• No results found

INVLOEDEN VAN DE MENS OP HET GLOBALE LANDSCHAP VAN KOLEN

In document OMGEVING KLOOSTER VAN KOLEN (pagina 28-32)

24 HISTORISCHE NOTADeze nota vormt een aanvulling op de historische nota uit het beheersplan van Team van

2.2 INVLOEDEN VAN DE MENS OP HET GLOBALE LANDSCHAP VAN KOLEN

De verdere verschijningsvorm van het landschap in dit beschermde landschap, hangt grotendeels samen met de geschiedenis van het klooster. We geven hier een beknopt overzicht van de voornaamste info. De uitgebreide beschrijving is terug te vinden in het beheersplan van Team van Meer.

2.2.1 HISTORIEK VAN DE KLOOSTERGEBOUWEN

Naar: Agentschap Onroerend Erfgoed 2021: Kruisherenklooster van Colen [online] https://

id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/31968 (Geraadpleegd op 20-05-2021) en Team van Meer.

Het klooster van Kolen wordt in de 15e eeuw gesticht door Maria van Colen, dochter van Abraham van Colen en Oda Roefs. Als weduwe van Jan van Mettekoven, heer van Gors-op-Leeuw, had ze zich teruggetrokken in het begijnhof van Sint-Truiden. Ze sticht in 1431 een eerste klooster van het Heilig Kruis in een huis in Borgloon. In 1430 schenkt ze een stuk grond te Kerniel aan de Kruisheren, waar zij in 1438 hun klooster stichten. De site werd gekozen omwille van de aanwezigheid van de bron van de Herkebeek, die in noordelijke richting stroomt en daarbij een diepe depressie uitsnijdt in de steilrand van Borgloon. Het klooster bevindt zich op de westelijke valleirand.

In 1439 wordt de kerk gewijd, waarvan enkel het koor van steen was. Het klooster krijgt de naam Mariae Laudes of Mariënlof. Het kerkkoor werd uit steen opgetrokken, de overige gebouwen in vakwerk en stonden mogelijk op een andere plaats op de site. Het klooster wordt deze eeuw regelmatig geplunderd en beschadigd door rondtrekkende troepen en oorlogsomstandigheden. Het beheer van de parochie Kerniel wordt in 1486 opgenomen in het klooster.

In 1505 begint prior Henri Geystert met de bouw van een nieuwe kerk die in 1535 wordt ingewijd onder prior Franciscus Vaes. In 1516 wordt, eveneens onder Henri Geystert, besloten de kloostergebouwen van vakwerk door stenen gebouwen te vervangen. De noordwestelijke vleugel van het klooster wordt voltooid in 1520 en in 1560 de noordoostelijke vleugel, waar thans nog de ingang is. Onder prior Vaes wordt er een rijke bibliotheek uitgebouwd, waarvan een inventaris van circa 200 nummers bewaard bleef. Uit deze periode dateert ook een eerste (gelijkvloers) pandgang met 4 zijden.

Een stenen vloertegel in de oostelijke gelijkvloerse pandgang met het jaartal 1684 en het datumopschrift 1696 op het zuidelijke poortgebouw duiden mogelijk op herstellingswerken in de 17e eeuw. Hier is echter weinig over terug te vinden.

Figuur 14 het klooster in de eerste helft van de 18de eeuw

29

BEHEERPLAN OMGEVING KLOOSTER VAN COLEN

De 18e eeuw is het meest bepalend geweest voor de huidige verschijningsvorm. De westelijke kloostervleugel werd opgetrokken en er kwam een verdieping op de pandgang. Hieraan herinnert een ruitvormige gevelsteen, op naam van prior W.F. Le Fort. Dezelfde naam prijkt ook op de sluitsteen van de grafkelder (1721), vóór de trappen van het kerkkoor, waar de priors begraven werden. In deze eeuw werd ook het gehele interieur van het klooster vernieuwd:

de vensteropeningen in de noordelijke en oostelijke kloostervleugel werden vergroot, en het interieur werd in de voornaamste vertrekken op het gelijkvloers en op de verdieping van de 3 kloostervleugels met rijkelijke stucornamenten en schilderijen versierd.

In 1750 werd de kerk door een blikseminslag gedeeltelijk vernield en dadelijk heropgebouwd met behoud van de 16e-eeuwse gevels. In deze restauratiecampagne worden ook de rijke lambrisering, het sacristie-interieur en de schilderingen van M. Aubée gerealiseerd.

Het neerhof was medio 18e eeuw omgeven door gebouwen, die in de 2e helft van deze eeuw deels werden vernieuwd. Het noordelijke poortgebouw en de aangrenzende stalvleugel zijn door een datumopschrift in 1788 te dateren. Ook het westelijke dienstgebouw is vermoedelijk nog uit de 18e eeuw bewaard. Ook in de boerderijwoning, het voormalige wagenhuis, rectoraat en brouwerij zijn nog fragmenten van oudere gebouwen bewaard. De muuropeningen wijzen ook hier op een datering in de 18e eeuw. De gebouwen aan de oostzijde van het neerhof werden eind 18e eeuw afgebroken.

Het klooster wordt opgeheven in 1796, waarna de kruisheren het verlaten. Bij de verkoop als zwart goed wordt het klooster voorgesteld als een recent gebouwencomplex met een kerk, stallen, een brouwerij, een bakkerij, een smidse onder leien dak en twee schuren onder strooien dak. Voorts waren er twee weides, een afgesloten boomgaard en een groentetuin.

Dit is de toestand zoals weergegeven op de Ferrariskaart (1771-1777). Buiten het eigenlijke kloosterdomein dat twee bunders omvatte, waren er nog bezittingen met een oppervlakte van 76 bunders. In 1797 wordt het klooster verkocht aan Henri van Langenacker, één van de kruisheren.

In 1822 verkopen de kruisheren het klooster. De gemeenschap van de Cisterciënzerinnen betrekt het klooster en sticht er een school en pensionaat. Er gebeurden tal van aanpassingen aan de gebouwen: uitbreiding boerderijwoning en kelder naar het noorden en verhoging, afbraak en heropbouw van de voormalige brouwerij. Aan de NW-hoek van het westelijke dienstgebouw verschijnt een langwerpig gebouw. In 1884 vinden vrij uitgebreide bouwwerken plaats: opbouw hoek tussen westelijke kloostervleugel en kerk, bouw verbindingsgang tussen klooster en rectoraat en bergplaats aan de NW-hoek van het klooster. Er komt een uitbreiding naar het noorden en een verhoging van de voormalige brouwerij. De noordgevel van de boerderijwoning, het voormalige wagenhuis, het rectoraat en de voormalige brouwerij worden herbouwd. Het rectoraat wordt verbreed en ook de zuidgevel wordt hermetst. In 1892 wordt het schoolgebouw aan de oostzijde van het kerkkoor gebouwd. In 1894 wordt er een lange ringwal rond de weide in de Colenstraat opgeworpen.

In 1944 valt een V-bom in de onmiddellijke omgeving, die zware schade aan de gebouwen toebrengt. De gebouwen worden gerestaureerd. De noordoostelijke vleugel van het neerhof verdwijnt en wordt vervangen door de huidige, lage dienstgebouwen. Verder gebeuren er vooral aanpassingen binnen in de gebouwen. Het pensionaat werd in 1855 afgeschaft, maar er werd nog lang daarna lesgegeven. Het klooster promoveerde in 1990 tot abdij. In 2020 verlieten de laatste zusters het klooster en werden de gebouwen en gronden verkocht.

Figuur 15 het klooster in de tweede helft van de 18de eeuw

30

HISTORISCHE NOTA

Figuur 16 Bouwfases klooster (Team van Meer)

31

BEHEERPLAN OMGEVING KLOOSTER VAN COLEN 2.2.2 EVOLUTIE VAN HET LANDSCHAP IN DE OMGEVING VAN HET KLOOSTER

SINDS DE 18E EEUW

De Villaretkaart geeft een mooi beeld op het landschap rond het klooster van Colen omstreeks 1740. Het klooster met de westelijk gelegen ommuurde moestuin was in het noorden, oosten en zuiden omgeven door omhaagde boomgaarden. De oostelijke boomgaard helde af tot tegen een snoer van vijvers die door de Beek gevoed werden. De laagstgelegen gronden tegen de meanderende Kleine Herk en de Beek, en de steile noordoostelijke flank van de Beek waren in gebruik als grasland. De graslanden op de flanken waren omzoomd met hagen en op verschillende plaatsen beplant met fruitbomen. Langsheen de Kleine Herk en de Beek zijn ook bomenrijen ingetekend. In de flank tegen de huidige Rullecovenstraat zien we 3 beekjes ontspringen met poelen die ter hoogte van het huidige tracé van het fruitspoor bij elkaar vloeiden om de Beek te vormen.

Tussen de boomgaarden bij het klooster en de 2 valleigebieden die het studie gebied afboorden, zien we op de hoger gelegen gronden een uitgestrekt akkergebied. Sommige akkers waren eveneens afgeboord met hagen.

Een voetweg liep vanaf het dorp Kerniel de valleiflank af, tussen de vijvers door en verder zuidwestwaarts omhoog richting het klooster. Er liep een weg tussen Rullecoven en Habrouck die omheen het kloosterdomein slingerde (huidige Colenstraat). In een bocht van deze weg vertrok ook een pad in westelijke richting naar de vallei van de Kleine Herk en het uitgestrekte boomgaardengebied ten noorden van de stadskern van Borgloon. Halverwege het klooster en de brede vallei van de Kleine Herk bevond zich langs dit pad een bosgebiedje. De Ferrariskaart toont een gelijkaardig beeld.

Zo’n 100 jaar later zien we de vijvers nog op de atlas der buurtwegen ingetekend (1840).

Enkele jaren later verdwijnen ze uit beeld. We zien in de 2e helft van de 19e eeuw verder een toename van het boomgaardenareaal, vooral in het centrale akkergebied langs de Colenstraat en op de oostelijke hellingen langs de Beek. Ook rond de Kleine Herk nemen de boomgaarden toe. De boomgaard ten westen van het klooster blijkt omwald te zijn. Het wegenpatroon en de waterlopen zijn in deze periode nagenoeg onveranderd gebleven.

Figuur 17 Villaretkaart 1740

Figuur 18 Atlas der Buurtwegen 1840

32

HISTORISCHE NOTA

In document OMGEVING KLOOSTER VAN KOLEN (pagina 28-32)