• No results found

76 3.2. Uitvoering van het kwantitatieve onderzoek

Hoofdstuk 4. Resultaten van het kwalitatieve onderzoek 4.1. Inleiding

4.3. De eerste onderzoeksvraag beantwoord op basis van het categorieënschema A. De eerste onderzoeksvraag: “wat kenmerkt de religiositeit en met name het bidden van de

4.3.2. Identiteitskenmerken: gericht op het welzijn van anderen

Wat is kenmerkend voor de niet-religieuze, dit wil zeggen de profane identiteit van de meeste van onze respondenten? De geïnterviewde jonge hoogopgeleide vrouwen van Marokkaanse afkomst benadrukken allemaal het sociale karakter van hun identiteit en hun verbondenheid met anderen. Welke doelen zij belangrijk vinden, hoe zij zichzelf beschrijven en welke personen een belangrijke rol in hun leven spelen, wordt in de volgende paragraaf toegelicht.

134

4.3.2.1. Wereldse doelen: gericht op carrière en gezin

De wereldse doelen waarnaar alle dertien respondenten streven, zijn: studeren, het vormgeven van een beroepscarrière en het stichten van een gezin. Hierin worden zij allemaal sterk gemotiveerd door hun ouders. De respondenten vinden dat zij het aan hun ouders verplicht zijn om hun kansen binnen de Nederlandse samenleving optimaal te benutten. Zij willen niet alleen voor zichzelf studeren, maar ook de dromen van hun ouders waar maken.

Vrijwel alle respondenten vinden het vanuit hun familietradities belangrijk om te trouwen en kinderen te krijgen. Het huwelijk is, zoals Souad aangeeft, voor haar ouders de enige acceptabele reden om hun ongehuwde dochter toestemming te geven het ouderlijk huis te verlaten:

(173) Ja ik hoop natuurlijk ook te trouwen. Ja, natuurlijk zoals elk meisje hoop ik ooit ook in een prachtige jurk rond te lopen en uiteindelijk met een persoon mijn leven te delen en daar hoop ik ook ooit kinderen te krijgen en eh, ja voor mij draait daar het leven uiteindelijk om. Dat is ook het voorbeeld dat ik heb gehad van alles en iedereen om mij heen. En hoe mijn familie en eh, ja iedereen is wel getrouwd en heeft kinderen. Dus eh, uiteindelijk hoop ik dat ook mee te maken. Dat lijken mij heel, heel mooie dingen. (178) ik zal eerst trouwen voor ik het huis uit ga. (276) Ik wil echt wel met een jaar zeker het huis uit zijn. En dat is ook echt wel mijn doel.

Alleen Maryam geeft geen prioriteit aan het huwelijk. Zij kan er vrede mee hebben als het moederschap niet voor haar is weggelegd. Maar haar moeder en schoonzus denken hier anders over en vinden dat zij na het behalen van haar diploma moet gaan trouwen. Maryam heeft echter andere ambities:

(121) Ik wil doorgaan en mijzelf blijven ontwikkelen. Ik zeg altijd voor de grap: ‘mijn ambitie is om de eerste vrouwelijke minister-president te worden! (Lacht). Ja, dan kan je denk ik heel ver komen. Ja, mijn ambities liggen hoog, moet ik eerlijk zeggen. (…) Studeren is voor mij een prioriteit, dat is heel erg belangrijk, dat staat echt op de eerste plek. (363) je gaat steeds een trappetje omhoog. Je wordt steeds sterker. Stap voor stap.

Deze gerichtheid van vrijwel alle respondenten op gezinsvorming en het moederschap wordt volgens de respondenten ook vanuit de islam aanbevolen. Najoua heeft dit doel al bereikt, zij woont als enige van de dertien respondenten met haar echtgenoot en dochtertje in een eigen woning. Zij geeft op dit moment prioriteit aan haar gezinsgeluk, hoewel zij haar baan in de hulpverlening aan islamitische jongeren leuk vindt en zij er over denkt om in de toekomst weer te gaan studeren. Zij hecht veel waarde aan het “goed houden” van de relatie met haar echtgenoot en haar familie.

Zes vrouwen noemen nog andere levensdoelen. Vier van hen willen zich inzetten voor degenen die in de maatschappij achtergesteld zijn. Yousra en Maryam denken aan een politieke carrière, terwijl het de droom van Ikram en Souad is om in

135

een derdewereldland een weeshuis20 op te zetten. Layla en Tamrah koesteren idealen die niet door hun ouders of vanuit de islam worden gestimuleerd. Zij willen als ongehuwde vrouw meer onafhankelijkheid door zelfstandig te gaan wonen, zoals respondente Tamrah:

(73) Dat is ook nog een doel want ik wil gewoon meer zelfstandigheid hebben. Een eigen woning, want ik bedoel, ik heb wel een eigen auto, een eigen baan etc., maar ja, zelfstandigheid van helemaal uit huis, is toch wel een doel voor mij.

Eén van hen, Layla, wil daarnaast als zij een eigen woning heeft verworven, meer van de wereld gaan zien door te reizen.

4.3.2.2. Het zelfbeeld: nadruk op een sociaal zelf

Kenmerkend voor de wijze waarop de dertien respondenten zichzelf beschrijven, is dat zij de nadruk leggen op hun sociale eigenschappen. Hoe zij zichzelf zien, in hoeverre zij deze eigenschappen herkennen bij hun eigen ouders, met welke achtergronden zij zich identificeren en wie voor hen belangrijke personen zijn, wordt in de volgend paragraaf toegelicht.

a. De eigen persoonsbeschrijving: sociale, hulpvaardige, mondige doorzetters

Wat vinden de dertien respondenten kenmerkende eigenschappen van zichzelf? Vrijwel alle vrouwen benadrukken in eerste instantie dat zij sociaal en hulpvaardig zijn ingesteld, zoals Yousra in het volgende fragment:

(123) ik (ben) denk ik gewoon toch ook heel erg een mensenmens. Dat hoor ik van heel veel mensen en dat denk ik zelf ook wel, dat ik toch heel vaak wel een luisterend oor ben voor heel veel mensen (…) altijd bezig met hoe kan ik anderen helpen? Ik voel me altijd al heel snel schuldig, als ik zeg: ik heb eigenlijk nu even geen tijd. Dat zal ik ook niet zo snel zeggen dus, zeg maar “nee” zeggen tegen mensen, dat is best wel moeilijk. Ja gewoon sociaal.

Naast hun sociale kant en behulpzaamheid, noemen zeven respondenten hun open houding naar anderen. Zo vinden zeven respondenten het kenmerkend van zichzelf dat zij niet snel over anderen oordelen. Bij conflicten luisteren zij zo veel mogelijk naar ieders standpunt. Deze open houding verschilt met die van veel van hun familieleden. Er wordt vaak te snel een oordeel over anderen uitgesproken. Farida, Chaima en Houda geven aan dat zij door hun openheid soms naïef overkomen, waardoor zij het risico lopen dat anderen daar misbruik van maken. Farida zegt hierover:

20 Deze zorg voor wezen kan in verband worden gebracht met de islam, zo wordt de zorgplicht voor wezen in de koran genoemd.

136

(111) En ook gewoon dat je naar ieders standpunten luistert. (160) (…) want je hebt ook heel veel vooroordelen, daar houd ik helemáál niet van. Dan denk ik van, jé, je kent die hele persoon niet, weet je wel. Maar door een gesprek aan te gaan of je leert diegene kennen of door gewoon recht in het gezicht die vraag te stellen (220) En eh, ehm, ja heel veel mensen zeggen dan tegen me, ja jíj bent hartstikke naïef, van nee, weet je wel, je moet niet meteen, van het slechte uitgaan van de mens weet je wel. Of je hebt dingen gehoord over diegene en dan beginnen ze meteen met hun vooroordeel.

Naast deze sociale eigenschappen, vinden de meeste respondenten dat zij goed zijn in het behalen van hun doelen, zij zien zichzelf als doorzetters. Yousra zegt hierover:

(119) Dat is mijn wil om iets te bereiken, dat heeft mij al heel vaak door heel veel dingen heen geholpen zeg maar. Dat is iets eh, waar ik wel heel blij ben dat ik dat heb. (121) dat (doorzetten) is wel iets wat ik wel heel erg heb, ja ik ga gewoon door. (lacht). Je krijgt mij helemaal niet zo snel klein.

Deze doelgerichtheid wordt bevestigd door de schoolcarrière van deze hoogopgeleide vrouwen, die over het algemeen wordt gekenmerkt door het “stapelen” van opleidingstrajecten vanaf het mbo. Daarnaast vinden zeven respondenten zichzelf mondig in vergelijking met hun familieleden of vriendinnen. Zij zijn direct in het naar voren brengen van hun mening, zoals Maryam aangeeft:

(82) Ik ben heel direct (189) (…) En als iets mij dwarszit, dan loop ik rechtstreeks op die persoon af, van ‘hé, dat beviel me niet en zou je dat volgende keer niet meer willen doen? (353) (…) ik had een vriendin; altijd als ik aan haar vroeg van ‘wat vind jij?’ dan zei ze: ‘Oh, wat jij ook vindt, dat vind ik ook’. En op een gegeven moment irriteerde het mij, want ik kan er niet tegen. (…) Ik houd heel erg van andere meningen, daar ben ik gek op.

De meeste respondenten beschrijven zichzelf als positief en optimistisch ingesteld. Maar Khadija, Chaima, Layla en Houda vinden dat zij soms te emotioneel reageren of zich teveel zorgen maken. Chaima kan niet tegen onrecht en stoort zich aan de negatieve houding jegens de islam:

(159) ik houd helemaal niet van onrecht. Ik kan daar zo enorm boos van worden, en het maakt me ook zelfs kapot! (165) Ik kan af en toe wel heel pessimistisch denken (lacht), maar uiteindelijk zie ik toch wel altijd in iets goeds en uhn, (177) (…) dat emotionele kwetsbare. (…) (280) Ik ben altijd heel zoekend geweest en ik ben dan ook wel een beetje filosoferend.

b. Overeenkomsten met ouders: wereldse vaders en zich wegcijferende moeders

De dertien respondenten zien veel eigenschappen van zichzelf bij hun ouders terug. Bijna alle respondenten vinden dat hun ouders ook sociaal en hulpvaardig zijn. Daarbij maken zij wel een verschil tussen hun vaders, die zich net als hun dochters gewend zijn aan de wereld buitenshuis en hun moeders die alleen gericht zijn op

137

het gezin. De respondenten vinden dat hun moeders zichzelf te veel wegcijferen ten behoeve van het welzijn van hun echtgenoot en kinderen. Vijf respondenten (Farida, Tamrah, Ikram, Assia, en Maryam) identificeren zich meer met hun vader dan hun moeder, omdat zij net als hun vader meer gericht op de buitenwereld zijn. Zij vinden dat hun vader in vergelijking met hun moeder, net als zijzelf minder snel geneigd is om zich door vooroordelen te laten leiden. Ikram vindt dat zij het meeste op haar vader lijkt, die ook meer “open minded” is:

(217) Uhm… Ja, mijn vader toch wel. Ja. (219) Uhm, ja zijn denkwijze of zo. (221) Ja hij is toch wat, hij is gewoon open minded en mijn moeder is daar wat ouderwetser in. (223) Ik denk dat het meer komt, natuurlijk omdat hij werkt en mijn moeder niet. Dus hij weet hoe het gaat in de samenleving.

Twee respondenten herkennen in zichzelf de gevoeligheid die zij bij hun vader waarnemen. Chaima ziet bij zichzelf overeenkomsten met haar vader in het “emotioneel kwetsbaar” zijn in het contact met anderen. Khadija vindt zichzelf net als haar vader een “malertje”. Opvallend daarbij is dat deze beide vaders tot de tweede generatie migranten behoren. Zij zijn vóór hun komst naar Nederland vanwege de arbeidsmigratie van hun vader, zonder veel contact met hun vader opgegroeid. Deze situatie kan van invloed zijn geweest op de emotionele kwets-baarheid van deze vaders door het gemis van een vader en een rolmodel.

In de vergelijking met hun moeders, zien de respondenten vooral overeen-komsten in hun gerichtheid op het welzijn van hun dierbaren. Zoals Najoua:

(81) En in die zin lijk ik eigenlijk ook wel op haar (= haar moeder), betrap ik er mezelf soms er op (lacht). Nou, eigenlijk doe ik het (wegcijferen) ook wel. (Lacht) (83) Ja, soms ook van ja, teveel aan anderen denken. (85) ik kan me inderdaad wel zorgen maken ja, ja. En ook wel willen helpen, zeg maar. Wat betreft ja dat ik meer op mijn moeder lijk, is toch het práten, denk ik.

Maar de meeste respondenten vinden dat zij in vergelijking met hun moeders op maatschappelijk gebied veel vaardiger zijn en dat zij meer opkomen voor hun persoonlijke belangen. Farida, Tamrah, Chaima en Assia beschrijven hun moeders als onzeker en meegaand. Een voorbeeld hiervan geeft Tamrah:

(157) Mijn moeder denk ik, ja, ze is huisvrouw, ze heeft nooit echt gestudeerd of what ever weet je wel, toch een huisvrouwtje geweest. (177) Als ik dan ook de omgang met mensen zie, mijn moeder is toch wel een softie en ik en mijn vader zijn wat harder daarin. (…) nee, ik lijk absoluut niet op mijn moeder. (179) (Zij is) Heel zacht en meegaand en iedereen tevreden willen houden en zo en zorgzaam. Ja, wij niet.

Verschillende respondenten stimuleren hun moeders om meer voor zichzelf op te komen en hun eigen keuzes te maken, zoals Maryam:

138

(219) En ik zeg altijd tegen mijn moeder: ‘Mam, vergeet jezelf nou niet, geef jezelf nou tijd en aandacht. Iedereen heeft toch zijn eigen weg. Iedereen doet gewoon wat ‘ie wil. Jij moet ook doen wat jij wil en wat jij leuk vindt en waar jij je prettig bij voelt.

c. Etnisch-culturele identiteiten: een Marokkaanse en een Nederlandse identiteit

Met welke etnisch-culturele identiteiten voelen de dertien respondenten zich verbonden? Alle respondenten voelen zich zowel Nederlands als Marokkaans. In beide werelden voelen zij zich thuis. Een kenmerkende uitspraak over haar Marokkaanse en Nederlandse eigenschappen verwoordt Tamrah:

(127) En ik heb mijn Marokkaanse eigenschappen en mijn Nederlandse eigenschappen, waar ik zeg maar beide gebruik van maak. (133) Tenminste, van wat ik zie in mijn omgeving, het felle, is toch wel Marokkaans. (135) Voor jezelf opkomen, het mannetje staan voor jezelf, discussies niet uit de weg gaan. En een bepaalde snelle…die snelle reactie die we kunnen hebben op bepaalde situaties. Op de vraag wat zij als haar Nederlandse kant ziet, zegt Tamrah:

(139) Op tijd. (…) Het praten over onderwerpen, het wat rustige, ik houd er van om naar mensen te luisteren, maar ook te helpen.

Alle respondenten voelen zich verbonden met de Marokkaanse tradities van hun ouders en houden rekening met de waarden, normen, taboes en gebruiken die voor hun ouders belangrijk zijn. Zij respecteren het belang dat hun ouders hechten aan de reputatie van hun dochters als oppassende, kuise, jonge ongehuwde vrouwen. Daarom accepteren zij vrijwel allemaal dat zij als ongehuwde, thuiswonende, volwassen dochters in tegenstelling tot leeftijdsgenoten van Nederlandse achter-grond minder autonoom kunnen opereren. Zij vragen hun ouders om toestemming voor bepaalde activiteiten buitenshuis, weten dat zij op bepaalde tijden thuis moeten komen, dat zij niet zomaar uit mogen gaan met vriendinnen of een vriendje. Dit heeft gevolgen voor hun keuzevrijheid, hun vriendschappen, hun uitgaansgedrag, hun manieren van “dating” en partnerkeuze. Assia zegt hierover:

(213) Op een gegeven moment merk je dat je om je heen kijkt en je denkt van ‘oh, eigenlijk ga ik niet eens meer om met Nederlanders’. (219) We blijven allochtone meisjes, wij mochten niet alles en als je nou met heel veel Nederlandsen om ging, dan elke keer weer uitlegt van ‘nee, dat mág ik niet’, ‘dat ga ik niet’, ‘dat lukt niet’. Dat, ja dat wordt vanzelf minder. (282) (…) En in de puberteit (…) dan krijg je de culturele regels, van ‘dit mag niet, dat mag niet en zus mag niet’ en dan werd je altijd verteld van ‘dat mag niet van de Islam. Mag niet’.

139

Dit betekent dus dat deze dertien respondenten zich verbonden voelen met zowel hun Marokkaanse als hun Nederlandse achtergrond.

d. De beroepsidentiteit

Vijf respondenten (Farida, Tamrah, Chaima, Najoua en Maryam) noemen ook het belang van hun beroepsidentiteit. Zo identificeert Houda zich sterk met haar toekomstige beroep als rechter en geven verschillende andere respondenten aan dat zij hun beroepsvaardigheden toepassen in hun privéleven, zoals Farida:

(147) praat het met diegene uit of weet je wel, benoem het of confronteer diegene er mee, weet je wel. Dat heb ik dan van mijn opleiding geleerd. (150) (…) dan (in gesprekken met haar moeder) voel ik me soms ook een hulpverlener. (lacht) Maar, dat leer je, ja dat soort dingen leer je gewoon uit de opleiding zeg maar, ook gewoon signalering van eh, mensen hoe ze dan eh, hoe ze het dan doen en zo, dan vraag ik dan, dan stel ik vragen van hoe reageerde ze? Hoe keek ze dan? En zei ze dan verder daar niks over, weet je wel? Zoiets.

4.3.2.3. Zelf in relatie tot belangrijke anderen: sterk verbonden met hun dierbaren

Alle respondenten hechten veel waarde aan de relatie met hun ouders, gezinsleden en familie. De gehuwde Najoua geeft prioriteit aan de relatie met haar echtgenoot. Vriendschappen worden wel genoemd maar zij staan minder op de voorgrond. a. Familieleden en echtgenoot

Alle respondenten zijn gericht op het welzijn van hun ouders en hun naaste familieleden. Voor de ongehuwde respondenten zijn hun ouders de belangrijkste personen in hun leven. Zij spreken op liefdevolle wijze over zowel hun moeder als hun vader. Zij voelen zich over het algemeen onvoorwaardelijk door hen gesteund, zoals Ikram aangeeft:

(190) Mijn ouders, (…) die steunen je natuurlijk in alles. (192) ik wil mijn ouders niet teleurstellen of zo. (…) Ja, ze weten misschien niet waarmee ik precies bezig ben, omdat, maar ondanks dat, ze ondersteunen, ze steunen je er gewoon mee. (198) Mijn ouders zijn dan niet zo van die mensen die dan eh, de hele dag je schouderklopjes geven of zo. (200) En ze vertellen het ook niet direct, maar ik merk als je dan, eh, als zij dan praten met een tante of zo, dan eh, zie je gewoon dat als ze dan over jou vertellen over al hun kinderen, dat ze toch wel trots zijn. Ja, dat is wel mooi om te zien.

Alle respondenten proberen hun ouders zoveel mogelijk te respecteren, zij willen voorkomen dat zij hen teleurstellen of verdriet doen. In het contact met hun ouders vermijden zij uit respect onderwerpen die taboe zijn, zoals uitgaan, seksualiteit en de relaties met vriendjes. Zij willen het vertrouwen dat hun ouders in hen stellen niet schaden, zoals Maryam aangeeft ten aanzien van haar moeder:

140

(355) ‘ik vertrouw jou blindelings’, dat zegt ze mijn moeder heel vaak tegen mij. (…) Ze had ook nooit schade. Ik zou nooit iets doen wat mijn moeder heel erg zou kwetsen.

Najoua hecht veel waarde aan de band met haar echtgenoot. Ook haar ouders zijn heel belangrijk, want zij kan altijd op hen terugvallen. Ook met andere gezinsleden of familieleden voelen de respondenten zich verbonden, zoals Farida op kenmerkende wijze verwoordt:

(75) mijn ouders komen natuurlijk op de eerste plek, en mijn broertje, mijn broer, en ehm, ja en ik heb ook gewoon wel een goede band zeg maar, met de kant van mijn moeder, weet je wel, mijn tantes en mijn nichten. Mijn nichten zijn net, ook zeg maar, ook mijn vriendinnen, weet je wel. (…) Ja die, die personen zijn héél belangrijk voor mij. Ik weet dat ik altijd bij hun terecht kan.

b. Vriendschappen: vriendinnen, vrienden en vriendjes

Naast familieleden vinden de respondenten ook hun vriendinnen belangrijk. Met hen gaan zij uit en is het gezellig. Zij waarderen hen als gesprekspartners voor leeftijdsgebonden emoties en problemen, zoals Souad vertelt:

(289) En mijn vriendinnen (…) daar houd ik ook van. En dat zijn ook personen die je nodig hebt in het leven. Met wie je kan lachen, om je hart te luchten, om eh van alles mee te bespreken. Ja enne, om mee dingen te ondernemen het is gewoon leuk en die zijn dus ook heel belangrijk.

Vriendinnen zijn wel belangrijk, maar zij zijn ook vervangbaar vindt Tamrah: (149) Maar de rest is allemaal vervangbaar. (151) Nou, die (haar vriendinnen) staan echt pas op nummer negen of zo, weet je (lacht). (153) Ik bedoel, het is gezellig om je ontspanning daar te vinden, maar ja. Als je zou moeten kiezen, kies ik toch wel voor nummer een (geloof) en nummer twee (ouders).

Sommige respondenten geven aan dat zij van vriendinnen nooit weten of je hen uiteindelijk wel kunt vertrouwen. Daarnaast noemen sommige vrouwen de relatie met een vriendje of verloofde waarmee zij uitgaan.

Kortom alle dertien geïnterviewde islamitische respondenten benadrukken hun sociale eigenschappen, zij richten zich op zowel het verwezenlijken van hun