• No results found

Kennen en gekend worden

In document Sociale veiligheid organiseren (pagina 63-66)

61Gouden stadsregels Gouda

5.5 Kennen en gekend worden

De kwaliteit van sociale relaties is van invloed op zowel de veiligheids- gevoelens van bewoners als voor de incidentie van criminaliteit (zie voor Nederland Intomart 2000 en SCP 2002). Wanneer er sterke banden zijn tus- sen burgers en wanneer zij gezamenlijke activiteiten hebben, dan bevordert dit hun sociale veiligheid. De overheid kan op dit punt een bescheiden rol spelen. De overheid kan natuurlijk geen banden smeden tussen onwillige burgers maar kan bestaande initiatieven wel ondersteunen. Het ondersteunen van de kwaliteit van sociale relaties in de buurt is een belangrijk onderdeel van het veiligheidsbeleid. Buurtpedagogen, wijkagenten en andere publieke functi- onarissen kunnen daaraan een zekere bijdrage leveren. Projecten als

Opzoomeren, de Stadsetiquette, Communities that Care en dergelijke dragen hieraan eveneens bij (zie de bijlagen van Wittebrood en Van Beem, Kremer en Verplanke en Van San voor goede voorbeelden van dergelijke projecten). Het bijdragen aan sociale relaties is een belangrijk, maar ook beperkt element van een veiligheidsstrategie. Deze beperking ligt in de eerste plaats bij de kwaliteit van sociale relaties: in een bepaalde context maken vooral de betrok- kenen een relatie. Daardoor wegen hun inzet, bereidheid en feitelijk gedrag zwaarder dan de inbreng van professionele actoren. Ten tweede is het zo dat sociaal kapitaal, net als economisch kapitaal, gebouwd wordt op kapitaal. Juist op die plaatsen waar sociaal kapitaal het meest nodig is, komt het moeilijk tot wasdom. Op plaatsen die door hoge criminaliteit worden gekenmerkt en waar bewoners in hoog tempo verhuizen, is weinig sociaal kapitaal voorhanden dat kan worden versterkt. In dat geval is de helpende hand van de overheid nodig. De rol van de overheid kan langs drie lijnen gestalte krijgen. Ten eerste kan zij de communicatie tussen groepen bevorderen, ten tweede kan zij investe- ren in de weerbaarheid van mensen en ten derde kan zij investeren in het burgerschap van daders.

5.5.1 Communicatie groepen

Publieke instanties kunnen helpen om groepen die wel met elkaar te maken hebben, maar doorgaans niet zomaar communiceren, met elkaar in contact

rmo advies 31

te brengen. Wanneer mensen de standpunten van elkaar leren kennen, zul- len zij ook meer naar elkaar toe groeien of op zijn minst gemakkelijker leren omgaan met ieders eigenaardigheden. Hiervan zijn op verschillende plaatsen in het land goede voorbeelden te zien. Deze initiatieven richten zich soms op het contact tussen ouderen en jongeren, maar ook wel op het contact tus- sen autochtonen en allochtonen.

Een van de bekendste initiatieven op dit terrein is wellicht dat van de ‘buurt- vaders’. De buurtvaders zijn ontstaan in het Amsterdamse Stadsdeel Slotervaart, nadat er rellen hadden plaatsgevonden tussen de politie en Marokkaanse jongeren. Aangezien de politie de problemen die zich voorde- den in het stadsdeel niet alleen kon aanpakken, zocht zij steun bij de bewo- ners. Een aantal Marokkaanse vaders nam het initiatief om jongeren die in de buurt voor overlast zorgden aan te spreken op hun gedrag. Daarnaast probe- ren zij ook een brug te slaan naar de politie en de overige buurtbewoners. De betrokken partijen organiseren dus herkenbaarheid doordat jongeren aan- gesproken worden door mannen die aanzien genieten binnen hun gemeen- schap. In die zin is het initiatief een variant op projecten waarbij jongeren door leeftijdsgenoten worden aangesproken op hun gedrag. Door hun aan- wezigheid hebben de buurtvaders niet zozeer de criminaliteit in de wijk doen dalen, maar lijken ze er in te slagen om meer begrip te kweken tussen buurtbewoners en de rondhangende jongeren in de wijk. Het initiatief is inmiddels ook op andere plaatsen ingevoerd.

5.5.2 Daders als burgers

In reactie op criminaliteit en overlast is op verschillende plaatsen in Nederland een groot aantal projecten opgestart die tot doel hebben om ervoor te zorgen dat daders niet nogmaals in de fout gaan. Evaluaties geven de stellige indruk dat deze projecten – en dan vooral jongerenprojecten – kans van slagen hebben. Althans, wanneer deze erin slagen om de jongeren medeverantwoordelijk te maken om het project op te zetten en te laten functioneren (Van San 2004b). Daarnaast blijkt dat projecten succesvol zijn wanneer het principe van kennen en gekend zijn wordt gehanteerd.

r aad v oor m aatsc happelijk e o nt wikk eling

rmo advies 31

64

Sociale v

eiligheid organiseren

Zo lijkt het erop dat projecten waarbij voormalige probleemjongeren wor- den ingezet als surveillanten, in de meeste gevallen aanslaan, omdat hui- dige overlastveroorzakers zich door hen gemakkelijker laten aanspreken. Deze aanpak wordt bijvoorbeeld met succes toegepast in verschillende zwembaden waar jongeren voor overlast zorgen, meisjes onzedelijk betasten of kluisjes openbreken. Een voorbeeld is het Rivierenteam dat sinds 1996 actief is in het Amsterdamse De Mirandabad. Daar worden jongeren, waarvan sommigen bekend staan als overlastgevend, ingezet als toezichthouders. Het uitgangspunt is om jongeren die door proble- men buiten de maatschappij dreigen te vallen, weer een toekomst te bieden. De jongeren werden geworven door de leerplichtambtenaar, de politie, jeugdhulpverlening en het jongerenwerk. Waar de politie in het begin een grote rol speelde in de begeleiding van de jongeren, werd het Rivierenteam nieuwe stijl na een aantal jaren begeleid door het jongeren- werk. De politie bleef wel een belangrijke bijdrage leveren aan het pro- ject.

Door juist de doelgroep medeverantwoordelijk te maken voor de veiligheid in het zwembad, werkt dit project preventief. De bevoegdheden van de jon- geren zijn niet anders dan die van gewone burgers. Als zij in het De Mirandabad ongeregeldheden bespeuren, moeten zij de zwembadleiding waarschuwen. Deze bepaalt dan of de politie ingeschakeld moet worden. Op rustige dagen houden de toezichthouders ook winkelstraten en parkeer- plaatsen in de gaten.

De projecten lijken succesvol te zijn door de ‘herkenbaarheid’ van de surveil- lanten. Via het principe van ‘kennen en gekend worden’ spreken zij overlast- gevers aan op hun gedrag en kunnen bezoekers van het zwembad die hin- der ondervinden van bepaalde groepen of individuen, hun klachten uiten bij de toezichthouders.

5.5.3 Weerbaarheid vergroten

Overlast komt niet alleen voort uit bandeloos gedrag, maar soms ook uit een te lage resistentie. Wanneer mensen overlast ervaren, verdient het aanbeve-

rmo advies 31

ling niet alleen de overlastgevers op projectbasis te benaderen, maar ook de weerbaarheid van bewoners te vergroten. De laatste jaren is er een aantal initiatieven geweest die erop gericht waren de weerbaarheid van mensen – het gaat hier vooral om ouderen – te vergroten (Ter Steege 2003). Een belangwekkend voorbeeld hiervan is de Lagerhuis-methode, naar het gelijknamig televisieprogramma waarin jongeren en ouderen met elkaar in contact worden gebracht, met als doel meer begrip te kweken voor het doen en laten van elkaar. Uiteindelijk doel is om aan de hand van deze methode de weerbaarheid van ouderen te vergroten. De Lagerhuis-methode zorgt voor een gelijkwaardige discussie waarbij verschillende meningen aan de orde komen over problemen in de buurt. Mogelijke oplossingen voor bepaalde vraagstukken worden onderzocht aan de hand van een aantal stel- lingen. In het kader van ‘generaties in conflict’ worden stellingen bediscussi- eerd die gerelateerd zijn aan thema’s als overlast, omgang tussen ouderen en jongeren, beeldvorming over elkaar, et cetera. Het doel is om zo veel mogelijk mensen op een lijn te krijgen, zodat de uitkomst van een debat over een beleidsstelling ook kan leiden tot nieuwe initiatieven of gezamen- lijke actie voor een buurtvoorziening. Ouderen en jongeren kunnen door der- gelijke discussies meer begrip krijgen voor het gedrag, de houding en de perceptie van anderen. Het gevolg daarvan is dat zij elkaar meer durven aan te spreken op hun gedrag, wat de kans op escalerende conflicten verkleint (Ter Steege, 2003).

In document Sociale veiligheid organiseren (pagina 63-66)