• No results found

Coalities voor lokale hernieuwbare

4.4 Kritische succesfactoren

De eerste kritische succesfactor is de eigen

verdiencapaciteit van de energiecoalities. De kosten die coalities moeten maken, verschillen nogal. Coalitie Wij Willen Zon heeft een businesscase voor een eenmalige

vier

actie. Deze coalitie heeft weinig kosten voor overhead en permanente organisatie. Een energiecoöperatie als LochemEnergie heeft een ledenadministratie en verleent op permanente basis een groot aantal services. Op basis van contributiebetalende leden, hulp bij plaatsing van zonnepanelen op daken van huiseigenaren en het doorleveren van energie van andere maatschappijen is nauwelijks een economisch gezond bedrijf te maken (www.qurrent.nl). Er is meer aandacht nodig voor de verdienmodellen van coöperaties als een initiatief – op termijn – wil professionaliseren.

Ten tweede is voldoende diepgaande kennis over decentrale opwekking van energie noodzakelijk. Daarbij gaat het zowel om inhoudelijke kennis, bijvoorbeeld omtrent het functioneren van energienetwerken of het in gebruik nemen van bepaalde installaties, als om meer organisatorische kennis, bijvoorbeeld weten hoe het ontwikkelingsproces moet worden doorlopen en welke instanties wanneer moeten worden geraadpleegd. Het blijkt dat bij gebrek aan kennis eerder wordt gekozen voor een conservatieve richting in plaats van een innovatieve. Ook zijn in dat geval technologieën met lage

investeringskosten en kleinere terugverdientijden populairder, wat ten koste gaat van groter rendement of grotere afname van de CO2-uitstoot op de langere termijn (Boon 2012).

Ten derde, en gerelateerd aan inhoudelijke kennis, lijkt het succes van de coalities te zijn gekoppeld aan de mate waarin de initiatiefnemers erin slagen de kennis die ze hebben om te zetten in een goede inhoudelijke visie en een duidelijke strategie tot realisatie daarvan. Technische haalbaarheid en economische rentabiliteit zijn daarbij belangrijke aandachtsvelden. Ook is het van belang lokale energievoorzieningen te verbinden met andere functies die in de omgeving van de coalitie van belang zijn. Als dergelijke links goed worden gelegd, maakt de coalitie meer kans dan bijvoorbeeld grootschalige initiatieven van exploitanten van buitenaf, waartegen veel verzet is. Tot slot zijn coalities afhankelijk van de mate waarin ze in de aanloopfase voldoende startkapitaal kunnen verkrijgen. De investeringen worden deels opgebracht door deelnemers van de coöperaties. Vaak is er echter extra kapitaal nodig. Soms slagen coalities erin om dit aan te trekken via banken of via provinciale fondsen, maar meestal zijn dergelijke instanties huiverig om te investeren in net opgerichte en dus onervaren lokale organisaties. Crowdfunding is ook geprobeerd, maar daarbij moet de fondsverwerver goed opletten dat de regels van de Autoriteit Financiële Markten niet worden overtreden.

4.5 Verbeterpunten en de mogelijke

rol van de overheid daarbij

Het belangrijkste verbeterpunt is het scheppen van een gelijk speelveld voor alle energieproducenten, waarmee de nadelen worden geneutraliseerd die lokale

energiecoalities nu nog ondervinden ten opzichte van de grote leveranciers. Zo wordt geclaimd dat de huidige salderingsregels de ontwikkeling van energiecoalities in de weg staan (E-decentraal 2012b). Bovendien is er het bezwaar dat de toegang tot een leveringsvergunning onnodig zwaar en complex is voor nieuwe

eigendomsvormen die vaak zijn verbonden aan

energiecoalities (www.nederlandkrijgtnieuweenergie.nl). Vooral de overheid staat aan de lat om de gewenste verbeterpunten door te voeren. Diverse moties vanuit de Tweede Kamer gaan in op deze problematiek. Deze moties vragen de overheid te onderzoeken hoe (collectieven van) kleinverbruikers die decentraal duurzame energie willen produceren voor eigen gebruik, hiertoe in staat kunnen worden gesteld. Het herzien van het energiebelastingsysteem is het belangrijkste instrument om op in te zetten. Het gaat daarbij onder andere om een stap-voor-stapbenadering naar vrijstelling van energiebelasting voor collectieve zelflevering, herverdeling onder grote en kleine energieconsumenten en differentiatie tussen fossiele en duurzame energie (E-decentraal 2012a, b).

Door het hervormen van de energiebelasting kan de overheid bovendien een – voor haar belastingtechnisch onwenselijke – trend de pas af snijden. Lokale

organisaties zetten momenteel namelijk steeds vaker in op modellen die de energieheffing geheel vermijden. De creativiteit is groot, gezien voorbeelden als Herman de stroomverdeler (www.zonnestroomverdeler.nl) en Bedrijf Zoekt Buur (www.wijkrijgenkippen.nl). Argument is dat de energiebelasting is ingevoerd om het gebruik van fossiele energie te verminderen. De creativiteit sluit juist aan bij de roep om vergroening van het belastingstelsel (PBL 2012d). Dergelijke initiatieven worden aangevochten door de Belastingdienst, die bijvoorbeeld De Windvogel en ANODE voor de rechter heeft gedaagd wegens het vermijden van energiebelasting bij de zelflevering van collectieve windenergie (www.windvogel.nl).

Een ander veld waarop aanpassing van de spelregels wellicht wenselijk is, is de ruimtelijke ordening. Gemeenten kunnen meer ruimte bieden voor het inpassen van lokale energiecoalities in het landschap. Zo is het denkbaar dat de vergunningverlening van opwekkingsinstallaties met negatieve effecten op de belevingswaarde van natuur en landschap wordt gekoppeld aan compensatie ter plekke of binnen de gemeente. Dat kan alleen als de provincie in haar ruimtelijke verordening ruimte biedt voor dergelijke

vier vier

afwegingen door gemeenten, iets wat nu vaak niet het geval is. Gemeenten kunnen op hun beurt samenwerking met buurtschappen, omwonenden en

energieorganisaties aangaan om plannen door te geleiden.

Een tweede belangrijke verbeterpunt is het vergaren van kennis. Coalities kunnen zowel inhoudelijke als

organisatorische kennis ontsluiten door in te zetten op een professionaliseringsslag. Bij professionalisering is goede timing van groot belang; als een dergelijke slag uitblijft kan het enthousiasme van het eerste uur omslaan in apathie. Als de professionalisering te snel wordt ingezet, kan de band met de leden verstoord raken. Koepelorganisaties of overheden kunnen coalities helpen door bijvoorbeeld scholing te bieden voor startende initiatieven en aandacht te besteden aan

organisatiemodellen, businesscases of financieringsconstructies.

Om stevig en slagvaardig te kunnen opereren, is het zaak dat lokale energiecoöperaties massa verzamelen, om zo meer gewicht in de schaal te kunnen leggen. Ze moeten ervoor zorgen dat ze voldoende capaciteit, kennis en kapitaal verzamelen om de coalitie uit te bouwen. Dit lukt beter naarmate de coöperaties zorgen voor een idee van gedeeld eigenaarschap onder de lokale bevolking, voor een laagdrempelige mogelijkheid tot participatie, voor openheid en voor een eerlijke verdeling van het potentiële rendement onder de leden (Schwenke 2012). Uiteindelijk helpt dit ook om de samenwerking aan te gaan met andere partijen, zoals bedrijven en overheden. Het is daarbij wel van belang dat de laatstgenoemde partijen goed en effectief inspelen op de kleinschaligheid van burgerinitiatieven.

Verder is het van belang om meer te investeren in visieontwikkeling. Dit geldt voor lokale coalities, die realistisch moeten zijn over de reikwijdte van hun initiatief, maar ook voor lokale en provinciale overheden. De ambitie van veel gemeenten, provincies of regionale samenwerkingsverbanden om geheel energieneutraal te worden, heeft vaak aanzienlijke consequenties waarover van tevoren niet goed is nagedacht. Bovendien sluiten de doelen van lokale initiatieven niet noodzakelijk aan op wat de politiek wil. Om realistische doelen te stellen, worden in de Stedendriehoek energiescenario’s ontworpen (Van der Ploeg et al. te verschijnen). Ook de Rijksoverheid kan een consistentere visie voeren. In de afgelopen jaren is het duurzame-energiebeleid van de Rijksoverheid wisselvallig geweest. Bovendien was er niet altijd overleg met betrokkenen. Volgens de duurzame- energielobby kwam de politiek tijdens de

onderhandelingen van het Lenteakkoord bijvoorbeeld niet tegemoet aan wensen uit de sector.

Tot slot kunnen de mogelijkheden om energiecoalities te financieren worden verruimd. De overheid kan toestaan dat de exploitatie van de energievoorziening door (collectieven van) burgers wordt geregeld. Bovendien kunnen de financieringsmogelijkheden worden uitgebreid en vereenvoudigd, onder andere door de versoepeling van de Wet Financieel Toezicht. Dit kan partijen aanmoedigen om te investeren in duurzame energie (www.nederlandkrijgtnieuweenergie.nl).

4.6 Praktijkvoorbeeld 1: Wij Willen