziek kunnen produceren.

Hoewel traditionele muziek nog steeds populair is luisteren veel Eritreeërs tegenwoordig naar moderne Eritrese, Afrikaanse en westerse muziek. Een van de meest bekende moderne Eritrese muzikanten is Faytinga, een voormalig vrijheidsstrijdster en lid van de Sibrit National Cultural Troupe. Als soloartiest heeft ze talloze prijzen gewonnen en promoot ze de Eritrese muziek en cultuur over de hele wereld. Ze zingt voornamelijk in haar moedertaal, Kunama.

Een ander voormalig vrijheidsstrijdster die succes vergaarde als zangeres is Helen Meles. Ze begon haar carrière op achtjarige leeftijd als leadzangeres van de Kassala Red Flowers Band, een muzikale groep die als onderdeel van EPLF’s educatie-tak in Sudan door het hele land optrad. Naast een succesvolle muzikale carrière heeft ze ook in meerdere Eritrese films gespeeld.

Een van de meest succesvolle mannelijke artiesten was Abraham Afewerki, wederom een voormalig vrijheidsstrijder en lid van een muzikale groep die tijdens de oorlog in EPLF-gebieden optrad. Zijn originele muziek waarin verschillende stijlen zoals Eritrese muziek, jazz, R&B en

reggae worden gecombineerd, en ook het poëtisch beeld van Eritrea dat hij presenteert, maken dat zijn muziek erg populair is in Eritrea en in de diaspora. Zijn eerste album, Kozli Gaba, werd geproduceerd en gedistribueerd door Virgin Records en was daarmee het allereerste album van een Eritrese artiest dat geproduceerd werd door een internationale platenmaatschappij en ter beschikking werd gesteld aan een wereldwijd publiek. Abraham overleed in 2006.

Dans

Traditionele Eritrese dansen verschillen per regio en etnische bevolkingsgroep. Een bekende Tigrinya dansstijl is de quda. Deze dans begint in een cirkel waarin alle dansers langzaam hun voeten en schouders op het ritme van de muziek bewegen. De dansers dansen afwisselend in groepjes van drie en in de cirkelformatie. Tegen het einde van het nummer neemt het tempo toe en proberen de dansers, dit keer weer in groepjes van drie, het tempo bij te houden. Ze bewegen hun schouders sneller, springen op en neer, buigen hun knieën, nemen een hurkposi-tie aan en bewegen hun hoofd van links naar rechts op het ritme van de drum. In een andere Tigrinya-dansstijl vormen dansers twee tegenover elkaar staande lijnen, meestal mannen tegenover vrouwen. Gedurende de dans bewegen de twee groepen naar elkaar toe en bewegen langs elkaar om de ander zijn plek in te nemen. Soortgelijke dansen, waarbij men in een cirkel danst of tegenover elkaar, zijn ook populair bij de andere acht etnische groepen in Eritrea. Een gedenkwaardige dans is de shelil waarin een groep vrouwen met gevlochten haar hun hoofd van links naar rechts bewegen op het ritme van de muziek zodat de haren samen met de rest van het lichaam op de muziek ‘dansen.’

Guayla is een traditionele gemeenschappelijke dans die vaak wordt uitgevoerd tijdens feestelijke gelegenheden zoals kerk- en huwelijksceremonies, het doopsel, festivals, en feestdagen zoals Onafhankelijkheidsdag. De Guayla wordt vergezeld door muziek waarin wordt verwezen naar bekende legendes, historische gebeurtenissen, en het rijke nationale erfgoed van Eritrea. Hoewel sommige traditionele dansen tegenwoordig amper nog worden uitgevoerd of enkel en alleen door lokale stammen, kiezen moderne artiesten er vaak voor om traditionele Eritrese dansstijlen in hun muziekvideo’s en optredens te verwerken.

Theater

Alemeyhu Khasay wordt veelal gezien als de grondlegger van het moderne Eritrese theater. Op zijn 17e bemachtigde hij een baantje bij het loket van Teatro Asmara, het nationale theater van Eritrea gebouwd door de Italiaanse kolonisten in 1918, waar hij voor de eerste keer kennis maakte met het westerse theater. Hij was vooral gecharmeerd van Westerse comedy zoals Charlie Chaplin en Toto, en kwam jaren later zelfs bekend te staan als ‘de Eritrese Toto.’

Gedurende het Italiaanse bewind was het verboden voor Eritreeërs om het nationale theater te bezoeken maar toen de Britten de Italianen in 1941 verdreven maakten zij het theater beschik-baar voor iedereen. Dit had grote gevolgen voor Eritrese kunstenaars zoals Alemeyhu die nu de

vrijheid kregen om hun eigen producties te ontwikkelen en op nationaal niveau op te voeren. Alemeyhu richtte in 1946 Mahber Tewaseo Deqqabbat (NTA, The Native Theatrical Association) op, een theatergroep met een duidelijke politieke boodschap verworven in hun producties. Voorbeelden van enkele politiek geladen producties waren Ali ab Asmara (Ali in Asmara, 1951), waarin Arabische handelaren belachelijk worden gemaakt en een oproep wordt gedaan tot een boycot van Arabische winkels in Asmara; N’bret Z’halefe Eritrea (Eritrea’s Voormalig Eigendom, 1946), een anti-kolonialistisch toneelstuk waarin de gruweldaden van de Italianen werden uitgelicht; en Aden Gualn (Moeder en Dochter, 1950), waarin gepleit wordt voor unificatie met Ethiopië. De NTA was actief tot 1957, toen interne onenigheid de groep opbrak in enkele kleine bands en toneelgroepen.

De MaTA (Asmara Theatre Association) werd in 1961 in het leven geroepen en speelde, tot haar opheffing in 1974, een belangrijke rol in de culturele unificatie van Eritreeërs en de versterking van het moreel van de bevolking tijdens een periode van armoede en oorlog. De producties van de MaTA behandelden sociale en politieke thema’s, en uitten subtiele kritiek op de Ethiopische autoriteiten. Hoewel de entertainmentindustrie tot de jaren zestig werd gedomineerd door mannen, opende de MaTA als een van de eersten de deur voor vrouwelijke artiesten. Toen de Ethiopische censuur alsmaar strenger werd en leden en bezoekers massaal werden gearres-teerd, viel de groep uit elkaar. Enkele voormalige leden genoten naderhand succesvolle solocarrières. De MaTA wordt veelal gezien als de meest succesvolle theatergroep van Eritrea en liet een blijvende indruk achter voor huidige en toekomstige generaties.

Alemseged Tesfai (zie ook: Literatuur) is Eritrea’s meest succesvolle toneelschrijver. Als hoofd van de afdeling Cultuur van de EPLF, schreef en regisseerde hij tussen 1982 en 1984 drie succesvolle toneelstukken: Le’ul, Anqtzi (Meningitis) en Eti Kale Kunat (The Other War). Al zijn producties hebben een duidelijke politieke agenda en beelden EPLF-leden af als volkshelden. Uniek is zijn focus op de leden áchter de schermen in plaats van de frontlinie soldaten alsmede de centrale rol van vrouwen als politiek en sociaal betrokken individuen.

Tegenwoordig is er weinig aandacht voor theater in Eritrea. De strenge censuur van de PFDJ en het gebrek aan vrijheid van meningsuiting hebben ertoe geleidt dat kunstenaars steeds vaker hun werk en toekomst in het buitenland zoeken. De theatergroepen die nog bestaan vallen onder de Afdeling Culturele Zaken van de PFDJ en zijn onderhevig aan de politieke en maat-schappelijke agenda van de PFDJ en President Isaias. Als gevolg zijn de meeste voorstellingen sterk nationalistisch en bovendien vaak van lage kwaliteit door een gebrek aan investering en opleidingen.

Film

De Eritrese filmindustrie groeit gestaag en heeft voor een groot deel de amusementsfunctie van theaterproducties overgenomen. Desondanks blijft de productiekwaliteit van films relatief laag. Net als theaterproducties worden films gecontroleerd en geselecteerd door de Afdeling van Culturele Zaken van de PFDJ, en hebben ze te kampen met een tekort aan financiële steun, training en filmapparatuur. Populaire filmthema’s zijn de onafhankelijkheidsoorlog, de verzetsbeweging, en vaderlandsliefde maar tegenwoordig komen ook andere thema’s, zoals de liefde, seksualiteit en traditie, steeds meer aan bod.

Franco Sardella was regisseur van de allereerste Eritrese speelfilm, Barud 77 (1977’s Gunpowder), in 1997. De film vertelt het verhaal van een groep onverschrokken rebellen die met man en macht een buitenlandse overheersing proberen te weerstaan. De film was destijds een ongekend succes en wordt vandaag de dag nog steeds geprezen als een van de beste Eritrese films.

Enkele succesvolle films van de afgelopen jaren zijn de in 2012 uitgebrachte Tigisti, over twee weeszusjes die uit de armoede proberen te geraken, Aklasia (2013), waarin een vrouw wordt gedwongen te trouwen om haar schuld af te lossen, Debbas, The Ghost (2014) over de driehonderd jaar oude legende van een demonische geest, Zeyregefet Embaba (A Flower that Remains Intact), een film uit 2016 over familiewaarden en respect voor de samenleving, en Solomon (2016), over een jong koppel dat met huwelijksproblemen kampt.

Architectuur

Het koloniale verleden van Eritrea is duidelijk terug te vinden in de architectuur. In opdracht van Mussolini mochten Italiaanse architecten in de jaren dertig hun futuristische ideeën in Eritrea uittesten. De hoofdstad Asmara werd in deze periode ook wel Piccola Roma (klein Rome) genoemd door de typische Italiaanse bouwstijlen, grote boulevards, cafeetjes, pizzatenten, cinema’s en geïmporteerde fietsen. De Italiaanse architectonische invloeden zijn vandaag de dag nog steeds zichtbaar in de vorm van een futuristische Fiat Tagliero benzinestation, een Art Deco bioscoop genaamd Cinema Impero, een Rooms Katholieke kathedraal, het gebouw van de voormalige Bank van Eritrea, en het nationale operatheater Teatro Asmara.

In de havenstad Massawa vindt men naast Italiaanse invloeden ook Islamitische, Ottomaanse en Egyptische invloeden als gevolg van de eeuwenoude handelstraditie met verre landen. Batse, de oude binnenstad van Massawa, valt op door zijn Ottomaanse koraalhuizen, de oude Bazaar, Grand Hotel Dahlak, de Sahaba tempel, en de Sheikh Hanafi Moskee, de oudste moskee in Eritrea, gebouwd in de 15e eeuw. Tijdens de oorlog met Ethiopië werd Massawa hevig gebombardeerd met napalm en clusterbommen en beschoten vanuit de zee. De ernstige schade is 26 jaar later nog amper hersteld en veel historische gebouwen zoals de Imperial Palace en Banca d’Italia verkeren in een ernstige staat van verval.

Verder lezen

American Team for Displaced Eritreans, The. (2013). General Information Pertaining to Eritrean Refugees and Asylum Seekers, Version 2.2. Geraadpleegd op http://eritreanrefugees.org/ wp-content/uploads/2014/11/GeneralInfoAboutEritreanRefugees-Version2.2.pdf Campbell, P. J. (2005). Gender and Post-Conflict Civil Society: Eritrea. International Feminist Journal of Politics, 7(3), pp. 377-399. Cusack, I. (2000). African cuisines: Recipes for nationbuilding? Journal of African Cultural Studies, 13(2), pp. 207-225. Einashe, I. (2015). A History of Eritrean Music, From Revolutionary Funk to Viral Pop. The Guardian. (19 august 2015). Geraadpleegd op 6 februari 2017, van https://www.theguardian. com/world/2015/aug/19/eritrea-music-history-eplf-youtube-viral-pop Gettleman, J. (2008, oktober 5). Recalling La Dolce Vita in Eritrea. New York Times. Geraad- pleegd op 20 januari, 2017, van http://search.proquest.com.proxy.uba.uva.nl:2048/docvie-w/897772092?rfr_id=info%3Axri%2Fsid%3Aprimo Harper, M. (2016, mei 25). Eritrea Celebrates 25 Years of Independence after War with Ethiopia. BBC News. Geraadpleegd op 18 januari 2017, van http://www.bbc.com/news/world-afri-ca-36358235 Iyob, R. (2000). Madamismo and Beyond: The Construction of Eritrean Women. Nineteen-th-Century Contexts, 22(2), pp. 217-238. Jean-Jacques, D. (2015). Eritrea. In T. Falola en D. Jean-Jacques (Ed.), Africa: An Encyclopedia of Culture and Society (pp. 428-453). Santa Barbara, CA: ABC-CLIO. Lacey, M. (2003, september 11). In an African City, All Road Lead to Rome: Eritrea’s Capitalis Rediscovered as a 1930’s Time Capsul. New York Times. Geraadpleegd op 20 januari, 2017, van http://search.proquest.com.proxy.uba.uva.nl:2048/docview/92578851?rfr_id=in-fo%3Axri%2Fsid%3Aprimo Library of Congress: Federal Research Division. (2005). Country Profile: Eritrea. Geraadpleegd op 16 januari, 2017, van https://www.loc.gov/rr/frd/cs/profiles/Eritrea.pdf Makki, F. (1996). Nationalism, State Formation, and the Public Sphere: Eritrea 1991-96. Review of African Political Economy, 23(70), pp. 475-497.

58

Matzke, C. (2003). En-gendering Theatre in Eritrea: The Roles and Representations of Women in the Performing Arts (Unpublished Doctoral Dissertation). Leeds: University of Leeds. Matzke, C., Tessema, M. A., Hagos, T. & Tesfai, Y. (2012). Alemayo Kahsay. In E. K. Akyeampong & H. L. Gates, Jr. (Eds.), Dictionary of African Biography: Volume 1 (pp. 160-161). Oxford: Oxford University Press. Negash, G. (2009). A Great Novel in a “Small” Language: Representations of the African Intellectual in the Eritrean Novel Tebereh’s Shop. Research in African Literatures, 40(3), pp. 1-15. Plastow, J. (2016). Teatro Asmara: Understanding Eritrean Drama through a Study of the National Theatre. Journal of African Cultural Studies, pp. 1-18. Plastow, J. (1997). Theatre of Conflict in the Eritrean Independence Struggle. New Theatre Quarterly, 13(50), pp. 144-154. Ponzanesi, S. (1998). Post-Colonial Women’s Writing in Italian: A Case Study of the Eritrean Ribka Sibhatu. Northeast African Studies, 5(3), pp. 97-115. Rena, R. (2011). Role of Musical Songs in the Independence Struggle of Eritrean People. International Journal of Human Resources Development and Management Review, 1(1-2), pp. 123-138. Sorokobi, Y. (2003). Eritrea and Ethiopia: War and Words. Committee to Protect Journalists. Geraadpleegd op https://cpj.org/reports/2003/07/war-words.php Stallard, N. (2013, november/december). Only in Asmara. Brownbook, volume 42. Geraadpleegd op 17 januari, 2017, van http://brownbook.tv/only-in-asmara/ Tesfagiorgis, M. G. (2010). Eritrea. Santa Barbara, CA: ABC-CLIO. Tesfagiorgis, M. G. (2010). Chapter 6: Culture. In M. G. Tesfagiorgis (Ed.), Eritrea (p. 236). Santa Barbara, CA: ABC-CLIO. Geraadpleegd op https://books.google.be/books?id=f0R7iHoaykoC&p- g=PA236&lpg=PA236&dq=Eritrean+patronymics&source=bl&ots=ylNLmdcSUW&sig=Tj- ZEEEee2qvS7nSAbnRntvwvhRI&hl=en&sa=X&ei=1k_tUNi6AdHy0QHc7IFQ&redir_esc=y#v=o-nepage&q=Eritrean%20patronymics&f=false UNESCO (2017, maart 30). Eritrean-born journalist Dawit Isaak awarded UNESCO/Guillermo Cano World Press Freedom Prize 2017. UESCO. Geraadpleegd op 10 april 2017, van http://en. unesco.org/news/eritrean-born-journalist-dawit-isaak-awarded-unescoguillermo-cano-wor-ld-press-freedom-prize

60

6

Taal en etnische

In document Eritrea en Eritrese Vluchtelingen (pagina 54-62)