• No results found

In deze paragraaf gaan we in op de welvaartseconomische basis van een MKBA. We laten zien hoe individuele voorkeuren van consumenten zich vertalen naar de vraag naar

goederen en diensten en hoe via het consumentensurplus welvaartsveranderingen kunnen worden gemeten. Dit betekent dat welvaartsveranderingen kunnen worden berekend op basis van de veranderingen in prijzen en volumes op relevante markten. Het begrip markten interpreteren we hier ruim. Het gaat niet alleen om bestaande, goed werkende markten, maar ook om markten die niet zo goed werken, bijvoorbeeld doordat er marktimperfecties bestaan of door prijs- of aanbodregulering door de overheid. Het kan zelfs om markten gaan die in de praktijk helemaal niet bestaan, maar waarbij het denken in termen van een markt een welvaartseconomisch denkwijze is om de analyse helder te krijgen (we spreken dan van een ‘ontbrekende markt’ zoals de markt voor veiligheid of schone lucht). De effecten van maatregelen hangen sterk af van de vraag of er sprake is van een goed werkende markt of dat er allerlei belemmeringen zijn voor een goede werking van een markt. Bij het toepassen 13

van een MKBA op basis van betalingsbereidheid en markten moet dus altijd voor ogen worden gehouden dat de mate waarin een markt goed werkt, betekenis heeft voor de manier waarop een maatregel effect heeft. Door te denken in termen van markten kan dit echter expliciet worden gemaakt.

Voor alle goederen en diensten die in de sociale welvaartsfunctie voorkomen is zo een markt te definiëren. In deze paragraaf werken we dit eerst uit voor markten die goed werken. We concentreren ons daarbij op de rol van markten als kader voor het denken over welvaart en MKBA-effecten. Wat we verstaan onder welvaart en hoe dat samenhangt met voorkeuren van individuen, lichten we toe in paragraaf 3.2.1. In paragraaf 3.2.2 belichten we de relatie tussen de vraag naar goederen en diensten, welvaart en het consumentensurplus. Dit mondt in paragraaf 3.2.3 uit in een praktische instructie voor het meten van

welvaartsveranderingen: de halveringsregel. In paragraaf 3.2.4 gaan we in op de rol van het begrotingssaldo van de overheid en de winst van bedrijven bij de bepaling van

welvaartseffecten naast het consumentensurplus. 3.2.1 Voorkeuren, nut en welvaart

In de welvaartseconomie staan de voorkeuren van individuen centraal. Deze voorkeuren worden beschreven met het concept ‘nut’. Het nut van een individu geeft de mate aan waarin

aan zijn voorkeuren is voldaan.14 In de welvaartseconomie wordt het nutniveau van een

individu gelijk gesteld aan zijn ‘welvaart’.

Het nut van een individu wordt beïnvloed door de keuzes die hij maakt. Die keuzes betreffen de besteding van middelen die ter beschikking staan aan de consumptie (of gebruik) van goederen en diensten. De keuzevraag is niet beperkt tot de besteding van financiële

middelen –in veel gevallen inkomen–, maar omvat ook de aanwending van menselijk

kapitaal in de vorm van tijd, kennis, ervaring en talent. De voor de hand liggende aanname is dat een individu probeert zijn nut zo groot mogelijk te maken door keuzes te maken die hem relatief veel nut opleveren in vergelijking met de bestede middelen. Een MKBA is gericht op het gezamenlijke nut van alle individuen in een samenleving, de ‘sociale welvaart’. De sociale welvaart kan worden weergegeven als de (gewogen) optelling is van de nutsniveaus van alle

individuen in de samenleving.15 We noemen een beleidsmaatregel welvaartsverhogend als de

totale sociale welvaart toeneemt, ook als dit niet voor iedereen apart geldt.

De verandering in het nutsniveau als gevolg van een beleidsmaatregel kan worden gemeten als de financiële compensatie die iemand maximaal wil betalen voor een positieve

verandering van zijn nutsniveau (of minimaal wil ontvangen ter compensatie van een negatieve verandering van dat niveau). Dit wordt de betalingsbereidheid voor de maatregel genoemd. Het MKBA-saldo van een maatregel is de optelling over alle individuen in de samenleving van hun betalingsbereidheid voor de veranderingen in het nutniveau die 14 Daarmee wordt nut ook wel gezien als een maatstaf voor individueel het ‘welzijn’ of ‘geluk’. In hoofdstuk 6 van de Macro

Economische Verkenning 2008 (CPB, 2007) wordt de relatie tussen geluk (‘subjectief welzijn’), welvaart en inkomen besproken.

Stolwijk (2010, CPB Memorandum 245) bevat een discussie over het welvaartsbegrip dat wordt gehanteerd in beleidsevaluaties.

15 Er ligt een aantal uitgangspunten ten grondslag aan een sociale welvaartsfunctie; zie bijvoorbeeld Rouwendal en Rietveld

(2000), Boadway (2006) of Boardman et al. (2006). Bergson (1938) en Samuelson (1947) worden gezien als de grondleggers van de sociale welvaartsfunctie.

optreden als gevolg van de maatregel. Dit is het welvaartseconomische fundament van een MKBA. Op deze basis kan in principe worden nagegaan of een maatregel per saldo voordelig is voor de samenleving of nadelig. Dit is ook intuïtief te begrijpen: een maatregel verhoogt de welvaart als de voordelen (welvaartwinst van mensen die voordeel ondervinden) opwegen tegen de nadelen (welvaartverlies van mensen die nadeel ondervinden).

3.2.2 Betalingsbereidheid en consumentensurplus

De voorkeuren van individuen kunnen echter niet direct worden waargenomen en daarmee kan het principe van betalingsbereidheid niet zonder meer worden toegepast om het MKBA- saldo van een beleidsmaatregel te bepalen. Het keuzegedrag van individuen (dat gebaseerd is op individuele voorkeuren) leidt echter tot waarneembare uitkomsten ten aanzien van de vraag naar goederen en diensten. Dit komt tot uiting op markten voor die goederen en diensten in de vorm van transactievolumes en -prijzen.