• No results found

76 3.2. Uitvoering van het kwantitatieve onderzoek

3.3.3. Kenmerken van religieuze coping

In deze paragraaf beantwoorden wij de tweede onderzoeksvraag: “Op welke wijze gebruiken deze vrouwen hun religiositeit en het bidden in het bijzonder bij het omgaan met problemen?”

Uit de beantwoording van de eerste onderzoeksvraag blijkt dat de 177 respondenten uit deze studie hun religie erg belangrijk vinden en dat zij gericht zijn op het praktiseren van de islam in hun dagelijks leven. Hun band met God is sterk en zij bidden veel. Het lijkt dus ook aannemelijk dat zij in tijden van nood steun aan God vragen en dat zij gebruik maken van religieuze coping.

In hoeverre dit het geval is, hebben wij gemeten met de schalen van Pargament et al. (1988) om de religieuze copingstijl vast te kunnen stellen. Deze hebben wij aangevuld met de receptieve copingschaal, de receptiviteit, van Van Uden et al. (2004). Daarnaast hebben wij de subschalen van de Brief RCOPE van Pargament et al. (2000) in onze vragenlijst opgenomen. Op deze manier is vast gesteld voor welke vormen van positieve religieuze coping (met behulp van de PRC-schaal) en negatieve religieuze coping (de NRC-PRC-schaal) de 177 respondenten een voorkeur hebben.

104

3.3.3.1. De drie copingstijlen van Pargament et al. (1988)

Volgens Pargament et al. (1988) zijn er verschillende manieren waarop gelovigen als zij problemen hebben, invloed toeschrijven aan God en/of aan zichzelf. Deze onderzoekers maken onderscheid tussen drie religieuze copingstijlen, namelijk een afwachtende, een samenwerkende en een zelfsturende stijl.

Bij de afwachtende religieuze copingstijl houdt iemand alleen God verant-woordelijk voor wat er gebeurt. God wordt bij deze afwachtende religieuze coping-stijl een actieve rol toegekend en de persoon zelf een passieve. Als iemand met deze stijl geconfronteerd wordt met problemen, laat men het oplossen van problemen over aan God.

Bij de samenwerkende religieuze stijl stelt iemand zich niet passief op, omdat men van mening is dat men de verantwoordelijkheid voor het hanteren van problemen met God deelt. Bij deze copingstijl wordt zowel van de persoon zelf als van God een actieve opstelling verwacht. Als iemand met deze stijl met problemen wordt geconfronteerd, probeert hij/zij deze dus samen met God op te lossen.

Bij de zelfsturende religieuze stijl wordt alleen de persoon zelf verant-woordelijk gehouden voor het hanteren van problemen. Men is zelf actief, terwijl God als passief wordt beschouwd. Bij deze stijl neemt iemand bij problemen het initiatief om deze op te lossen, zonder daarbij een beroep op God te doen.

Wij hebben bij alle items van de samenwerkende religieuze copingstijlschaal de formulering “samenwerken met God” vervangen door “met hulp van Allah”. Deze verandering was nodig vanwege de kritiek van de moslima’s die een conceptversie van de vragenlijst hebben ingevuld. Zij hebben bezwaar gemaakt tegen de term “samenwerken” met God, omdat dit in hun ogen aanmatigend is. Deze aanpassing betekent dat deze moslima’s bij problemen zowel de hulp van God inroepen als zelf actief zijn, maar daarbij zien zij zichzelf niet als een gelijkwaardige partner.

Wat typeert de religieuze copingstijl van de groep van 177 islamitische respondenten? De uitkomsten zijn in de onderstaande tabel 15 geordend naar hoogste percentage “altijd”. Achter de vraag staat een code tussen haakjes, die verwijst naar de oorspronkelijke vragen uit de lijst van Pargament et al. (1988). De (S) staat voor de zes items van de samenwerkende, de (A) voor de zes items van de afwachtende en de (Z) voor de zes items van de zelfsturende religieuze copingstijl.

105

Tabel 15. Items van de Religieuze copingstijlen van Pargament et al. (1988) in percentages N=173-177 Nooit (1) Zel-den (2) Af en Toe (3) Vaak (4) Al-tijd (5)

1. Bij het uitvoeren van mijn plannen kan ik daar met

hulp van Allah aan werken (S) 0.6 5.1 18.2 36.4 39.8

2. Wanneer ik mij gespannen of bezorgd voel over een probleem, zoek ik in gebed met hulp van Allah naar een

manier om mijn zorgen te verminderen (S) 1.1 6.9 10.3 44.0 37.7

3. Na een probleem te hebben opgelost, probeer ik er met hulp van Allah een plaats aan te geven in mijn

leven (S) 0.6 3.4 14.9 47.4 33.7

4. Als besloten moet worden hoe een probleem op te lossen, maakt mijn geloof het mogelijk dat ik met hulp

van Allah daaraan werk (S) 1.1 2.8 16.5 46.0 33.5

5. Als zich een moeilijke situatie voordoet, leg ik deze in mijn gebed voor aan Allah om met Zijn hulp na te

denken over mogelijke oplossingen (S) 1.1 5.7 24.4 39.8 29.0

6. Als ik een probleem heb, praat ik er in gebed met Allah over om met Zijn hulp te bepalen wat de

betekenis en bedoeling er van is (S) 5.1 11.4 22.2 40.3 21.0

7. Als zich een moeilijke situatie voordoet, laat ik het aan Allah over om te bepalen wat de bedoeling er van

is voor mij (A) 5.1 19.9 30.7 29.5 14.8

8. Ik denk niet veel na over de problemen die ik gehad heb; Allah geeft er voor mij een plaats aan in mijn leven

(A) 6.4 17.3 31.2 31.8 13.3

9. Bij het oplossen van mijn problemen wacht ik Allah’s leiding af in de wetenschap dat Hij op een of andere

manier voor een oplossing zal zorgen (A) 5.1 18.6 33.3 31.1 11.9

10. Wanneer een situatie mij bezorgd maakt, wacht ik

tot Allah die gevoelens van mij wegneemt (A) 3.4 13.6 41.2 32.2 9.6

11. Ik denk niet na over de mogelijke oplossingen voor

mijn problemen, omdat Allah ze mij wel verschaft (A) 18.3 33.7 30.3 13.1 4.6

12. In plaats van zelf naar de goede oplossing voor een probleem te zoeken, wacht ik liever Allah’s leiding af

(A) 8.1 32.9 38.2 17.3 3.5

13. Als ik door een moeilijke periode heen ben gegaan, probeer ik er zelf een plaats aan te geven in mijn leven.

Ik ga er niet van uit dat Allah daar wel voor zorgt (Z) 33.0 22.7 23.9 17.0 3.4

14. Als ik nadenk over een probleem, probeer ik mogelijke oplossingen te vinden zonder Allah’s hulp

(Z) 43.9 27.2 15.6 11.6 1.7

15. Als ik besluit hoe een probleem op te lossen, maak

ik een keuze zonder daar Allah bij te betrekken (Z) 38.3 39.4 15.4 5.7 1.1

16. Als ik met een probleem geconfronteerd wordt, dan probeer ik zelf met mijn gevoelens in het reine te

komen, zonder Allah’s hulp (Z) 43.5 29.4 17.5 9.0 0.6

17. Wanneer ik moeilijkheden heb, bepaal ik zelf wat de betekenis en bedoeling er van is, zonder hulp van Allah

(Z) 39.2 25.0 27.3 8.0 0.6

106

Opvallend is dat de indeling van de items naar hoogste percentage, zoals zichtbaar is in tabel 15, de indeling van de schalen van Pargament et al. (1988) volgt: de items van de samenwerkende religieuze copingschaal hebben relatief de hoogste frequenties, daarna de items van de afwachtende en tot slot de items van de zelf-sturende religieuze copingstijl.

De percentages in tabel 15 maken duidelijk dat de meeste respondenten God om hulp vragen maar tegelijkertijd zelf ook iets aan hun problemen doen. Zij zijn het eens met de items van de “samenwerkende” religieuze copingstijl. Zo geven ongeveer acht van de tien vrouwen aan dat zij “vaak” en “altijd” als zij zich gespannen of bezorgd voelen over een probleem, in gebed met hulp van Allah naar een manier zoeken om hun zorgen te verminderen (81.7%); dat zij na een probleem te hebben opgelost, met hulp van Allah er een plaats aan geven (81.1%). En dat als er besloten moet worden hoe een probleem op te lossen, hun geloof het voor hen mogelijk maakt dat zij hier met hulp van Allah aan werken (79.5%).

De meeste vrouwen uit ons onderzoek vinden dus dat zij zelf verant-woordelijk zijn voor het hanteren van hun problemen, maar zij schrijven God ook invloed toe. Daarom doen zij bij problemen een beroep op Zijn hulp. Zij bidden tot God als zij zich gespannen of bezorgd voelen, proberen hun zorgen door te bidden te verminderen, of leggen hun probleem aan God voor. Zij hebben het gevoel dat zij hun problemen later met hulp van God een plekje kunnen geven. Zij kiezen veel minder vaak voor de items van de afwachtende religieuze copingstijl. Dit betekent dat deze moslima’s niet geneigd zijn om het oplossen van hun problemen aan God over te laten. Zij nemen zelf initiatief. Dit doen zij echter door tevens God in te schakelen, want zij kiezen nauwelijks voor de items van de zelfsturende religieuze copingstijl. De items van de zelfsturende religieuze copingstijl hebben de laagste frequenties. Zo geeft 82.8% van alle respondenten aan “zelden” of “nooit” hun problemen zonder God op te lossen.

Bij de principale componentenanalyse16 vallen vrijwel alle theoretisch te onderscheiden zes items van de drie religieuze copingstijlschalen van Pargament et al. (1988) ook bij onze onderzoeksgroep in dezelfde drie-factoren oplossing. Slechts één item laadt niet zuiver op de afwachtende religieuze copingschaal (zoals theoretisch verwacht), maar zowel op de afwachtende als op de samenwerkende religieuze copingstijl. Het gaat om het item: “Als zich een moeilijke situatie voordoet, laat ik het aan Allah over om te bepalen wat de bedoeling er van is voor mij”. Wij hebben dit item daarom niet in de afwachtende religieuze copingstijlschaal opgenomen.

16 Principale componentenanalyse met varimax rotatie, missing pairwise, n factors = 3, factorlading: > 040, verklaarde variantie: 35.8% + 12.5% + 8.1% = 56.5%.

107

Op basis van de gevonden oplossing in drie factoren zijn er drie religieuze copingstijlschalen gevormd. De interne consistentie van deze schalen is redelijk tot goed. De Cronbach’s alpha-coëfficiënt van de zelfsturende religieuze copingstijl-schaal is 0.87; die van de samenwerkende religieuze copingstijlcopingstijl-schaal is 0.84, en die van de afwachtende religieuze copingstijlschaal is 0.75. Daarna zijn de individuele scores per respondente per schaal berekend, door hun scores op de door hen gekozen antwoordmogelijkheden variërend van 1 (nooit) tot 5 (altijd) bij elkaar op te tellen.

Zoals al te verwachten is op basis van de frequentieverdeling, scoren de meeste respondenten hoog op de samenwerkende religieuze copingstijlschaal. Voor deze schaal is de minimale scoremogelijkheid 6 en de maximale score 30. De gemiddelde score op deze schaal van 6 items is 23.87. De standaarddeviatie is 4.12. Als wij de score “vaak” (dit wil zeggen 4) en “altijd” (dit wil zeggen 5) samen als hoog beschouwen, dan heeft van onze onderzoeksgroep 57.3% een hoge score op deze schaal, variërend van 24-30.

De afwachtende religieuze copingstijlschaal varieert met 5 items van 5-25. De maximale score is 25. De gemiddelde score op de afwachtende religieuze coping-schaal is 15.06. De standaarddeviatie is 3.64. Als wij de antwoordcategorieën “vaak” en “altijd” als hoog beschouwen, dan heeft slechts 10% van onze res-pondenten een hoge score, dit wil zeggen tussen de 20 en 25, op de afwachtende religieuze copingstijlschaal.

Er zijn relatief weinig respondenten die hoog scoren op de zelfsturende religieuze copingstijlschaal. De score op deze 6-itemschaal varieert van 6 tot en met 24. Van onze respondenten behaalt niemand de maximale score van 30. De gemiddelde score op deze schaal is 12.02. De standaarddeviatie bedraagt 4.78. Slechts 1.2% van onze respondenten heeft een score van 24 tot en met 30.

3.3.3.2. Receptieve coping

Van Uden et al. (2004) hebben een specifieke schaal, -de receptiviteit- ontwikkeld, die beter aansluit bij de context van het seculiere Nederland. Deze schaal van 8 items, geeft inzicht in de mate waarin respondenten als zij met problemen worden geconfronteerd, ontvankelijk of receptief zijn voor oplossingen die zich aandienen. Zoals blijkt uit onderstaande tabel 16 gelooft een groot deel (80%) van de 177 respondenten er bijna altijd in dat er zich in moeilijke situaties uiteindelijk een uitweg aandient. Zij stellen zich in iets mindere mate (69.1%) ook open voor oplossingen die zich aandienen. Over het algemeen spreekt uit de wijze waarop deze gelovige respondenten deze items hebben ingevuld, dat zij goed uit de voeten kunnen met de formulering van deze items. Uit hun beantwoording spreekt een groot vertrouwen in de goede afloop van probleemsituaties.

108

Tabel 16. Receptiviteitschaalitems in percentages N = 175-177 Nooit (1) Zelden (2) Af en toe (3) Vaak (4) Altijd (5)

1. In moeilijke situaties geloof ik er in dat

zich uiteindelijk een uitweg aandient - 3.4 16.6 42.3 37.7

2. Als zich een moeilijke kwestie voordoet, stel ik mij open voor oplossingen die zich

aandienen 1.1 3.4 26.3 47.4 21.7

3. Als ik mij afvraag hoe een probleem op te lossen, vertrouw ik er op dat mij na verloop

van tijd een oplossing gegeven wordt 5.7 11.9 25.0 37.5 19.9

4. Als ik problemen heb, geloof ik er in dat

mij een oplossing aangereikt zal worden 5.7 13.1 26.1 35.8 19.3

5. Wanneer ik problemen heb, vertrouw ik er op dat de betekenis en bedoeling er van

me uiteindelijk geopenbaard zullen worden 4.5 7.3 34.5 36.7 16.9

6. Wanneer ik mij zorgen maak over een situatie, ontleen ik rust aan eerdere ervaringen, waar mij een uitweg werd aangereikt

1.7 6.3 42.3 37.7 12.0

7. Na een moeilijke periode wordt de

diepere zin van mijn problemen onthuld 1.7 10.9 43.4 34.9 9.1

8. Bij het oplossen van mijn problemen overkomt het me dat dingen vanzelf op hun

plaats vallen 1.1 9.1 46.6 39.8 3.4

Na principale componentenanalyse17 vielen alle items van de recep-tiviteitschaal in één factor (gekozen op basis van het scree plot). Hiervan hebben wij een schaal gevormd. Deze schaal van 8 items heeft een Cronbach’s alpha-coëfficiënt van 0.78. Het gemiddelde van deze schaal is een score van 28.81. De standaard-deviatie is 4.66. Van onze respondenten heeft 28.2% een hoge score op deze schaal, dit wil zeggen vanaf 32 tot en met 40.

3.3.3.3. De Brief RCOPE: positieve en negatieve vormen van religieuze coping

De schaal om de positieve of negatieve vormen van religieuze coping te meten, de Brief RCOPE van Pargament et al. (2000; 2011) bestaat uit twee onderdelen. Eén subschaal met 7 items, de PRC (Positive Religious Coping) meet vormen van positieve religieuze coping. De andere subschaal van 7 items, de NRC (Negative Religious Coping) meet vormen van negatieve religieuze coping. Er zijn bij elke schaal per item vier antwoordmogelijkheden, die variëren van (1) bijna nooit tot (4) bijna altijd. In de onderstaande tabel 17 zijn de antwoorden van onze 177 respondenten per item en per subschaal weergegeven, geordend vanaf het hoogste percentage bij de antwoordcategorie “bijna altijd”.

17Principale componentenanalyse met varimax rotatie, missing pairwise, n factors = 1, factors > 0.40, verklaarde variantie: 39.3%.

109

Tabel 17. Brief RCOPE schaalitems met de subschalen PRC en NRC, geordend naar de percentages per item van de antwoordcategorie “bijna altijd”

N = 172-177 Bijna nooit (1) Soms (2) Vaak (3) Bijna altijd (4) PRC: Positieve vormen van religieuze coping

1. Als ik problemen heb vraag ik om vergeving voor

mijn zonden 2.3 10.2 26.7 60.8

2. Als ik problemen heb zoek ik Allah’s liefde en zorg 2.3 6.4 34.3 57.0

3. Als ik problemen heb streef ik naar een sterkere

band met Allah 2.3 8.5 35.6 53.7

4. Als ik problemen heb, zoek ik hulp bij Allah om

mijn niet te laten leiden door boosheid 5.8 12.7 35.8 45.7

5. Als ik problemen heb probeer ik met hulp van

Allah het probleem aan te pakken 1.7 13.6 42.0 42.6

6. Als ik problemen heb probeer ik te zien hoe Allah

mij er sterker door probeert te maken 4.6 16.1 40.8 38.5

7. Als ik problemen heb concentreer ik me op mijn

geloof, zodat ik kan stoppen met piekeren 4.5 17.6 42.0 35.8

N = 172-177 Bijna nooit (1) Soms (2) Vaak (3) Bijna altijd (4) NRC: negatieve vormen van religieuze coping

1. Als ik problemen heb stel ik vragen bij de macht

van Allah 32.6 24.4 26.2 16.9

2. Als ik problemen heb concludeer ik dat dit door

toedoen van de duivel is gebeurd 27.4 42.9 19.4 10.3

3. Als ik problemen heb vraag ik mij af of Allah nog

wel van mij houdt 62.7 27.7 4.5 5.1

4. Als ik problemen heb voel ik mij gestraft door

Allah voor mijn gebrek aan toewijding 33.9 45.2 15.8 5.1

5. Als ik problemen heb vraag ik mij af of mijn

geloofsgenoten mij in de steek hebben gelaten 68.4 23.7 4.0 4.0

6. Als ik problemen heb vraag ik mij af wat ik heb

gedaan dat Allah mij straft 44.6 42.4 9.6 3.4

7. Als ik problemen heb vraag ik me af of Allah mij

misschien verlaten heeft 76.6 18.9 2.3 2.3 Uit de antwoorden van de 177 respondenten op de items van de schaal voor positieve religieuze coping (PRC) komt het volgende beeld naar voren. Ongeveer acht tot negen van de tien vrouwen zoeken bij problemen regelmatig (dit wil zeggen op basis van zowel de antwoordcategorie “bijna altijd” als “vaak”) Allah’s liefde en zorg (91.3%). Zij streven naar een sterkere band met Allah (89.3%). Vragen vergeving van zonden (87.5%) en pakken met hulp van Allah hun problemen aan (84.6%). Zij zoeken Gods hulp om beter om te kunnen gaan met boosheid (81.5%). Zij proberen tegenslag te zien als iets waardoor Allah hen sterker maakt (79.3%) en concentreren zich op hun geloof om te stoppen met piekeren (77.8%).

Bij de negatieve religieuze copingschaal, de NRC-schaal blijkt dat vier op de tien respondenten regelmatig vragen stellen bij de macht van Allah (43.1%). En drie

110

van de tien respondenten denken bij tegenslag regelmatig aan de invloed van de duivel (29.7%). Twee op de tien respondenten geeft aan dat zij problemen regelmatig als straf van Allah beschouwen door hun gebrek aan toewijding (20.9%). De andere items worden duidelijk minder onderschreven. Iets meer dan één op de tien vraagt zich bij problemen regelmatig af waarom Allah hen straft (13%).

Bij de principale componentenanalyse18 laden de zeven items van de positieve religieuze copingschaal (de PRC-schaal) op één factor. Wij hebben deze factor, die verwijst naar vormen van positieve religieuze coping, daarom in één schaal opgenomen. De Cronbach’s alpha-coëfficiënt van deze schaal is 0.85. De maximale score op deze schaal van zeven items is 28 en de minimale score is 7. De gemiddelde score van de vrouwen uit ons onderzoek op deze schaal is 22.98. De standaarddeviatie is 3.96.

De items van de negatieve religieuze copingschaal (de NRC-schaal) laden niet alle zeven op één factor, een factor die verwijst naar negatieve vormen van religieuze coping. Twee items laden niet op deze factor. Het item: “Stel ik vragen bij de macht van Allah” laadt op de factor positieve religieuze coping. Dit item is dus niet als een vorm van negatieve religieus coping te beschouwen. En een ander item: “Concludeer ik dat het door toedoen van de duivel is gebeurd” heeft een te lage factorlading. Deze twee items zijn vervolgens niet in de schaal voor negatieve religieuze coping opgenomen. De schaal voor negatieve religieuze coping (NRC), bestaat dus uit vijf items. De Cronbach’s alpha-coëfficiënt van deze schaal is 0.76. De scoremogelijkheid op deze schaal van vijf items varieert van 5 (laag) tot 20 (hoog). De gemiddelde score op de schaal is 7.86. De standaarddeviatie is 2.68.

3.3.3.4. Verbanden tussen de copingmaten

In deze paragraaf geven wij de onderlinge verbanden weer tussen de diverse religieuze copingschalen die wij voor ons onderzoek hebben gebruikt. In de volgende tabel 18 zijn de gevonden correlaties te vinden tussen de drie religieuze copingstijlschalen, de schaal voor receptieve coping en de Brief RCOPE positief (de PRC-schaal) en negatief (de NRC-schaal). Er valt op dat er tussen al deze schalen significante verbanden bestaan, met uitzondering van de schaal voor negatieve religieuze coping, de NRC. De verbanden tussen deze copingschalen en de zelf-sturende religieuze copingstijl zijn negatief van aard. Het hoogste significante verband bestaat tussen de samenwerkende religieuze copingstijl en de schaal voor positieve coping, de PRC (r= 0.67**).

18 Principale componentenanalyse met varimax rotatie, missing pairwise, n factors = 2, factorlading: 0.40, verklaarde variantie: 28.9% + 19.9% = 48.8%

111

Tabel 18. Correlaties (Pearson’s r) tussen religieuze copingstijlschalen, de receptieve coping en de schalen voor positieve en negatieve coping

N = 162-169 Afwacht-ende religieuze coping-stijl Samen-werkende religieuze coping- stijl Zelf-sturende religieuze coping- stijl Recep- tieve coping